Eigenlijk op mijn sloffen doorliep ik midden jaren negentig de journalistiekopleiding. Amper stress of haast, een zesje of zeven als streven, een reservejaar stufi als vangnet en buitenschools alle ruimte voor bijbaan en ontspanning. De druk op de student van nu is aanzienlijk groter. ‘Betrokken, ‘bezield’ en ‘bedrijvig’ lijken misschien troef in het studentenbestaan, maar bij velen voeren ‘beschadigd’, ‘beslommerd’ en ‘beschaamd’ de stiekeme boventoon. Over de stille pijn van studenten: de middenpagina’s in deze Cursor.
Stille pijn
18 november 2010 -
Het onbezorgde toonbeeld van levenslust, sportiviteit en sociale bedrijvigheid: de student zoals veel mensen hem of haar zien. In werkelijkheid kampen studenten echter meer dan hun werkende leeftijdsgenoten met stress, somberheid en vermoeidheid. Aan de TU/e zoeken jaarlijks zo’n driehonderd studenten met psychologische problemen hulp bij de studentenadviseurs.
‘Studenten en stille pijn. Wel problemen, maar geen hulp zoeken’ is de titel van het boek dat Amsterdamse studentenartsen onlangs uitbrachten na hun onderzoek naar het welzijn van ruim drieduizend studenten. Een kwart van hen bleek ernstig vermoeid, een vijfde somber, het alcohol- en drugsgebruik onder deze groep is relatief hoog, ruim de helft van de studenten heeft studievertraging en daar bovenop: hulp zoeken ze nauwelijks.
Veel mensen bestempelen het studentenbestaan als de tijd van hun leven. Maar daarbinnen worstelt een grote groep met de vrijheid, met verwachtingen en het hooghouden van een positieve reputatie richting de omgeving. Dat ziet ook mr.drs. André Rozendaal, één van de tien studentenadviseurs van het Onderwijs en Studenten Service Centrum (STU) van de TU/e. Volgens hem kloppen jaarlijks zo’n duizend studenten bij hem en zijn collega’s aan voor hulp: voor praktische zaken als loopbaanadvies, studiebegeleiding of hulp bij het studeren met een functiebeperking bijvoorbeeld, maar ook voor steun bij problemen van meer persoonlijke en psychologische aard. De laatste categorie telt zo’n driehonderd studenten.
Tweede- en derdejaars studenten en afstudeerders, zowel in de bachelor als de master, voeren in het algemeen de boventoon. Rozendaal: “Tijdens je afstuderen valt de structuur van colleges en tentamens vaak weg; studenten zien zich nadrukkelijker dan ooit geconfronteerd met zichzelf en krijgen eerder last van concentratie- en motivatieproblemen”.
Hoewel het aantal TU/e-studenten dat hulp zoekt volgens Rozendaal de afgelopen jaren redelijk constant is, is de druk op studenten hoger dan ooit: “Vroeger kon je nog wel eens een jaar sukkelen, maar de prestatiedruk is inmiddels flink opgevoerd.” Daar komt bij dat studenten hoge eisen aan zichzelf stellen, constateert hij: “Ze koppelen wie ze zijn heel sterk aan wat ze doen en kunnen. Mensen hebben het idee dat ze boven het maaiveld moeten uitsteken om mee te kunnen komen. Buitenlandse studenten staan, door de verwachtingen van het thuis-front, vaak nog extra onder druk”.
Perfectionisme, onrealistisch negatieve gedachten, faalangst, motivatie- en eigenwaardeproblemen zijn volgens klinisch psycholoog Rozendaal de meest terugkerende thema’s. Daarnaast kunnen allerlei andere problemen spelen (zoals relatieperikelen, het overlijden van een dierbare of verslavingsproblemen) die de spreekwoordelijke emmer op een bepaald moment doen overlopen. “Het is een natuurlijke reflex van mensen om zichzelf flinker voor te doen dan ze zich eigenlijk voelen en problemen zelf te willen oplossen. Maar je leeft niet als individu, maar samen met anderen. En juist in die wisselwerking met de buitenwereld ontstaan veel van de problemen.”
Hij vervolgt: “Persoonlijke problemen horen bij het leven. Twintig tot dertig procent van alle volwassenen kampt op dit moment in meerdere of mindere mate met psychische klachten; het is dan ook niet vreemd om hulp te zoeken als je het alleen even niet meer redt”.
Rozendaal en zijn collega’s proberen hulpvragende studenten in gemiddeld vijf gesprekken weer op weg te helpen. “Ons doel is ervoor te zorgen dat studenten weer zelfstandig verder kunnen, hun studieritme weer oppakken en daarbij een realistischer beeld hebben van zichzelf, hun omgeving en ieders verwachtingen.” Bij serieuzere problemen, zoals ernstige depressiviteit, trauma’s, fobieën of eetstoornissen, verwijzen de studentenadviseurs naar professionals buiten de campus: “Het komt gelukkig zelden voor, maar voor een student die bijvoorbeeld suïcidale neigingen heeft, kunnen we hier geen verantwoordelijkheid nemen”.
Dat neemt niet weg dat de universiteit volgens hem wél een bepaalde verantwoordelijkheid draagt in het bijstaan van haar pupillen: “Als je van studenten een bepaald prestatieniveau en rendement verwacht, heb je ook de plicht ze te begeleiden in de persoonlijke sfeer, als dat nodig is”. Dat neemt niet weg dat iemands welzijn in de eerste plaats zijn of haar éigen verantwoordelijkheid is, vindt Rozendaal: “Iedereen zou zichzelf op gezette tijden de vraag moeten stellen: ‘Hoe gaat het met mij?’ - en niet pas als het tegenzit”.
“Eigenlijk ben ik altijd een beetje een stresskip geweest”
Ze heeft naar eigen zeggen geluk gehad dat ze, mede dankzij bijles van haar moeder, het vwo überhaupt gehaald heeft. De 24-jarige Eveline heeft een ernstige mate van dyslexie, wat betekent dat ze onder meer bepaalde klanken omdraait, veel woorden niet (her)kent en langzaam moet lezen om teksten echt te begrijpen. “In een wiskundige opgave zou ik zomaar een cruciaal woordje als ‘niet’ over het hoofd kunnen zien.”
Haar keuze voor Industrial Design aan de TU/e was niet alleen ingegeven door haar interesse in ontwerpen en techniek, maar kende ook een nadrukkelijke praktische afweging. Zo werkt de opleiding niet met colleges en tentamens, “dat is voor mij een voordeel. Vanwege mijn dyslexie worden in bepaalde gevallen bovendien uitzonderingen gemaakt en mag ik een geschreven verslag bijvoorbeeld mondeling toelichten”.
Eigenlijk liep haar studie op rolletjes - totdat zich tegen het einde van haar bachelor het eerste ‘dipje’ aandiende, zoals Eveline het noemt. Een negatieve beoordeling na een project van een half jaar leidde tot vertraging en bleek een klap in het gezicht. “Bij ID is het heel normaal om tot ’s avonds laat te werken; designer ben je niet van negen tot vijf. Ik werd helemaal opgeslokt door mijn studie, eiste veel te veel van mezelf. Ik ben thuis het vierde kind; mijn broers en zus haalden allemaal in één keer hun rijbewijs, zijn allemaal nominaal afgestudeerd… Dat alles gaf de nodige druk.”
Een aangepast programma met een half jaar extra tijd, opgesteld in overleg met een studentenadviseur van ID, gaf Eveline rust. Ze rondde haar bachelor af en ging door met de master. Maar ook daar strandde ze in het zicht van de haven, bezweken onder de extra druk van een vervroegde deadline. “Ik ging er vol tegenaan om die deadline tóch te halen, maakte lange dagen, kreeg last van mijn nek. Op een ochtend kon ik niet meer overeind komen omdat ik crepeerde van de pijn. In plaats van aan mijn gezondheid te denken, was mijn eerste reflex: ‘Hoe moet dat nou met die deadline?’. Ik dacht: ‘Ach, de vakantie komt eraan, over een paar weken wordt het weer rustiger’. Ik wílde mijn afstuderen gewoon afronden.”
Haar ambitieuze houding had een prijskaartje: ‘CANS’ was de diagnose (Complaints of Arm, Neck and/or Shoulder, voorheen bekend als rsi). Terugkijkend geen verrassing, erkent ze: “Eigenlijk ben ik altijd een beetje een stresskip geweest. Een bezig bijtje, perfectionistisch, gejaagd, een slechte houding. Ik ben vaak heel enthousiast over dingen, zie overal mogelijkheden en voel me daarnaast voor alles en iedereen verantwoordelijk”.
Studentenadviseur André Rozendaal hielp haar inzien dat het ook anders kan. Sinds haar laatste dip, afgelopen augustus, doet Eveline het dan ook rustiger aan - deels noodgedwongen, nadat ze bij het tennissen ook nog eens haar pols brak en een maand in het gips zat. Haast of een planning heeft ze niet meer. “Vroeger fietste ik met dertig kilometer per uur door de stad om op tijd op een feestje te zijn. Ik was altijd overal stipt op tijd, mijn planning was altijd zo krap mogelijk. Eerder was ik ook nooit klaar met een project; het kon altijd mooier en beter. Nu kan ik beter loslaten.”
Ze vervolgt: “Ik zit op de bank wel eens te malen hoor, over wat mijn studievertraging nou betekent, over de verwachtingen van mijn ouders of stagebegeleider. Maar eigenlijk voel ik me nu best wel lekker. Ik zit vooral te wachten tot mijn lichaam aangeeft dat het er weer klaar voor is”. Lachend: “En dat duurt me nu eigenlijk wel te lang”.
“Buiten het studeren was er altijd dat grote verdriet”
Eigenlijk liep Martijns studie jarenlang gesmeerd - tot, aan het eind van zijn master, zijn toen 21-jarige broer in het buitenland omkwam bij een auto-ongeluk. “Het proces van rouwen heb ik enorm onderschat.”
Snel, misschien té snel, had de Bouwkundestudent na het overlijden van zijn broer besloten niet bij de pakken te gaan neerzitten. Tweeënhalve week na de uitvaartdienst begon hij aan zijn afstudeerstage bij een Amsterdams architectenbureau, waar hij naar eigen zeggen goed kon meedraaien en fijne afleiding vond. “Maar qua productie stelde ik mezelf teleur, zowel kwalitatief als kwantitatief. Ik heb er veel geleerd, mijn stage ook afgerond, maar er niet alles uit gehaald wat erin zat.”
Terug in Eindhoven stortte Martijn zich vol ambitie op zijn afstuderen, “maar ik merkte dat ik al gauw in een lagere versnelling terechtkwam. Mensen om me heen hadden ook wel eens strubbelingen, maar gingen intussen wél richting de eindstreep, terwijl ik bleef sukkelen. De afleiding van het afstuderen was fijn, maar daarbuiten was er altijd dat grote verdriet, dat als een molensteen om mijn nek hing”. De architectuurstudent kwam naar eigen zeggen in een neerwaartse spiraal “en ik had door de rouw niet de energie en weerbaarheid om daaruit te komen. Ik werd neerslachtig, kon niet meer genieten van leuke dingen, heb zelfs een paar weken echt moeite gehad om ’s ochtends überhaupt mijn bed uit te komen”.
Toen onder anderen zijn moeder en vriendin hun zorgen uitten, klopte Martijn aan bij de studentenadviseurs van het STU. Daarvoor moest hij wel een drempel over, erkent hij: “Ik heb lange tijd niet willen accepteren dat de dood van mijn broer ‘24/7’ zo’n enorme druk op mij legde; dat de fut eruit was”.
Het eerste gesprek met studentenadviseur André Rozendaal bleek echter meteen heel prettig, stelt Martijn. “Het is fijn om te praten met een professional die ingaat op hoe jij je, met je verdriet, verhoudt tot de rest van de wereld. En die zegt dat je emoties en gedrag niet vreemd zijn.” Ook bij zijn afstudeerbegeleiders vond hij begrip en kreeg hij tijd en ruimte.
Afgelopen zomer pakte Martijn de draad aanvankelijk enthousiast weer op, klaar om zijn afstuderen af te ronden. Maar al snel kreeg hij opnieuw het deksel op de neus. “Ik was gewoon niet tevreden met mijn ontwerpen, kon er voor mijn gevoel niet mee doorgaan. Daarop heb ik besloten helemaal opnieuw te beginnen met ontwerpen: naast de stap naar het STU eigenlijk het beste besluit dat ik tijdens het afstuderen heb genomen.”
De laatste weken zit Martijn -hoewel hij het vanwege rsi-klachten wel rustig aan doet- “weer echt in de flow. Ik werk weer met plezier, geniet weer ontzettend van het studeren, maar ook van de mooie momenten daarbuiten”. Eind januari hoopt hij af te studeren; plannen voor daarna heeft de masterstudent nog niet. “Ik wil mezelf niet meer gek maken met allerlei hoogdravende ambities, zoals ik aan het begin van mijn afstuderen had. Als ik mezelf, terugkijkend met de wijsheid van nu, twee jaar terug een advies had moeten geven, zou ik mezelf op het hart drukken de lat een stuk minder hoog te leggen.”
Nog steeds gaat hij ongeveer eens per maand bij studentenadviseur Rozendaal op gesprek: “Het is gewoon fijn om samen met hem de vinger aan de pols te houden en bevestigd te krijgen dat het nu eigenlijk heel goed gaat”. Geschaamd voor zijn verdriet en problemen heeft hij zich nooit, “maar ik kan me voorstellen dat er studenten zijn die daar wél mee kampen. De studentenwereld is eigenlijk een heel eigenaardige leefomgeving, waarin je in korte tijd veel nieuwe ervaringen opdoet, snel nieuwe vrienden maakt. Maar de ‘diepere’ dingen deel je maar met een heel selecte groep; in de dynamiek van het studentenbestaan is daar weinig ruimte voor”.
Interviews | Monique van de Ven Foto | iStockphoto
They are the carefree examples of vigor, athleticism, and social activity. Or at least that’s what most people believe students to be. Still, students suffer from stress, the blues and fatigue more so than their working peers. At TU/e, around three hundred students go to student counselors for psychological issues every year. Two of them tell their stories.