/Voorpagina
/Mensen
/Nieuws
/Opinie
/Cultuur
/Studentenleven
/Reportage
/Bestuur
/Ruis
/Ranzigt
/Colofon
/Faculteits Berichten
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/TUE
/Zoeken:
/ Cursor nummer 0 nummer 3

jaargang 43, 21 september 2000


Bestuur

Naamloos document Henk de Wilt over universiteiten:

ìEerder gebrek aan ideeÎn dan aan geldî

Naamloos document Onderzoeksgeld/

Fred Gaasendam


Henk de Wilt. Foto: Bram Saeys

ìUniversiteiten moeten ophouden met praten over geld. We moeten praten over ideeÎn. Voor het verwezenlijken van goede ideeÎn is altijd geld te vinden. Dat is gewoon een kwestie van keuzes maken. Mijn stelling is dat er op dit moment eerder armoede is aan ideeÎn dan gebrek aan geld. Uitdagingen zijn er genoeg. Denk maar aan de ontwikkeling van een internationale of Europese onderwijsruimte, aan de vraag welke de dominante technologieÎn zullen zijn voor de komende decennia en in welke talenten we dus moeten investeren of aan de vraag hoe we bij jonge mensen passie voor technologie kunnen bevorderen.î

Aan het woord is dr.ir. Henk de Wilt, voorzitter van het College van Bestuur van de TU/e. Bij gelegenheid van de presentatie van de onderwijsbegroting voor 2001 sprak Cursor met hem over de financiering van het universitaire onderwijs. De Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU) reageerde deze week voorspelbaar op de begroting. Ze toonde zich blij met de mondjesmaat toegezegde extra middelen maar benadrukte dat de universiteiten vele miljoenen extra nodig hebben.

De Wilt kiest voor een andere benadering. ìUniversiteiten moeten niet om generieke verhogingen van hun budgetten vragen. Ik ben eerder voorstander van het omgekeerde. Van mij mag de overheid de algemene budgetten zelfs verlagen. Daar moet dan wel tegenover staan dat de overheid meer gericht geld beschikbaar stelt voor onderzoek, dat aansluit bij maatschappelijke vragen voor de langere termijn. Universiteiten zouden onderling moeten wedijveren bij het verwerven van dergelijke aan maatschappelijke vraagdomeinen gekoppelde onderzoeksgelden. Wetenschappelijke kwaliteitscriteria zouden er bovendien een belangrijke rol bij moeten spelen. Door een dergelijke overheveling van de eerste naar de tweede geldstroom stimuleert de overheid onderzoek dat tegelijkertijd kwalitatief hoogwaardig en maatschappelijk relevant is.î

Conservatisme

De Wilt bevindt zich met zijn stellingname in het gezelschap van prof.dr.ir. B.P.Th. Veltman, voorzitter van de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid. In een interview in het Financieele Dagblad van maandag jl. koos Veltman stelling tegen wat hij noemde ëongeclausuleerde verhoging van onderzoeksbudgettení. Volgens de AWT-voorzitter moeten de academische wereld en de vrije markt een dynamisch geheel gaan vormen en moet een eind worden gemaakt aan de enorme versnippering van de onderzoekswereld in ons land. Hij toonde zich voorstander van een kleiner aantal onderzoeksinstituten van een grotere omvang. Verder stelde hij dat het verkrijgen van onderzoekssubsidies geen jaarlijks automatisme zou moeten zijn, maar dat subsidies ñ bijvoorbeeld via aanbesteding van grootschalige onderzoeksprogrammaís ñ verdiend moeten worden door de instellingen. Ook hij pleitte daarmee voor een verschuiving van de eerste naar de tweede geldstroom. Langs die weg moet er geld beschikbaar komen voor vernieuwing van het onderzoek, aldus Veltman die in het interview met het Financieele Dablad en passant ter discussie stelde of de overheid door moet gaan met het financieren van die Grote Technologische Instituten (zogenaamde GTIís) die actief zijn op terreinen als kernenergie en luchtvaart waarop ons land geen rol meer speelt.

ìDe benadering van Veltman is mij uit het hart gegrepení, reageert TU/e-voorzitter Henk de Wilt, die zich daarmee overigens verwijdert van de meesten van zijn collegae in universitair Nederland. ëEr heerst veel conservatisme en er worden vaak schijntegenstellingen gecreÎerd. Zo wordt er beweerd dat een verschuiving van de eerste naar de tweede geldstroom een gevaar zou vormen voor het fundamentele onderzoek. Volgens mij stimuleer je er juist kwalitatief hoogwaardig onderzoek mee. Ook wordt er wel beweerd dat het bËta- en technologisch onderzoek bevoordeeld wordt boven alfa- en gamma-onderzoek als geldstromen meer bepaald gaan worden door kwaliteitscriteria en maatschappelijke relevantie. Ook dat is volgens mij een schijntegenstelling.î

Grote vraagstukken

Keert De Wilt zich daarmee tegen het pleidooi van mr. Yvonne C.M.T. van Rooy, voorzitter van het College van Bestuur van de Katholieke Universiteit Brabant, voor uitbreiding van de geldstromen voor het gamma-onderzoek in ons land? Van Rooy wees er in een rede bij de opening van het academisch jaar in Tilburg op dat driekwart van de universitaire onderzoeksmiddelen richting bËta en techniek gaat. ëIk onderschat het belang van technologisch onderzoek allerminst. Maar wel moet de vraag gesteld worden of de bescheiden positie van het gamma-onderzoek (met name economie en recht) nog wel terecht isí, aldus de Tilburgse collegevoorzitter. Volgens haar moet er meer geld naar het gamma-onderzoek omdat de studentenaantallen in de gamma-hoek sterk zijn toegenomen, omdat de dienstensector in toenemende mate van belang is voor onze economie (terwijl het belang van de industrie afneemt) en omdat er in de dienstensector een tekort is aan academici.

ìIk kan me in een aantal gedachten van mevrouw Van Rooy wel verplaatsen, maar ik vind toch dat zij een schijntegenstelling creÎert tussen bËta en gamma. Maatschappelijke innovaties worden in belangrijke mate bepaald door technologische veranderingen. Maar die staan nooit op zich zelf. Die vinden plaats in een interactie met economische, sociale, culturele en andere ontwikkelingen. Daarom is het belangrijk de kloof tussen bËta enerzijds en alfa en gamma anderzijds te overbruggen. De grote vraagstukken en uitdagingen van deze tijd kunnen niet vanuit ÈÈn discipline benaderd worden, vragen juist een multidisciplinaire benadering. Er liggen dan ook prachtige kansen voor Tilburg en Eindhoven om samen onderzoeksprogrammaís te ontwikkelen die kwalitatief hoogwaardig zijn en aansluiten bij de grote vraagstukken van de toekomst. Ik ben ervan overtuigd dat het geen probleem is de financiering van dergelijke programmaís te regelen. Dat is een kwestie van keuzes maken en prioriteiten stellen binnen de instellingen zelf en van adequaat benutten van de mogelijkheden van de tweede en derde geldstroom. Op terreinen als logistiek en e-commerce kunnen de KUB en de TU/e elkaar bijvoorbeeld prima versterken. Met een gezamenlijk onderzoeksprogramma e-commerce zijn we inmiddels

begonnen.î Verzuiling en versnippering

De Wilt is het niet eens met zijn Tilburgse collega als het erom gaat de onderzoekscomponent in de bekostiging van universiteiten afhankelijker te maken van studentenaantallen. ìHet is logischer de onderzoekscomponent in de bekostiging meer te laten bepalen door de maatschappelijke behoeften voor de langere termijn. Verder zullen er meer mechanismen moeten worden ontwikkeld om de studiekeuzes van scholieren beter aan te laten sluiten bij de maatschappelijke behoeftenî, aldus De Wilt. Daarnaast benadrukt hij dat de groei van de dienstensector in ons land voor een zeer belangrijk deel gebaseerd is op technologische innovatie. ëDe technologie-intensiteit van de dienstensector groeit exponentieel en veroorzaakt in belangrijke mate het enorme tekort op de arbeidsmarkt aan in de bËta- en technologiehoek opgeleide academici. Onze ingenieurs werken allang niet meer alleen in de industrie, maar vinden juist meer en meer emplooi in de dienstensector. Ze zijn daar samen met deskundigen in andere disciplines gezamenlijk verantwoordelijk voor menige innovatie. Tot slot stelt De Wilt dat de alfa- en gamma-sector de hand meer in eigen boezem moet steken. ìBinnen de bËta- en technologiesector is al veel langer een goede traditie van samenwerking en is actief gebruik gemaakt van de mogelijkheid het onderzoek onder te brengen in gezamenlijke onderzoekscholen. In de alfa- en gammasector is veel meer verzuiling en versnippering en laat krachtenbundeling in onderzoekscholen veel langer op zich wachten. Misschien is het ook daarom wel beter dat er vanuit de alfa- en gammasector samenwerking gezocht wordt met de bËta- en technologiesector. In Eindhoven staat de deur voor dat type samenwerking in ieder geval wijd open, kijk bijvoorbeeld maar naar de samenwerking tussen de TU/e en de Universiteit Maastricht bij onze faculteit Biomedische Technologie.î /.














Website Cursor