/Voorpagina
/Mensen
/Nieuws
/Opinie
/Cultuur
/Studentenleven
/Achtergrond
/English page
/Onderzoek
/Reportage
/Ruis
/Harmpje
/Colofon
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/Faculteits Berichten
/Zoeken
/TUE
/ Cursor nummer 3 nummer 1

jaargang 42, 13 april 2000


Opinie

Untitled Document Rookverbod

Zit je op een dag gezellig met wat vrienden te genieten van een welverdiende pauze in het Auditorium, komt er een tafel verderop een andere student zitten die op zijn gemak een sigaret opsteekt. Aangezien je zelf zit te eten en het verboden is om in het Auditorium te roken zeg je er iets van. Onmiddellijk wordt de sigaret uit gemaakt en kun je rustig verder genieten van je broodje kroket.

Zo ging het tenminste de afgelopen maanden in het Auditorium. Tot een week geleden, toen ik weer zat te eten en er iemand van het onderhoudspersoneel bij kwam zitten. Toen hij een sigaret opstak en ik er op normale toon iets van zei, kreeg ik onmiddellijk een grote bek terug. “Waarom zou ik, iedereen doet het toch. Waar bemoei je je mee. Dan ga je maar ergens anders naartoe”, zijn opmerkingen die daarbij onder andere voorkwamen. Maar goed, aangezien je je als student niet al te druk moet maken en omdat het lekker weer was zijn we toen maar buiten gaan zitten. “Ja”, denk je dan, “die mensen weten niet beter”.

Wat schetste echter mijn verbazing een paar dagen later. Loopt er een man door het Auditorium, netjes in pak, met een grote sigaar in zijn mond. Achter hem een hele wolk van smerige sigarenrook. Dit keer was het duidelijk niet iemand van het onderhoudspersoneel die het bordje “Verboden te roken” niet begreep, maar iemand van het College van Bestuur van onze universiteit.

Het is toch belachelijk dat iemand van het College van Bestuur zich boven de regels vindt staan. Wat hebben die regels dan voor zin? Ik denk dat ik namens een heleboel studenten (en ook medewerkers) spreek als ik zeg dat het eens tijd wordt dat iedereen, studenten, medewerkers en zeker bestuurders zich eens gaan houden aan de regel dat er niet gerookt mag worden in de gezamenlijke ruimtes van de TUE.

Boudewijn van Dongen

Stripverhaal

Zijn wij de puberteit werkelijk ontgroeid? Lezen we in alle ernst dat stripverhaal dat in Cursor staat? En de lezers van die strip moeten later onze leiders worden? Of worden het onze lijders? Lijders aan hebzucht, aan nooit genoeg, lijders aan ‘ik-verering’, lachers om elk woord dat voor tweeërlei uitleg vatbaar is, pubers.

Vandaar de ontelbare fraudezaken, vandaar een minister die met declaraties knoeide toen hij nog burgemeester was, omdat de verkeerde mentaliteit werd bijgebracht.

Met ‘God Allemachtig’ begint de schrijver in Cursor 29 alvast een aantal gelovige studenten op het hart te trappen. En hij blijft flink: ‘ze’ hebben aan hem de verkeerde. Als ze iets tegen hem hebben, kunnen ze het recht in zijn gezicht zeggen; nee, recht in zijn smoel. Dat staat flinker. Nog flinker is dat hij dat eveneens doet. Hij zegt het iedereen ook recht in z’n smoel.

Al dat gepraat achter z’n rug om, vindt ie gelul. Dat is een uitdrukking bestemd voor een deel van de samenleving waar de lezers van Cursor later niet bij willen behoren. En ‘huppelkutjes’ is ook niet een van de netste uitdrukkingen. Net zo min als ‘die fukkin slang’.

Mijnheer houdt de eer aan zich zelf, nee aan z’n eige. Een fijn stukje Nederlands.

Ik denk dat die muisjes het aan het rechte eind hebben. Zo’n vent moet wel een crimineel verleden hebben en/of dagelijks uren voor de televisie zitten. Zappen tot het nog goorder wordt.

Herre J. Kampen,

Ex-medewerker van de TUE

Fiets-opruim-actie

De bewaking is weer bezig met de (bijna) jaarlijkse fiets-opruim-actie. Stond er niet in de laatste Cursor (6 april) “Mensen hoeven niet bang te zijn dat hun goede fiets wordt opgeruimd. Er wordt met gezond verstand gekeken wat weg kan”, nou als je even gaat kijken in bijvoorbeeld de fietsenstalling van EH dan vraag je je toch af wat ze bij het FB met gezond verstand bedoelen.

Zo zag ik een aantal fietsen met een label gemerkt, waar ik toch erg moeilijk een wrak in kon herkennen. Bijvoorbeeld een mountainbike, welliswaar zonder spatborden en zonder licht maar is dat niet ‘normaal’ voor een mountainbike?

Ik vraag me werkelijk af of de dames/heren die de fietsen hebben gebrandmerkt nog wel weten hoe een fiets er uitziet, waarschijnlijk zijn ze al jaren niet meer uit hun blikken racewagen te slaan.

Bij navraag blijkt dat het belangrijkste criterium om een fiets te (brand) merken is, een platte band.

Dus geachte studenten en medewerkers, plaats nooit een fiets met een platte band in de fietsenkelder, want voor je het weet is je stalen ros verwerkt tot schroot.

Jos v. Itegem














Website