/Voorpagina
/Mensen
/Nieuws
/Opinie
/Cultuur
/Studentenleven
/Achtergrond
/English page
/Onderzoek
/Reportage
/Bestuur
/Ruis
/Harmpje
/Colofon
/Faculteits Berichten
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/TUE
/Zoeken:
/ Cursor nummer 3 nummer 7

jaargang 42, 8juni 2000


Opinie

Untitled Document Is het reglement computergebruik

te streng?

Het College van Bestuur heeft onlangs een reglement goedgekeurd om computermisbruik aan te kunnen pakken. Het reglement viel vooral bij studenten niet in goede aarde. Het reglement zou te streng zijn. Ook in de universiteitsraad werden vragen gesteld. Is het reglement computergebruik te streng?

Aafke Heringa

student Bouwkunde

Ik vind de regeling zoals die op papier staat redelijk streng. Ik heb wel begrepen dat een en ander in de praktijk wel meevalt. Het gaat er toch vooral om overlast terug te dringen. Het is, zo heb ik begrepen, niet zo dat je al in paniek moet raken als je een emailtje van je moeder krijgt. Overigens vind ik het wel goed dat er enige regels gesteld worden. Spammail is bijvoorbeeld niet leuk om te krijgen. En ik zit eigenlijk nooit in het Auditorium, maar ik kan me voorstellen dat mensen last hebben van de ‘muurbloempjes’ daar die spelletjes op hun notebook doen.

Fons van Roij

student Wiskunde en lid PF

De PF-leden hebben na de publicatie van de regeling her en der bezorgde en gekscherende opmerkingen gehoord. Studenten krijgen eerst bijna verplicht een notebook en vervolgens blijk je er bijna niets mee te mogen doen. Een mailtje naar je oma is al bijna te veel, een screensaver is een milde vorm van misbruik. Het reglement is mijns inziens star, er is niets dat haakt naar redelijkheid of billijkheid. Je kunt in zo’n reglement best een beroep doen op het fatsoen van je medeburger. We zitten per slot van rekening aan een universiteit. Dit reglement geeft aan dat het bestuur weinig vertrouwen lijkt te hebben in de studenten van de TUE.

Storend is dat de TUE zelf in het geheel geen eigen verantwoordelijkheid op zich neemt. Je kunt wel regels opnemen over het misbruik van een account, maar je mag best verwachten dat de TUE zelf ook enige garantie afgeeft dat een student een redelijk veilige account krijgt.

Als je de regeling met enige achterdocht leest, kun je concluderen dat als iemand een aanklacht indient, de aangeklaagde bij voorbaat al opgezadeld wordt met de eventuele vergoeding van de kosten.

Ik ben nu bezig, in goed overleg met STU, om een regeling te ontwerpen die in ieder geval wat meer verantwoordelijkheden voor de TUE definieert.

Ir. Jan Cuijpers

beleidsmedewerker ICT

Ik heb nog geen tijd gehad om naar de huidige regeling te kijken, dus ik heb er geen inhoudelijk oordeel over. Wel vind ik het goed dat er een regeling is. Ik heb zelf ooit meegewerkt aan een soortgelijke regeling, maar dat is al lang geleden.

Peter Kerkhofs

beheerder Exchange-server

We hebben in het verleden nogal wat problemen gehad met spammail. Mensen die een email-adres op de Exchange-server hadden, kregen ongevraagd allerlei soorten mail. In een van de eerste werden katten te koop aangeboden, kan ik me nog herinneren. Ik ben wel blij met het bestaan van een regeling. Nu kan ik in ieder geval dit soort misbruik aangeven. Dat is denk ik toch wel een stok achter de deur voor mailers om wat voorzichtiger te zijn.

Kees Cools

medewerker Notebook Service Centrum

Ik vind dat een reglement nooit streng genoeg kan zijn. Een reglement dat dingen openlaat, geeft onduidelijkheden. Met een streng reglement weet je in ieder geval waar je aan toe bent. Ik denk dat er weinig studenten zijn die daar een probleem mee zullen hebben. En gezien vanaf het standpunt van de TUE denk ik dat je niet zonder kan. Het downloaden van een MP3-bestand bijvoorbeeld hoeft weliswaar niet strafbaar te zijn, maar je kunt er op een gegeven moment toch problemen mee krijgen. Dan is het goed dat je op zo’n moment een reglement hebt, waarin duidelijk staat dat dat niet mag.

Untitled Document Publiekrecht en privaatrecht

De brief over de overgang van publiek- naar privaatrecht, die alle TUE-medewerkers onlangs van het College van Bestuur hebben ontvangen, eindigt met “Wij menen [...] meer duidelijkheid [...] te hebben gegeven.” Inderdaad, aan duidelijkheid laat deze brief niets te wensen over, mits men hem maar goed leest:

—Aan de pensioenregeling zal niets veranderen. Dat is klare taal, en dat zal voor velen een geruststelling zijn.

—Men is niet van plan “de regels rond aanstelling en ontslag drastisch te verslechteren”. Aha! Dus de regels worden wel verslechterd, alleen niet drastisch; hoe dan: elk jaar een beetje?

—Uitvoerig wordt uitgelegd waarom de noodzaak voor het publiekrecht voor ons is verdwenen. Dat kan zijn, maar dat op zichzelf is nog geen reden er iets aan te veranderen; wel een reden kan zijn dat het nu beter kan.

—Belangrijker is dat deze uitvoerige maar niet relevante uitleg doet vermoeden dat het de werkgever aan werkelijke argumenten ontbreekt.

—De vakbonden hebben onlangs naar voren gebracht dat wat de werkgever wil ook binnen het publiekrecht mogelijk is. Hierop wordt in de brief niet ingegaan: een gemiste kans, of hebben de bonden gelijk?

—Dat de bijzondere status van wetenschappelijk personeel, hun vrijheid en hun plicht, in het publiekrecht wellicht beter worden beschermd wordt evenmin besproken (ook niet, helaas, door de vakbonden).

—”Gelijkwaardigheid van werknemer en werkgever”, collectief al dubieus, is individueel een farce: de werkgever is (per definitie) de baas; juist daarom is een goede regeling zo belangrijk. “In het publiekrecht worden[...] bij wet geregeld”, staat er, maar wat is daar dan mis mee?

De overgang van publiek- naar privaatrecht is geen formaliteit maar brengt echte veranderingen teweeg, die voor de werkgever voordelig zijn: daarom, immers, wil de werkgever het zo graag. Dat mag, maar waarom wordt de strijd niet met open vizier gestreden? Waarom zegt de werkgever niet concreet wat hij dan ANDERS wil (in plaats van te benadrukken wat er NIET verandert)? Wat is daar zo moeilijk aan? Ik moet bekennen dat de discussie over dit onderwerp mij tot op heden tamelijk onverschillig liet, vooral uit goed vertrouwen —men zal dat wel goed regelen—, en een beetje uit gemakzucht —het zal mijn tijd wel duren—. Maar nu de werkgever probeert zijn beweegredenen te verdoezelen (en daarmee laat kennen in zijn personeel geen vertrouwen te hebben), vertrouw ik het ook niet meer. Kortom, juist door zijn onduidelijkheid spreekt de brief hele duidelijke taal.

Rob R. Hoogerwoord, Universitair Docent, Wiskunde en Informatica.

Publish or perish ……

Deze beroemde uitspraak van Da Solla Price is al jarenlang het credo van wetenschappers: als je niets van je laat horen is het snel met je gedaan in deze tijden van onderzoekvisitaties, externe fondsverwerving, output-gerichte financiering en publicaties tellende bestuurders en beleidmakers. Terecht, als het middel met verstand wordt toegepast: publicaties zijn inderdaad een maat voor het goed functioneren van een groep van wetenschappers in academische kringen, maar wel in samenhang bekeken met andere indicatoren.

Een veel verguisd maar uitermate zinvol instituut bij wetenschappelijke publicaties is het systeem van `referees’, goed aangeschreven en ervaren vakgenoten die (al dan niet) anoniem een aangeboden publicatie op zijn merites beoordelen en van kanttekeningen voorzien. Hun oordeel is in belangrijke mate bepalend voor de afloop van het avontuur bij het tijdschrift: van direkte publicatie, een beperkte aanpassing of een majeure verandering van tekst en inhoud, met het afwijzen als laatste mogelijkheid. Deze gang van zaken garandeert dat de kwaliteit van het gepubliceerde materiaal van hoog niveau blijft, een afgewezen publicatie dient als een gestrand schip dat de rondvarende auteurs duidelijk maakt wat er wordt verwacht. Iedere vakgenoot kent de normen die een tijdschrift aanlegt: de strengheid van het proces bepaalt de pikorde van de tijdschriften in een vakgebied.

Kennelijk geldt dit niet voor bestuurders en de nota’s die zij aanleveren. In ieder geval niet voor het College van Bestuur van de TU Eindhoven, als wij kijken naar het niveau van de huidige versie van het reorganisatieplan inzake de AVA-operatie. Deze publicatie is van het soort dat na een snelle blik van een `referee’ wordt terugestuurd naar de bureauredacteur van het tijdschrift, met de boodschap van een `majeure herziening van tekst, argumentatie en inhoud’. Op maandag 22 mei jl. heeft de Universiteitsraad de rol van referee op zich genomen. De feilen van het plan zijn onverbloemd aan het CvB getoond, met het dringende advies om op korte termijn het huiswerk af te maken. Alleen als er een voldoende onderbouwd reorganisatieplan ter tafel ligt, is de raad bereid om haar instemming te verlenen. De tijd dringt als er voor de vakantie nog een instemming op hoofdlijnen moet worden verkregen: een essentiële voorwaarde om de stemming van het personeel in de diensten niet helemaal te bederven.

Het verschil van bestuurders met het wetenschappelijke personeel in een faculteit is dat laatsten zelf hun publicaties schrijven. Bij een bestuur wordt dit gedaan door een ondersteunende stafgroep. Maar net zoals een decaan van een faculteit verantwoordelijk is voor de selectie en aanname van de hoogleraren en het wetenschappelijke personeel, op dezelfde wijze is het College van Bestuur verantwoordelijk voor het aannemen van een staf op niveau, een staf met verstand, een staf die een noodzakelijk plan op een heldere en zorgvuldige manier weet te formuleren.

Eigenlijk zijn de verschillen niet zo groot: zoals een decaan erop wordt afgerekend als zijn faculteit slecht presteert, wordt ook het College afgerekend op haar onvermogen om een plan helder te formuleren, te voorzien van alle randvoorwaarden en voldoende onderbouwing. Ook in het MUB’se tijdperk heeft de U-raad gelukkig voldoende `tanden’ om af te dwingen dat slecht geformuleerde plannen worden bijgesteld.

Een laatste opmerking betreft het blad Cursor van de TU Eindhoven: zij zat erbij en keek ernaar op maandag 22 mei, maar heeft niet begrepen wat er zich afspeelde! Geen woord over de kritische opmerkingen over het reorganisatieplan, geen woord over de weigering om instemming te verlenen aan de hoofdlijnen van het reorganisatieplan: het nummer van 25 mei jl. leek meer op een PR-folder van de universiteit. Waar was dat onafhankelijke blad dat objectief en kritisch rapporteert over het wel en wee van de universiteit? Is dat toch verdwenen in deze sterk centraal aangestuurde universiteit? Is dit het begin van het einde?

Prof.dr. H.C.W. Beijerinck, lid U-raad

Untitled Document Cursief

De ambtelijke jas zit nog lekker, zo lijkt de gemiddelde universitaire werknemer te denken als het om zijn arbeidsstatus gaat. Van oudsher zijn universitaire werknemers ambtenaren, met uitzondering van de drie bijzondere universiteiten. Dat is niet meer van deze tijd, vindt de VSNU, de werkgeversorganisatie. Je bent, zo luidt de redenering, alleen maar ambtenaar omdat je baas, de minister, zoveel macht over je heeft. Hij kan immers als het moet zijn zin krijgen door de wet te veranderen. Daarom heeft een ambtenaar extra bescherming door de publiekrechtelijke status.

De bonden hebben afgelopen maandag aangegeven dat hun leden, ook al is hun baas niet langer de minister, toch prijs blijven stellen op het ambtenaarschap. Het mag dan een wat stoffig imago hebben, veilig is het wel. Een ambtenaar kan namelijk voor alles en nog wat bij de rechter terecht om zijn gelijk te krijgen. Direct gevolg van het standpunt van de bonden is dat het CAO-overleg op dit moment muurvast zit.

Nu moet gezegd dat de VSNU tot nu toe niet veel argumenten van stal haalt om de werknemers bij de universiteiten te overtuigen van de dwingende noodzaak om het ambtenaarschap vaarwel te zeggen. Nog dit weekeinde kregen alle universitaire werknemers een brief in de bus, waarin wordt uitgelegd waarom de overgang naar het privaatrechtelijk stelsel zo belangrijk is. Op zichzelf is de brief wel nuttig; de bonden zijn in het algemeen heel wat beter in het voorlichten van de universitaire werknemers dan de werkgevers. Er zijn inmiddels heel wat nieuwsbrieven verspreid onder de eigen leden en de rest van het personeel over de CAO-onderhandelingen door de bonden. Een wat pro-actiever beleid misstaat de VSNU dus niet. Jammer genoeg heeft de brief niet de concreetheid die werknemers van de bonden gewend zijn. Die weten al sinds jaar en dag dat de werknemers uiteindelijk maar in één ding geďnteresseerd zijn: wat levert mij dit op?

Wie de brief van de VSNU met zo’n blik leest, wordt niet veel wijzer. Het zal de werknemers een zorg zijn of de privaatrechtelijke status een ‘logisch sluitstuk’ is van de operatie decentralisatie. De maatvoering voor elke werknemer, van schoonmaker tot directeur, is, behalve het hebben van een leuke baan, uiteindelijk de dikte van de portemonnee. De bonden begrijpen dat, de VSNU kennelijk nog niet.

Fred Gaasendam














Website Cursor