/Voorpagina
/Mensen
/Nieuws
/Opinie
/Cultuur
/Studentenleven
/Achtergrond
/English page
/Onderzoek
/Reportage
/Bestuur
/Ruis
/Ranzigt
/Colofon
/Faculteits Berichten
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/TUE
/Zoeken:
/ Cursor nummer 1 nummer 2

Jaargang 44, 29 november 2001


Ruis

Untitled Document

Geknipt

Een nieuw kapsel? Om de week wordt een student of medewerker van de TU/e geknipt door de TU/e-Knipkapsalon (tst. 2115) en door onze fotograaf.

"Het moet goed zitten en ik moet er niet teveel aan hoeven doen", geeft Richard van den Hoven (25), tweedejaars aan de verkorte opleiding Elektrotechniek, aan de kapper mee. Zolang de kapper geen vreemde dingen gaat uithalen, vindt Van den Hoven het goed. Als de kapper de puntjes van zijn haar lichter wil verven, schrikt hij eventjes. "Haar verven prima, maar het moet niet paars worden." Het eindresultaat bevalt hem. Het is een echte metamorfose. "Het moet er wel een beetje netjes uitzien, vanmiddag is de diplomauitreiking van mijn neef." En daarna met de highlights in de boeken duiken. "Ik heb nog een tentamen, maar heb daarna zeven weken vrij."
Foto's: Bart van Overbeeke

Untitled Document Bits
Ik steek mijn kraag op als de decemberwind langs mijn wangen raast. De donkere dagen zijn guur en de straten liggen er angstvallig kil bij. Als ik langs een steegje loop, zie ik in een ooghoek iets bewegen. Ik schrik en blijf pardoes staan. De steeg is slecht verlicht en naast een container zie ik op wat uitgeklapte dozen een man liggen. 'Laat je niet in met vreemden' schiet door mijn hoofd en ik wil al omdraaien als ik me bedenk dat dat misschien wel de reden is dat deze man hier zo moet liggen. Niemand heeft ooit naar hem omgekeken en hem maar moederziel alleen aan zijn schamele lot overgelaten.
Voorzichtig stap ik dichterbij. De man trekt zijn rode vuile deken een keer extra over zich heen. Voetje voor voetje schuifel ik in zijn richting tot ik de goede man hoor ademen onder zijn dunne bescherming voor de nacht. Dan schrikt hij wakker, hij grijpt naar zijn stok en met argusogen staart hij me vanuit de duisternis aan. Ik doe een stap achteruit en hef gelijk mijn handen op. "Ik bedoel geen kwaad, ik bedoel geen kwaad", stamel ik zenuwachtig. "Wat doe je hier?", vraagt de man door zijn baardharen. "Ik vroeg me af of u niet liever ergens anders zou willen liggen, het is zo koud", leg ik, al wat rustiger, uit.
De weerstand van de man lijkt gebroken. Hij legt zijn glanzende stok weg en zakt ineen. "Het heeft ook allemaal geen zin", begint hij moedeloos zijn relaas. "Vroeger was ik iemand. Als ik door de straten reed, werd ik toegejuicht. Kinderen konden niet wachten om aan mijn baard te trekken. Nu weet niemand meer wie ik ben." Zijn lange grijze haren hangen slordig voor zijn gezicht. Ik trek de man omhoog en loop met hem mee naar een opvangtehuis. Een welzijnsmedewerker begeleidt hem naar binnen. "Bedankt dat je in me gelooft", prevelt de oude baas als ik weer op huis aan ga.
Dagen later zoek ik hem op. Hij heeft alweer wat kleur gekregen in zijn gezicht. Omdat hij jarig is, heeft hij een ruitvormige hoed gekregen. Hij staart wat wezenloos naar buiten. Ik ga achter hem staan en geef hem het gedicht. "Hier, heb ik gevonden op internet. Op www.sint.nl staan veel meer van dit soort gedichten. Verder staat het vol met alles wat met u te maken heeft. Ze noemen het een stoompage", kan ik het grapje niet onderdrukken. "Ik ben dus niet de enige die nog aan u denkt." De oude man glimlacht even. Pakt het papiertje aan en barst even later in huilen uit. Triest als een mythe verloren gaat.
Untitled Document

Effe zeuren

/Fred Steutel
Zoals bekend was vroeger alles beter. Neem nou de wiskunde. Toen ik jong was, waren er in Nederland vijf universiteiten waar je wiskunde kon studeren en aan elk van die universiteiten waren drie of vier hoogleraren wiskunde; in het totaal misschien twintig; overig wetenschappelijk personeel bestond nauwelijks. Niettemin waren op praktisch alle middelbare scholen de wiskundeleraren universitair opgeleid en niet zelden gepromoveerd. Sommigen werden later professor, bijvoorbeeld in Eindhoven.

Iets later, toen ik naar de THE kwam, waren hier wel zeventig eerstejaars wiskundestuden-ten. Alle wiskundecolleges werden gegeven door hoogleraren of lectoren, die verder hun tijd vulden met het doen van onderzoek. Sommigen zijn daardoor, ook buiten Eindhoven, beroemd geworden. De wiskunde-instructies werden verzorgd door 'medewerkers' (WM's), degelijk opgeleide wiskundigen die op kleine schaal onderzoek deden. Ze werden op den duur praktisch allemaal WHM en (bijna) iedereen was tevreden.
Tegenwoordig kun je op wel negen plaatsen wiskunde studeren en er zijn in het land zo'n honderd wiskundehoogleraren. Er zijn hier nog maar vijfentwintig eerstejaars wiskundestudenten en weinig wiskundeleraren op de middelbare school weten wat een universiteit is, laat staan wat een proefschrift is. Bijna alle lagerejaars colleges worden door UD's gegeven die weinig tijd hebben voor onderzoek en weinig uitzicht op het UHD-schap; de instructies worden deels 'verzorgd' door AIO's die niet zelden zelf moeite hebben met de sommen. De hoogleraren zijn een beetje uit beeld geraakt; ze geven weinig onderwijs en doen niet zoveel aan onderzoek als vroeger: zij managen AIO-projecten en stromen geld. Wil je UHD worden, dan moet je managen óf geld laten stromen, wil je hoogleraar worden, dan moet je managen én geld laten stromen. Lang niet iedereen is tevreden en dit geldt niet alleen voor de wiskunde.
De universiteit is, net als de rest van het land, in handen geraakt van managers en projectontwikkelaars. We moesten ons maar terugtrekken op onze 'core business': onroerend goed.














Website Cursor