/Voorpagina
/Nieuws
/Mensen
/Achtergrond
/Academie
/Onderzoek
/Opinie
/Reportage
/Bestuur
/Cultuur
/Studentenleven
/Ruis
/Harmpje
/Colofon
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/Faculteits Berichten
/Zoeken
/TUE
/ Cursor nummer 6

jaargang 42, 14 oktober 1999


Onderzoek

“Notebook kan meer dan emailen en tekstverwerken”

Onderwijs/Brigit Span

Er wordt niet genoeg geoefend met de theorie op universiteiten. Ook binnen de TUE ontbreekt het hier nogal eens aan, zegt ir. Ruud van Vliet van het Onderwijs Service Centrum. Hij pleit voor het gebruik van computers voor het toetsen van kennis en voor het geven van feedback aan zowel student als docent. Op deze manier hoopt hij dat minder studenten na het eerste jaar al afhaken.

“Het meest simpele onderwijsmodel is kennis oplepelen voor studenten, die nemen de kennis in zich op en er volgt een toets. Pas als studenten daarvoor aan het leren zijn, blijkt dat ze de stof toch niet helemaal snappen. Dat blijkt uit de lage cijfers bij de tentamens. Russische leerpsychologen zijn al jaren geleden naar aanleiding hiervan met de theorie gekomen dat er iets ontbreekt tussen het oriënteren op informatie (wanneer een student iets hoort van bijvoorbeeld een docent) en het reproduceren ervan bij tentamens. “Lang geleden moesten we wel eens dommig rijtjes uit het hoofd leren. Met deze laagste vorm van kennisbeheersing red je het op de universiteit niet”, aldus Van Vliet. “We willen een hoger kennisniveau dat studenten ook kunnen toepassen in de praktijk. Er is nog een fase nodig tussen oriëntatie en toetsing en die noemen we de oefenfase.”

Natuurlijk is oefenen met de lesstof niet nieuw. “Oefententamens zijn een prima gereedschap hiervoor, maar er moet feedback zijn. Je moet niet snel tentamens over de muur naar studenten gooien en dan maar zien. Studenten moeten worden begeleid naar het juiste oplossingpad. Zo leren ze kennis toe te passen. Nakijken van oefenopgaves is echter heel arbeidsintensief voor docenten. Je moet alles controleren, maar ook de student een bepaalde richting opduwen met opmerkingen. Die feedback is belangrijk, maar neemt te veel tijd in beslag.”

Gedurende zijn tijd als docent Meettechniek aan de TUE heeft Van Vliet gemerkt dat studenten soms de meest elementaire zaken niet weten. “Je bent als docent geneigd de grondbeginselen van je vak snel te behandelen en dan over te gaan naar de interessantere onderdelen. Het gaat wel eens te snel, want uit tentamens blijkt dan dat veel studenten die kennis niet goed beheersen. Er worden bijvoorbeeld zelf verzonnen tekens voor eenheden gebruikt, puur omdat ze de juiste niet kennen. Hameren op die basiskennis is heel belangrijk, maar hoe doe je dat goed? Het lijkt vaak kinderachtig en het is iets waar je een docent eigenlijk niet mee lastig moet vallen.”

Hier komt het interactieve systeem om de hoek kijken: via de notebooks kunnen studenten toetsen met vragen over grondbeginselen maken. Via het programma Question Mark worden vragen beantwoord en krijgt de student respons op zijn antwoorden via de computer. “De docent hoeft maar één keer goede toetsvragen en reacties op te verwachten antwoorden en misvattingen formuleren. Bij Scheikunde is dit al volop uitgeprobeerd. “De studenten waren heel positief”, aldus de oud-docent.

Een ander voordeel volgens Van Vliet is dat docenten snel inzicht krijgen in het kennisniveau van de studenten. Het grote voordeel van de TUE is dat vrijwel alle studenten een notebook hebben en met dezelfde programma’s werken. Het is dus vrij gemakkelijk om toetsen te maken via de laptop.

Steeds meer faculteiten binnen de TUE gaan over op de zogenoemde diagnostische toetsen. “Maar er is nog veel werk aan de winkel. In september 2001 komt de eerste lichting nieuwe vwo’ers naar de universiteit. Zij hebben in het nieuwe onderwijsmodel geleerd zelfwerkzaam te zijn en niet alles voor zoete koek aan te nemen. Daar moeten wij rekening mee houden.”

Hiernaast hoopt Van Vliet meer eerstejaars binnen de TUE te houden. “We raken elk jaar nogal wat studenten kwijt. We kunnen een aantal van die potentiële afhakers met interactief onderwijs motiveren.”

Onderwijs via de computer is echter meer dan het overhevelen van een dictaat naar de computer. “Je moet er meer mee doen; een vertaalslag maken van papier naar het Web. Daar zit meteen het grote probleem: dat is heel moeilijk.” En dat is niet het enige praktische probleem waar interactief computeronderwijs op stuit, zegt Van Vliet. “Je moet grote databases maken, maar wie gaat die vullen? En hoe ga je de toetsen afnemen? Zet je alle studenten in een grote zaal neer of laat je ze het thuis maken, wat weer fraudegevoelig is? Naarmate studenten met hun studie vorderen, komen ze ook steeds complexere problemen tegen die niet meer eenduidig op te lossen zijn. Er moet over gefilosofeerd worden en dat kan de computer nog niet. Die kan eigenlijk alleen heel gedefi-nieerde vragen beantwoorden. Intelligentie kunnen we nog niet inbouwen. Er zijn wel kennissystemen, maar het gevaar blijft dat studenten creatiever zijn dan de systemen. Kennis moet nog altijd in de computer worden gestopt door mensen.”

Van Vliet waarschuwt voor te veel optimisme: “Links en rechts halen we wel wat succesjes, maar we kunnen niet achterover leunen. De onderwijsvernieuwing is nog lang niet klaar, dat duurt nog jaren. Langzaamaan moeten we de studenten ervan doordringen dat hun notebook meer kan dan emailen en tekstverwerken. Iedereen moet daar mee om leren gaan. Je zou bijvoorbeeld bonuspunten kunnen geven aan studenten als ze toetsen oefenen op de laptop. Zo hou je ze een vette worst voor, maar je krijgt ook een goed overzicht van het niveau van de studenten.” Van Vliet noemt Teleknijp, een programma waarmee een docent op een gemakkelijke manier het kennisniveau van zijn studenten kan testen door multiple choice-vragen te stellen aan studenten via de laptop, een typisch succesnummer in dit verband. “Studenten doen actiever mee met de colleges. Want je arm in de lucht steken als je een antwoord weet, vraagt meer durf dan anoniem een antwoord tikken en verzenden. /.














Website