/Voorpagina
/Mensen
/Nieuws
/Opinie
/Cultuur
/Studentenleven
/Achtergrond
/English page
/Onderzoek
/Reportage
/Bestuur
/Ruis
/Harmpje
/Colofon
/Faculteits Berichten
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/TUE
/Zoeken:
/ Cursor nummer 3 nummer 7

jaargang 42, 8juni 2000


Achtergrond

Untitled Document Veel uittreders kunnen flinke

problemen veroorzaken op de TUE

Binnen vijf jaar zal op de TUE 18,1 procent van het wetenschappelijk personeel en 39,9 procent van het onderwijs begeleidend personeel de universiteit verlaten in verband met hun leeftijd. Dit brengt problemen met zich mee. Nieuw personeel van het juiste niveau is moeilijk te vinden, als het er al is. Bovendien komt een groep oudere werknemers in aanmerking voor een soepele afvloeiingsregeling bij de AVA-operatie. Cursor sprak hierover met prof.ir. Jouke Post (Bouwkunde), ir. Peter Brinkgreve (GTD) en prof. dr. ir. Gerd Brussaard (Elektrotechniek).

Een van de redenen voor de vergrijzing is dat de TUE eind jaren ‘50 is opgericht. Het destijds aangenomen personeel is van één leeftijdscategorie en altijd in dienst gebleven van de TUE. Waarschijnlijk speelt de sociale en rechtszekerheid van het ambtenaarschap hierbij een grote rol. Die ‘beginnersgroep’ gaat richting pensioengerechtigde leeftijd.

De versnelde afbouw van het TUE-personeel leidt tot een aantal specifieke problemen, zoals de zorg voor opvolgers. Het gevaar bestaat dat opnieuw een groep medewerkers uit dezelfde leeftijdscategorie aantreedt, waardoor over een aantal jaar dezelfde problemen ontstaan. Goede technici vinden is een probleem, omdat technische studies al jaren minder populair zijn bij de jeugd. Bovendien betaalt het bedrijfsleven goede technici beduidend beter. Mede door het grote aanbod hebben technici tegenwoordig een ruime keuze uit goede banen.

Er moet ook aandacht zijn voor de verschillende soorten ondersteuning. Er is op de TUE een verschuiving te zien van experimenten naar simulaties. Dat betekent dat er een ander profiel van de technische ondersteuning nodig is. Maar die verschuiving kan niet eindeloos doorgaan. Veel jonge technici hebben te weinig praktijkervaring en hebben het vak alleen of vooral met de computer geleerd. Bij Elektrotechniek, de GTD en Werktuigbouwkunde dreigt er een onbalans te ontstaan tussen de echte praktijkmensen en de computer-opgeleide specialisten.

Brinkgreve: Nederland is niet trots op zijn vakmanschap

“Voor vakmanschap is maatschappelijk gezien weinig draagvlak, omdat men liever een managementfunctie ambieert. Nederland is niet trots op zijn vakmanschap, waardoor technische ondersteuning op hoog niveau steeds moeilijker wordt.” Ir. Peter Brinkgreve, hoofd Techniek en Innovatie van de Gemeenschappelijk Technische Dienst, is niet blij met het verlies van veel toptechnici en de problemen die dat met zich meebrengt. Nog minder blij is hij met de waardering voor techniek in het algemeen, waardoor hij minder keuze heeft uit technisch talent. Bij de GTD vertrekken binnen vijf jaar tijd zo’n dertig medewerkers. Daaronder zijn twee hoofden van mechanische werkplaatsen. Brinkgreve heeft nog geen goede vervangers kunnen vinden.

Specialismen

De GTD ontwikkelt en vervaardigt experimentele instrumenten. Wat niet te koop is, maakt de GTD. Voor onderzoek op de TUE ontwikkelt, ontwerpt en bouwt de GTD speciale, unieke apparaten op een integrale en multidisciplinaire manier. Daarvoor beschikt de GTD over een aantal gespecialiseerde werkplaatsen: warm en koud glas, mechanische werkplaatsen (precisie instrumentmakerij, algemene apparatenbouw), dunne film en optica, elektronica en besturingstechniek. Die specialismen zijn niet bij elk project nodig, maar moeten er wel zijn. De GTD krijgt elk jaar tussen de drie- en vierduizend opdrachten, zoals het maken van een ontwerp, het vervaardigen van onderdelen, de controle, het testen en de afwerking.

Door het inkrimpen van het personeelsbestand door de jaren heen, zijn de meeste specialismen minimaal bezet. Daardoor verdwijnt met elk personeelslid ook veel specifieke ervaring, terwijl die ervaring onontbeerlijk is voor de diensten die de GTD verleent en voor de multidisciplinaire manier van werken. En technisch personeel is schaars, omdat ook het bedrijfsleven erom zit te springen. Brinkgreve geeft een voorbeeld. “De Leidse Instrumentmakersschool (LIS) is dé opleiding voor dat vak. Bij de GTD bestaat er onvrede over het opleidingsprogramma en de exameneisen van de LIS, die volgens ons fors omlaag zijn gegaan. De LIS had in 1999 maar zeventien eindexamenkandidaten, waarvan er tien geslaagd zijn. Lettend op de examenresultaten komt geen van die tien in aanmerking voor een ontwikkelfunctie binnen de GTD. Enkelen hiervan kunnen op den duur mogelijk in de basis participeren, maar ook niet meer dan dat.”

Een vergelijkbare situatie geldt voor de MTS’sen in de regio Eindhoven, en in het bijzonder voor de afdelingen Fijn mechanische Techniek en Werktuigbouw. De lichting 1999 bood geen geschikte kandidaten voor de GTD, een conclusie die niet alleen Brinkgreve trekt, maar ook de betrokken praktijkdocenten.

Brinkgreve: “Ik zou voor de GTD graag een gevarieerde leeftijdsopbouw hebben in verband met een goede continuïteit. Eén van de kenmerken van ons personeel is niet alleen hun specialistische, vaktechnische bekwaamheid, maar ook hun multidisciplinaire inzicht en de vaardigheid om te communiceren met wetenschappers op de TUE. Het communiceren op niveau en de integrale aanpak van problemen (elektrotechnisch, mechanisch, fysisch) moeten technici hier in de werkplaats leren. Voor instrumentmakers geldt bijvoorbeeld dat ze pas tien tot twaalf jaar na het behalen van hun diploma ‘volwas’ zijn. Met een gevarieerde leeftijdsopbouw is de continuïteit te waarborgen, maar nu lukt dat niet. “

Praktijkervaring

Dan is er nog het verschil tussen praktisch opgeleid personeel en mensen die het vak vooral achter de computer uitoefenen. Brinkgreve: “Een werkplaatsleider moet weten wat maakbaar is. Hoe garandeer je de continuïteit van de werkplaats als de nieuwe leiders dat niet weten? Het verschil tussen de echte vakman en iemand die het vak achter de pc geleerd heeft, wordt te groot. Ook voor jonge ingenieurs geldt dat ze te weinig praktijkervaring hebben, terwijl in de oude opleiding ook een stevige praktische component was opgenomen. Nu levert de studie meer een theoretische dan een praktijkgerichte ingenieur af. Er moet balans blijven tussen theorie en praktijk, dat is een basisvoorwaarde wil de industrie, de uitvoerende praktijk, echt iets aan afgestudeerde ingenieurs hebben.”

Bovendien ligt er een ander gevaar op de loer: het overstappen van personeel van de GTD naar de faculteiten. Brinkgreve: “Er is bijna geen technicus op de TUE die het vak niet bij ons geleerd heeft. Maar als een faculteit meer (carrière)perspectief biedt, ben ik een technicus kwijt. Binnen vijf jaar verlaten zeventig technici de TUE, daar zitten dertig GTD’ers bij. Ik krijg er dan wel acht formatieplaatsen bij, maar dat weegt niet tegen elkaar op.”

Daarom heeft Brinkgreve voorgesteld om zelf personeel op te gaan leiden. Die voorgestelde opleidingsplaatsen, bij de GTD en in de werkplaatsen van de faculteiten, krijgen speciaal gekozen opleidingsdoelen met specifieke eisen voor de TUE. Niet alleen met publiciteit en marketing moeten de opleidingsplaatsen goed onder de aandacht van jongeren worden gebracht. Ook langlopende arbeidscontracten, een goede financiële beloning en een carrièreperspectief moeten de jongeren een flinke stimulans bieden.

Post: Bouwkunde zag de vergrijzing al aankomen

“Studenten hoor ik regelmatig dingen zeggen als: ‘oudere medewerkers zijn wat zeurderig, jongeren zijn veel positiever’. Van belang is natuurlijk dat ze de oudere generatie hun kennis doorgeven, maar ik moet erbij zeggen dat daar veel verouderde kennis bij zit. Het belangrijkste vind ik echter de geest van de mensen, die moet flexibel zijn. Sommigen wisten twintig jaar geleden al hoe de wereld in elkaar zit en daar is intussen niets in veranderd. Dat is jammer, blijkbaar is er hier niet voldoende tegenwicht geboden. Het ligt iets genuanceerder dan ik het nu zeg, maar in grote lijnen komt het hier wel op neer”, vertelt prof.ir. Jouke Post, voorzitter van de capaciteitsgroep BouwTechnisch Ontwerpen (BTO) bij de faculteit Bouwkunde. Ongeveer een jaar geleden werd hij benoemd, nadat de functie enige jaren niet vervuld was.

Doorstroming

Post noemt de situatie ten aanzien van de vergrijzing niet dramatisch, zelfs al is de toestroom eerstejaars groot. “Dat kunnen we opvangen met zogenoemde invliegers. Ook dat is vaak jong bloed en daarvan blijven er wel een aantal hier werken. Ook van de andere capaciteitsgroepen heb ik geen noodkreten gehoord.”

Dat mensen blijven hangen is niet erg, vindt Post, en zeker de eerste twintig jaar was er geen aanleiding om bij Bouwkunde weg te gaan. “Daarna zijn er wel wat crisissen geweest, dus wie hier zit, zit hier bewust. Nadeel is natuurlijk wel dat deze mensen de doorstroming tegenhouden. Datzelfde merk ik overigens ook bij mijn eigen bureau.”

Een jaar geleden begon Post bij BTO, onder andere om het vakgebied stevig neer te zetten. Intussen heeft hij drie jonge mensen binnengehaald. “Die geven een nieuwe impuls, zodat we weer wat vaart in de opleiding krijgen.” De drie nieuwkomers werden gefinancierd met de zogenoemde dakpanconstructie, een systeem dat een aantal jaren geleden door de faculteit is opgezet. Bij Bouwkunde zagen ze de vergrijzing al aankomen. Er is extra geld uitgetrokken om drie mensen aan te trekken, vooruitlopend op het vertrek van de ouderen. Post: “De regeling is niet rechtlijnig, niet één op één, want het liefste neem ik mensen aan voor 0,6 fte zodat ze ook in de praktijk werkzaam blijven. Tegelijk zie je dat mensen die vervangen worden het minder druk krijgen en zeggen ‘nu vind ik het werk weer hartstikke leuk, ik hoef niet meer zo nodig weg’. Door deze constructie is er nu tijdelijk een overcapaciteit.”

Fris

Nu wordt er vaak gezegd dat het moeilijk is om bouwkundigen en architecten te interesseren voor een baan aan de universiteit, omdat ze een eigen bureau hebben. Professor Post legt uit:

“Het ligt deels bij het belang van het bureau, dat gaat dan voor. Een volledige aanpassing daar waar je twee banen goed kunt combineren, zit er vaak niet in. Ter- wijl ik de combinatie juist goed vind. Ik heb zelf altijd een hang gehad naar de combinatie van praktijk en productontwikkeling, lesgeven of het doen van onderzoek. Dat mensen moeilijk naar de TUE te krijgen zijn, heeft ook te maken met de uitstraling. Al helpt het huidige CvB wel om de universiteit een eigen gezicht te geven. Bouwkunde heeft lang in het verdomhoekje gezeten en de TUE heeft lang een provinciaal imago gehad. Daarom is het ook goed om mensen van elders, zoals Rotterdam, Amsterdam en Delft hierheen te halen. Die staan nog lekker fris tegenover de faculteit en hebben geen last van de geschiedenis en problemen. Extra financiële regelingen zijn mijns inziens niet echt doorslaggevend, dat blijft hangen in de marge. De TUE blijft toch beetje een geïsoleerde plaats, de verbindingen in de randstad zijn nu eenmaal veel korter, de lijnen lopen daar wat sneller.”

Brussaard: Je zult moeten zorgen voor een andere beeldvorming van de TUE

“Voor het wetenschappelijke personeel valt de situatie nog mee. Die mensen zijn ook moeilijk te krijgen, maar hun kun je nog de academische vrijheid, het doen van onderzoek en het geven van onderwijs in het vooruitzicht stellen. En er blijven op de TUE wel mensen werken na hun promotie. Bij de faculteit Elektrotechniek is er binnen de technische begeleiding behoorlijk sprake van vergrijzing, ook in mijn groep. Van de zes mensen zijn er nog drie over. Binnen vijf jaar is er nog één medewerker, want twee van die resterende drie lopen tegen de zestig. Dat gaat serieus problemen geven.” Prof.dr.ir. Gerd Brussaard (leerstoel Radiocommunicatie) maakt zich oprecht zorgen; en niet alleen over zijn groep, die zich vooral bezighoudt met onderzoek op het gebied van mobiele (radio) communicatiesystemen.

Er is namelijk een vacaturestop van kracht voor het aantrekken van externe medewerkers. “Als de nood echt aan de man komt, zullen we daar wel van mogen afwijken”, verwacht Brussaard. Hij vervolgt: “Bezuinigen is prima, maar daardoor moet je niet de verkeerde kant opgaan. Dat is wel het geval als het experimentele werk steeds beperkter wordt. Het is immers heel moeilijk om aan technisch personeel te komen. Wij kunnen vooral elektrotechnici en mensen voor de ITC moeilijk krijgen. HTS-studenten worden al voor hun afstuderen benaderd door het bedrijfsleven en daar gaan ze bijna allemaal naar toe, naar de mooie banen en salarissen. Met de aantrekkelijkheid van de wetenschap kun je bijna niet aankomen. Je zult toch moeten zorgen voor een andere beeldvorming van de TUE: het ondersteunen van wetenschappelijk onderzoek, afwisselend werk met jonge mensen.”

Wetenschappelijk personeel is om dezelfde reden moeilijk te krijgen. Ook hen biedt de industrie geweldige banen. Voor promovendi geldt hetzelfde. Alleen de echt gemotiveerden promoveren nog. Nederlandse promovendi vinden is helemaal lastig. Vorig jaar had Brussaard er zelf één, betaald door Lucent Technologies waar hij ook onderzoek doet.

Experimenteren

Het tekort aan technisch personeel wordt echt dringend binnen enkele jaren. “Als we geen vervangers kunnen krijgen, moeten we maar ondersteuning inhuren. Het netwerk beheren kunnen mensen van buitenaf ook doen. Maar de werkzaamheden en de begeleiding in de laboratoria komen wel flink onder druk te staan. In mijn eigen groep bouwden we vroeger zelf de apparatuur, maar dat is niet meer te doen en de vergrijzing versterkt deze trend alleen maar. Dat is nog niet rampzalig, maar het stuurt je onderzoek wel mede een bepaalde kant op. Ook wordt het moeilijker om studenten (meer) experimenten te laten doen. Studenten die interesse hebben in praktische zaken, hardware of praktische problemen kun je minder bedienen. Als studenten minder kans krijgen om te experimenteren is dat uiteindelijk niet alleen slecht voor hen, maar ook voor de TUE en Nederland want ze krijgen minder ondergrond en achtergrondkennis. Er is een verschuiving te zien naar simulatie”, vertelt Brussaard.

In de toekomst wordt het probleem nog groter, want Elektrotechniek begint in 2001 met de invoering van PGO. In die vorm van onderwijs worden veel projecten gedaan, waarbij nu al duidelijk wordt dat er veel meer ondersteuning nodig is. En die is er niet. Brussaard: “Er zal een actief wervingsbeleid nodig zijn om de benodigde technische ondersteuning aan te trekken. Met PGO komen we echt mensen te kort. Nu al doen in mijn groep drie mensen het werk van vijf. Als we met PGO beginnen zijn er twee extra mensen weg. En dat kan niet, want met PGO zijn er twee keer zoveel technici nodig als nu.”

Er is bij Elektrotechniek nog geen echt beleid ten aanzien van de vergrijzingsproblematiek, wel ten aanzien van de invoering van PGO. Voor de opvolging van de wetenschappelijke staf wordt gebruik gemaakt van de dakpanconstructie en dat werkt goed. Brussaard: “Vroeger zochten we een paar maanden voor iemands vertrek een vervanger. Het duurde gemiddeld anderhalf jaar voor je een opvolger gevonden had, nu zijn we er op tijd bij. Misschien is dit idee ook te gebruiken voor OBP’ers.”/.














Website Cursor