/Voorpagina
/Mensen
/Nieuws
/Opinie
/Cultuur
/Studentenleven
/Achtergrond
/English page
/Onderzoek
/Reportage
/Bestuur
/Ruis
/Ranzigt
/Colofon
/Faculteits Berichten
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/TUE
/Zoeken:
/ Cursor nummer 0 nummer 4

jaargang 43, 28 september 2000


Achtergrond

Naamloos document Duizendste diploma nieuwe mijlpaal voor Stan Ackermans Instituut

Topontwerpers/Gertjan Harberink

Fotoís/Bram Saeys

Het Stan Ackermans Instituut, centrum voor Technologisch Ontwerpen, heeft sinds 1986 duizend ontwerpers afgeleverd. Een dergelijk rond getal nodigt uit tot terugkijken en vooruitblikken. Cursor dook in het heden, het verleden en de toekomst van het Stan Ackermans Instituut (SAI). Wat de toekomst betreft: directeur Van der Koogh sluit niet uit dat er in de nabije toekomst beduidend minder mensen aan de slag kunnen bij het SAI.

Naamloos document Bij het Stan Ackermans Instituut houden ze van getallen. Bladerend door oude Cursors is het SAI prominent aanwezig. De tiende lichting, de vijftiende lichting, regelmatig duiken nieuwe SAI-mijlpalen op in de kolommen van Cursor. De grootste was op 23 september 1996. Toen vierde het SAI dat het duizendste diploma Technologisch Ontwerper in Nederland uitgereikt werd. Minister Ritzen was uitgenodigd, maar liet die middag verstek gaan. De nieuwe mijlpaal-met-rond-getal werd gisteren behaald. Dit keer werd niet de duizendste Ontwerper van Nederland, maar de duizendste van Eindhoven gehuldigd. Van een ëwinnaarí willen ze bij het SAI overigens niet spreken, want van een wedstrijd was geen sprake. ìEn het is natuurlijk niet alleen zijn verdienste, maar ook die van zijn 999 voorgangersî, laat pr-medewerkster Jessica Bracke weten.

Het Stan Ackermans Instituut is stevig verankerd in de universiteit. De tien opleidingen die in nauwe samenspraak met het bedrijfsleven tot stand gekomen zijn, staan garant voor de educatie van topontwerpers; ingenieurs die met open armen ontvangen worden en probleemloos aan de slag kunnen in elk bedrijf. Creatieve denkers die snel inzetbaar zijn, met een gedegen technische achtergrond en sterke sociale vaardigheden. Precies dit beeld stond de grondlegger van het instituut, de vermaarde prof.dr. Stan Ackermans, halverwege de jaren tachtig voor ogen.

Beiaard

Even terug naar het prille begin. In 1982 verscheen de beleidsnota ëBeiaardí waar voor het eerst een geheel nieuwe universitaire medewerker geÔntroduceerd werd: de assistent In Opleiding. Inmiddels zijn de AIOís met hun vierjarige onderzoekstaak aan de universiteit gemeengoed geworden. Niet iedereen was even enthousiast over de Beiaardnota. Het bedrijfsleven, destijds nog bij monde van de Raad van de Centrale Ondernemingsorganisaties (RCO), uitte kritiek op de nota. De RCO wees, met het oog op het economisch herstel en de toenemende invloed van technologische ontwikkelingen, op het belang van een goede aansluiting tussen het hoger onderwijs en het bedrijfsleven. Geen verkeerde gedachte, zo blijkt achttien jaar later. Economisch gaat het Nederland voor de wind en technologie is een van de belangrijkste, zo niet dÈ belangrijkste motor achter de huidige economische hausse.

Het bedrijfsleven schreeuwt om ingenieurs, creatieve probleemoplossers, die hun ontwerpen niet tot op het bot onderzoeken maar kiezen voor ëgoed is goed genoegí.

In de jaren tachtig had men dat al scherp in de gaten. Om de aansluiting tussen hoger onderwijs en het bedrijfsleven zo soepel mogelijk te laten verlopen, pleitte men dan ook voor een tweejarige wetenschappelijke opleiding tot technologisch ontwerper. Na de nodige studies en rapportages sloten de ministeries van (toen nog) Onderwijs en Wetenschappen en Economische Zaken met het RCO het zogenoemde Herenakkoord waarin afspraken gemaakt werden over de tweede fase opleidingen. Ook het principe van korte en ontwerpersopleidingen werd daarin vastgelegd. Hoewel er wettelijk nog niet veel duidelijk was, bijvoorbeeld over de rechtspositie van de assistenten in opleiding, besloot de toenmalige Technische Hogeschool toch te beginnen met een aantal opleidingen. Begin ë86 verschenen de eerste advertenties in de landelijke pers. Omstreeks die tijd riep de THE een commissie in het leven die er zorg voor moest dragen dat op 1 september ë86 de eerste vier ontwerpersopleidingen van start zouden gaan. Deze commissie stond onder leiding van prof.dr. Stan Ackermans. Op 1 september ë86 begonnen de eerste drie deelnemers. Eind ë86 waren er al veertien aangesteld. Een jaar later, in de zomer van ë87, werd officieel besloten tot de oprichting van het Instituut Vervolgopleidingen TUE (IVO). De opleidingen werden ondergebracht in een apart instituut om in de toekomst zo flexibel mogelijk te kunnen opereren. Geen slechte zet, zo leerde de tijd. Delft en Twente, ook aanbieders van soortgelijke opleidingen, ontberen de sterke centrale co–rdinatie en ondersteuning die de SAI-formule juist zijn kracht lijken te geven. Ackermans werd directeur van de stichting waar het instituut onder ressorteert. Na zijn dood in ë96 werd het instituut naar hem vernoemd. Terecht, vonden velen. Ackermans legde met zijn kunde, werklust, visie en vasthoudendheid een ijzersterke basis voor het instituut.

Superingenieurs

Terug naar het heden. Het Stan Ackermans Instituut is gevestigd op de eerste verdieping van het Laplace gebouw. Wie niet beter weet, zou denken dat het terrein van het SAI gewoon een gang is, zoals er zoveel zijn op de universiteit. Kamers links, kamers rechts, een kopieerapparaat en TL-verlichting. Geen uithangborden, geen poespas. Ondanks de afwezigheid van uiterlijk vertoon, levert het instituut tegenwoordig aan de lopende band uitstekende, ambitieuze ingenieurs af. Superingenieurs, worden ze in de wandelgangen al genoemd.

Wanneer ze na twee jaar SAI bij hun nieuwe baas beginnen, starten ze gemiddeld een paar treetjes hoger dan jaargenoten die al meteen na het behalen van hun bul vertrokken waren. En, zo bezweert SAI-directeur Peter van der Koogh, wie een diploma van het SAI op zak heeft, staat gemiddeld een aanzienlijk steiler carriËrepad te wachten. Of dat misschien te maken heeft met het feit dat zijn medewerkers (want dat zijn het) ambitieuzer zijn dan hun jaargenoten, weet Van der Koogh niet. ìDaar zouden we eens naar moeten kijkenî, lacht de aimabele gepensioneerde oud-TNOíer. ìWe brengen mensen naar een hoger niveau. Topontwerpers leveren, dat is ons streven. Je leert hier dingen die in het bedrijfsleven belangrijk zijn. Kennis, dat op de eerste plaats. Maar ook andere zaken zoals communicatieve vaardigheden, teamwork en presenteren. Dat is net zo belangrijk.î

Het instituut biedt tien ontwerpersopleidingen. Daarmee is het Stan Ackermans Instituut al jaren de grootste leverancier van Technologisch Ontwerpers in Nederland. Het instituut levert zoín beetje zestig tot zeventig procent van de ontwerpers die elk jaar marktrijp gemaakt worden. De interactie met het bedrijfsleven is heel groot. In de Raad van Advies zitten naast drie TU/eíers zes vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. Daarnaast heeft elke opleiding een externe adviesgroep waarin topmensen uit het Nederlandse bedrijfsleven zitting hebben. Verder worden de afsluitende ontwerpopdrachten in principe altijd voor en in een bedrijf uitgevoerd. Een certificeringsorgaan zorgt ervoor dat de Nederlandse ontwerpersopleidingen niet in slaap dommelen en mee blijven gaan met de tijd. En om te zorgen dat het instituut van zijn fouten leert en de aansluiting met de praktijk optimaal is, worden er sinds enkele jaren structureel exitgesprekken gehouden met alle medewerkers die hun opleiding afgerond hebben.

Gespreid bedje

ìIk ben in een gespreid bedje terechgekomenî, zegt Peter van der Koogh, de huidige directeur van het Stan Ackermans Instituut. Hij volgde oud rector prof.dr. Jack van Lint op die veel moeite had gestoken in het structureren van het SAI. De huidige directeur, voluit drs.ir. Van der Koogh, is afkomstig van TNO Automotive waar hij sinds 1970 directeur was. TNO Automotive, ook wel TNO Wegtransportmiddelen, was ooit een klein onderzoeksgroepje. Onder Van der Kooghs leiding groeide TNO/WTR uit tot een gerenommeerd ëcentre of excellenceí voor contractresearch op het gebied van verbrandingsmotoren en wegvoertuigen. Het bevalt hem vooralsnog prima in Eindhoven. ìHet functioneert hier best wel aardig. Er zit een plezierige club mensen en er lag een voortreffelijk kwaliteitshandboekî, zegt de ingenieur Èn bedrijfseconoom. Twee dagen per week is Van der Koogh in Eindhoven te vinden. Als de ochtendspits hem niet tegenwerkt, is hij om acht uur op zijn kantoor.

Van der Koogh heeft een aantal uitdagingen waar hij zijn tanden in mag zetten. De instroom van Nederlandse ontwerpers bijvoorbeeld. Die is flink afgenomen. Ingenieurs die bij het SAI aan de slag gaan, komen in dienst van het instituut. Dat wil zeggen dat ze een salaris ontvangen en tegelijkertijd een opleiding volgen. Het geld dat een ontwerper gedurende die twee jaar verdient, staat in schril contrast met de salarissen en extraatjes waarmee het bedrijfsleven net afgestudeerde ingenieurs lokt. Nederlandse, lees West-Europese, studenten kiezen in toenemende mate voor de baan, de auto en het mobieltje in plaats van een ontwerpersopleiding van twee jaar.

Het overgrote deel van de aanmeldingen komt momenteel dan ook niet uit Nederland of West-Europa maar uit de voormalige Oostbloklanden. Het SAI heeft ook ontwerpers uit SiberiÎ, Wit Rusland, Colombia en China. Hun aantal stijgt snel. In 1993 was tien procent van de medewerkers afkomstig uit het buitenland. Vorig jaar lag het aantal niet in Nederland opgeleide medewerkers al op veertig procent van het totaal. Dit jaar is ruim zestig procent van de ontwerpers in opleiding buitenlands. De nieuwe instroom bestaat voor zeventig procent uit buitenlanders. ìWe hebben wereldfaam opgebouwdî, beaamt Pierre Lamers, co–rdinator van het Stan Ackermans Instituut, desgevraagd. De redenen voor het hoge aantal buitenlandse aanmeldingen zijn duidelijk volgens Lamers. ìEr zijn natuurlijk niet veel instituten in de wereld waar je betaald een opleiding kunt volgen. Bovendien is de kans groot dat ze na een opleiding bij het SAI aan de slag kunnen bij een bedrijf als ASML of Philips. Er gaan niet veel mensen terug, de meeste blijven hier om te werkenî, zegt Lamers. ìIn principe maakt het ons niet uit waar onze medewerkers vandaan komen. Wat wel telt, is de kwaliteit van de vooropleidingî, voegt hij daar aan toe. ìEn de persoonlijkheidskenmerken. Heeft iemand aanleg voor ontwerpen? Daar proberen we zo goed mogelijk op te selecteren.î

Solliciteren

Wie zich aanmeldt voor een SAI-opleiding moet solliciteren. En daar wringt de schoen. Ruwweg ÈÈn op de drie sollicitanten wordt aangenomen voor de opleiding. Toch is het moeilijk om op afstand te beoordelen of een student geschikt is voor ÈÈn van de tien opleidingen. Van der Koogh: ìWe zitten vaak te ver weg en hebben eigenlijk geen kijk op de persoonlijkheid van de sollicitant. Ook weten we vaak weinig van de opleiding die een student gehad heeft. Wat stelt zoín diploma voor? Als je ze laat komen voor een gesprek moet je wel de reiskosten betalen en dat kost veel geld. We moeten zoeken naar middelen om dat deel van het proces aanzienlijk te verbeteren.î

Ook cultuurverschillen spelen mee. De opleidingen bij het SAI zijn toegespitst op de Nederlandse cultuur. ìMensen uit Rusland of China hebben bijvoorbeeld een andere relatie tot gezagî, zegt Van der Koogh. ìOok dat kan op de kwaliteit drukken.î Overigens is er van de kant van de afnemers geen enkel bezwaar tegen buitenlandse werknemers, zo groot is de roep om vers bloed. ìDat is eigenlijk een vreemde paradox. Enerzijds willen ze niets liever dan onze mensen. Anderzijds zorgen ze er zelf voor dat wij steeds moeilijker mensen kunnen vinden, omdat zij studenten voor onze neus wegkapen.î Heeft het SAI nog wel bestaansrecht, nu het voornamelijk buitenlandse studenten opleidt? Van der Koogh vindt van wel, en hij weet zich gesteund door het College van Bestuur dat de vervolgopleidingen zeker in stand wil houden. ìDe ontwerpersopleidingen blijven bestaan, dat is het uitgangspunt van het college. Alleen zou dat wel eens kunnen op basis van lagere aantallen. Het is niet ondenkbaar dat we tot de helft terugvallen.î

Verder verwacht Van der Koogh dat er de komende vijf jaar verschuivingen in het opleidingen-portfolio plaatsvinden. ìDat is logisch. De eisen vanuit de markt veranderen, en met name op het gebied van software verandert alles razendsnel.î Het Stan Ackermans Instituut werkt verder aan de vervolmaking van de eigen onderwijsmethoden. De Belgische AIO Isabelle Reymen doet binnen het SAI al geruime tijd onderzoek naar de processen die ten grondslag liggen aan het ontwerpen. Met de resultaten van dat onderzoek wil het instituut de eigen onderwijsmethoden vervolmaken. Van der Koogh ziet in de toekomst graag wat meer eenheid in de manier waarop zijn opleidingen beheerd worden. Nu zijn de opleidingen ondergebracht bij de faculteiten en elke faculteit regelt het beheer van de opleiding vooralsnog op zijn eigen manier. ìDat is jammer. Daar zou ik graag eenheid in brengen.î Een flinke klus dus. ìIk zit hier nu een jaar. Dit is het moment om nieuw beleid uit te gaan stippelen, zeker gezien de huidige ontwikkelingen in het onderwijsveld.î Even is het stil. ìDan hebben we tenminste wat te doenî, besluit hij. /.














Website Cursor