TU/e-hoogleraar prof.dr.ir. Richard van de Sanden, die bij Technische Natuurkunde werkt aan silicium zonnecellen, is niet onder de indruk van het nieuws. “We zullen er helemaal niets van merken, want Shell doet al vijf of zes jaar niets meer aan zonnecellen.”
Toch was Shell in 2004 nog betrokken bij de start van het Joint Solar Programme, een publiek privaat project rondom zonne-energie, dat vorig jaar een doorstart maakte zonder Shell. Van de Sanden neemt die betrokkenheid van Shell niet echt serieus. “Daar was mijn groep ook niet bij betrokken”, zegt hij. “Dat programma draaide om onderzoek dat naar mijn smaak te exotisch en niet echt realistisch was.” Hij vindt het wel een gemiste kans voor Shell. Volgens hem zou Shell bij uitstek geschikt zijn om een leidende rol te spelen in de ontwikkeling van zonnecellen. “Maar dat geldt niet alleen voor Shell, ook bijvoorbeeld Corus heeft een steek laten vallen. Het maken van staal lijkt erg op de productie van silicium.” Van de Sanden maakt zich geen zorgen: “De ontwikkeling van zonnecellen wordt vooral gedragen door de kleinere leveranciers van hightech producten in deze regio. We hebben Shell echt niet nodig.”
Ook TU/e-hoogleraar prof.dr. René Janssen, die met zijn groep onderzoek doet aan plastic zonnecellen, reageert gelaten. “Ze hebben blijkbaar de keuze gemaakt voor moleculaire brandstoffen. Dat is een besluit dat ik kan respecteren. Bedrijven zijn in deze tijd op zoek naar hun kernactiviteiten en voor Shell valt zonne-energie daar niet onder. Shell heeft ons onderzoek in het verleden gesteund via het DPI en was zelfs initiator van het Joint Solar Programme. Ik heb die samenwerking met Shell altijd zeer gewaardeerd. We kregen veel vrijheid.”
Ook hij voorziet op korte termijn geen grote problemen voor zijn groep als gevolg van het besluit van Shell. “Het kan zijn dat er op termijn wel minder geld vrijkomt voor onderzoek naar zonnecellen. Dat zou jammer zijn, want ik geloof nog altijd dat zonne- en windenergie kunnen bijdragen aan de toekomst.”/. |