Ruim dertig mensen kwamen woensdag naar het Gaslab om te praten over het thema ‘Waar blijven de vrouwen?’. Onder hen de vier sprekers: dr. Karen Ali (hoofd Onderwijs en Studenten Service Centrum), drs. Brigitte Rijshouwer (direc-
teur Communicatie Expertise Centrum), prof.dr.ir. Maarten Steinbuch (hoog-leraar Werktuigbouwkunde) en dr.ir. Irene Vanderfeesten (universitair docent bij Industrial Engineering & Innovation Sciences en bestuurslid van het Eindhovense vrouwennetwerk WISE).
Hun korte inleidingen -het moest vooral een discussie worden- waren weinig ver-
rassend. De feiten zijn immers al langer bekend. Meiden met een bètastudie plannen beter, zijn ongelooflijk gemotiveerd en hun rendement ligt gemiddeld hoger dan dat van jongens. Hun inbreng zorgt voor meer balans en diversiteit en heeft een aantoonbaar positief effect. Niet alleen in de universitaire wereld, maar ook het bedrijfsleven.
“Het is een genot om een tentamen van een meisje na te kijken. Grote, nette letters. Heel wat aangenamer dan dat gekriebel van jongens”, vertelde Steinbuch met enige ironie. Hij benadrukte dat stereotiepe karikaturen soms nodig zijn om het doel te bereiken: meer meiden naar een bètaopleiding lokken. “In het eerste jaar Werktuigbouwkunde zitten nu tien meiden.”
Een vergelijking met het buitenland leert dat Nederland het slecht doet met het percentage vrouwelijk ingenieurs. “Alles draait om beeldvorming. Het imago van techniek is niet aantrekkelijk voor meisjes”, aldus Rijshouwer. Alleen een cultuuromslag, te beginnen op de basisschool, kan helpen om de bètarichting populairder te maken. Bewustwording, ook bij mannen, is een ander pad naar meer evenwicht tussen de seksen. En zichtbare rolmodellen kunnen ook bijdragen aan een imagoverbetering. Eén van hen, UD Vanderfeesten: “Ik begon aan de informaticaopleiding met honderdveertig studenten, van wie twee meiden. Dat was even schrikken. Maar je moet vrouwen hierom niet apart behandelen.”
Aan de hand van vier stellingen volgde daarna een discussie. Maar de eerste slokte al bijna alle tijd op: ‘Meer vrouwen opleiden is niet rendabel, want ze kiezen toch niet voor een carrière’. Het maakte de tongen los over moederschap, vaderschap, parttime en fulltime werken, topfuncties bij bedrijven, de mythe van het glazen plafond voor vrouwen en de masculiene maatschappij. Maar net zoals bij de stelling over positieve discriminatie voor vrouwen, leverde het geen pasklare oplossingen op. Iedereen was het roerend eens dat meiden en bèta heel goed samengaan - maar hoe je een afspraakje regelt tussen de twee, blijft een lastige vraag. (FvO) |