/Voorpagina
/Nieuws
/Mensen
/Achtergrond
/Academie
/Onderzoek
/Opinie
/Reportage
/Bestuur
/Cultuur
/Studentenleven
/Ruis
/Harmpje
/Colofon
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/Faculteits Berichten
/Zoeken
/TUE
/ Cursor nummer 1 nummer 8

jaargang 42, 13 januari 2000


Achtergrond

Untitled Document De tien dochters van de Holding

TUE-Holding/Lucy Holl

Het is wat ongemerkt gegaan, maar intussen telt de TUE-Holding BV al tien werkmaatschappijen. De meeste doen aan dienstverlening, andere exploiteren kapitaalintensieve apparatuur of ontwikkelen producten. Vorig jaar waren ze samen goed voor zo’n tien miljoen gulden omzet. Een gesprek met holdingdirecteur drs. Ben Hiddinga.

Is de TUE nog steeds blij met haar holding?

“Ik denk dat het College van Bestuur redelijk tevreden is. We maken waar wat we twee jaar geleden op papier hebben gezet. Ik weet niet of dit voor de TUE de beste structuur is. Misschien zijn er betere, maar die hebben we dan nog niet gevonden. Dit werkt in ieder geval.”

Een beetje universiteit kan ook niet meer zonder holding?

“Van de dertien universiteiten hebben er nu acht een holdingstructuur. Maar er zijn er ook die het op een andere manier regelen. In Delft hebben ze bijvoorbeeld geen overkoepelende structuur en regelen de faculteiten het allemaal zelf. Bovendien verschillen de holdingstructuren onderling. In het Eindhovense model is eenvoud van structuur het uitgangspunt. Bij de meeste BV’s begint de TUE met een honderd procent deelneming, zodat de zeggenschap helder is en er geen ingewikkelde overlegtoestanden nodig zijn. De BV’s kunnen zich concentreren op hun activiteiten. Elke maatschappij wordt begeleid door een eigen Raad van Commissarissen. We leggen de BV’s zo weinig mogelijk regeltjes op. Je kunt wel proberen om alles zoveel mogelijk vast te leggen, maar het voorspellen van de toekomst blijft lastig. Onze BV’s zijn nieuw en volop in beweging. We willen de zaak flexibel houden.’’

Hoe ontstaat een BV eigenlijk?

‘’Dat is heel verschillend. Meestal leeft er een idee bij een faculteit of een afdeling en komen ze bij mij met de vraag of het in een BV-vorm georganiseerd kan worden. Dan volgen de nodige gesprekken om te zien of het idee levensvatbaar is, of het zinvol is om er een BV van te maken, of het omzet kan genereren. De helft van de ideeën wordt niets. Bij nader inzien komt de zaak dan op een of andere manier niet rond. Die andere helft wordt wel wat.”

In welke gevallen was het bijvoorbeeld niet verstandig om door te gaan?

‘’We zijn bijvoorbeeld bezig geweest met een sport-BV, waarin alle activiteiten van het Sportcentrum zouden worden ondergebracht. De twee grote partners, de TUE en Fontys Hogescholen, moesten zich daarvoor echter substantieel en langdurig committeren en daar voelde Fontys niets voor. Toen zijn we ermee gestopt. Het heeft geen zin om zoiets voor één, twee jaar op te starten. Een ander idee dat is afgeketst was een BV op het terrein van draadloze verbindingen voor notebooks. Het product bleek technisch nog te ingewikkeld en kostbaar.

In het geval van dienstverlening moet een BV toch op redelijk korte termijn op een omzet van minstens zo’n half miljoen zitten. Anders loont het niet om er medewerkers op te zetten. Voor productontwikkeling ligt dat anders. Dan is het vaak het samenwerkingsverband met derden dat belangrijk is om van idee tot product te komen. Je moet dan samen bereid zijn daarin te investeren.”

Komen mensen spontaan naar u toe?

‘’In het begin moesten we als holding vooral overal onze boodschap uitdragen, gesprekken voeren. Naarmate de holding langer bestaat, wordt het wat gemakkelijker. Daarnaast blijven er natuurlijk groepen en faculteiten die zelf hun derde-geldstroomactiviteiten regelen. Het is niet zo, dat alle derde- geldstroomactiviteiten via de BV’s van de holding moeten lopen. Zeker als dat om kleinere zaken gaat, moet je dat ook vooral zo laten. Ik ben er ook niet voor om van alles voor te schrijven. Met onwillige honden is het lastig hazen vangen. Als mensen denken dat ze voordeel bij onze structuur hebben, dan zijn ze welkom.”

Het is intussen wel een gevarieerd pakket aan BV’s geworden.

‘’Ja, dat had ik wel verwacht. We zijn nu ruim twee jaar bezig. Bij de start in september 1997 hebben we in onze plannen gezet dat we elk jaar steeds vijf miljoen gulden omzet extra wilden genereren. Dat lukt aardig. In 1998 deden we een kleine vijf miljoen. Vorig jaar zijn we op goed tien miljoen uitgekomen en ik verwacht dat we dit jaar naar vijftien miljoen kunnen. Deels is dat natuurlijk afhankelijk van de soort werkmaatschappijen dat erbij komt. Sommige BV’s zijn groter, andere zijn kleiner. Als je nu een BV opricht, ben je bovendien even bezig voordat het geld binnenkomt. Maar gemiddeld streven we toch naar die vijf miljoen erbij voor het totaal.’’

Hoeveel jaren gaat dat nog door? De meest voor de hand liggende activiteiten, zoals de detacheringen en de continuing education, zijn nu toch in de BV-vorm gegoten?

‘’Het is moeilijk te zeggen hoe lang dat nog door gaat. Maar het is wel zo dat er nog steeds nieuwe BV’s bijkomen. De derde-geldstroomactiviteiten nemen ook nog steeds toe binnen het totale TUE-budget.’’

De verwachte totaalomzet wordt gehaald, maar loopt alles zo soepel?

“Natuurlijk zijn er ook onverwachte gebeurtenissen. Elke werkmaatschappij heeft haar eigen ondernemingsplan en dat is meteen ook een soort meetlat. De werkelijkheid ziet er bijna altijd anders uit. Euforce, de aanbieder van continuing education, maakte bijvoorbeeld een dermate vliegende start, dat de organisatie het nauwelijks kon bijbenen. Niet alle grote opleidingen zijn in dit cursusjaar opnieuw gestart. De plannen moesten bijgestuurd worden. Bij het Universitair Technologisch Instituut gaat het daarentegen langzamer dan verwacht. Daarbij moet gezegd worden, dat ze vorig jaar ook verhuisd zijn naar de nieuwe FT hal.’’

Heeft u daar zorgen over?

“Het zijn zorgen in die zin dat ik het proces probeer te begeleiden. Normaliter ben ik in de beginfase van een BV de meeste tijd kwijt. Als het eenmaal loopt, doen de directie en de medewerkers van de BV het werk. De directie van elke werkmaatschappij vergadert een keer of vijf, zes keer per jaar met haar Raad van Commissarissen, waarvan ik ook lid ben, en daar blijft het bij. Ik ben er ook sterk voor, dat al het werk in de werkmaatschappijen gebeurt. De statutair directeuren zijn toch de spil in het geheel. De holding is een hol ding, zei iemand eens. Dat is een aardige woordspeling. De holding is een kapstok, een framewerk.’’

Maar die problemen bij het UTI, hoe gaat u daarmee om?

“Als er problemen zijn moeten we er natuurlijk wat extra tijd aan besteden. Het UTI zit in de lastige markt van het midden- en kleinbedrijf. De zakelijke cultuur van het MKB staat het verste verwijderd van de universiteit. De TUE werkt gemakkelijker samen met grote organisaties zoals DSM en Shell, die op lange termijn denken. Het MKB werkt op een andere manier. Snel, korte termijn, doelgericht. Het UTI moet samen met deze bedrijven dingen uitzoeken, innovatieve processen ontwikkelen.

Dat verschil in zakelijke cultuur verdwijnt natuurlijk niet. De TUE moet zich daarvoor blijven openstellen. Dat kan het UTI niet alleen, het UTI is vooral de verbindingsschakel daarvoor naar de diverse capaciteitsgroepen. Maar ik begrijp ook dat die groepen vaak al genoeg om handen hebben.”

Calibre zit met zijn visualisaties net zo goed in die MKB-markt

“Ja, Calibre werkt zowel met het MKB, als met grote bedrijven. Het heeft echter zijn eigen pakket aan diensten, aan software-toepassingen. Calibre ontwikkelt zich goed. De BV is bezig met een groot project met de hogeschool in Leeuwarden, dat qua omvang een duidelijke stap voorwaarts is.”

Moet zo’n bedrijf niet gewoon een keer loskomen van de TUE?

“Dat zou best kunnen. Bij Calibre hebben we wel eens gesprekken over andere vormen. Dat is een natuurlijk proces. De TUE zit aanvankelijk meestal voor honderd procent in een BV. Maar wordt een bedrijf groter en sterker, dan is het de vraag of het niet zelfstandiger moet worden. Niet dat dat bij Calibre morgen gebeurt, maar het zou kunnen. De link met het onderwijs en onderzoek is er duidelijk nog wel. Zowel de faculteit Bouwkunde, waaruit het bedrijf is voortgekomen, als Calibre koestert de onderlinge band. Maar ook de verbinding naar wiskunde en ICT is belangrijk.”

De totale omzet verloopt naar verwachting. Hoe zit het met de winst?

‘’We maken een kleine winst en dat zal ook zo blijven. Ons doel is niet winstmaximalisatie. Het grootste financiële voordeel van de TUE zit in het feit dat een aantal mensen dat vroeger volledig voor rekening van de universiteit kwam, nu voor de derde geldstroom werkt en additionele inkomsten inbrengt. Dat zijn er zo’n drie tot vijf per BV. Een bijkomend voordeel van zo’n BV als Euflex is dat de medewerkers die ze detacheren binnen de TUE zo’n twintig procent minder kosten dan voorheen. De TUE zit niet meer met het probleem dat ze BTW moeten betalen, die vervolgens niet meer verrekenbaar is. Hierdoor komt de TUE voor de kosten van het inlenen van personeel in dezelfde positie als het bedrijfsleven. Daarbij is de marge ook lager, omdat we van een groot aantal verschillende uitzendbureaus teruggegaan zijn naar één grote partner, van wie we kwantumkorting krijgen.”

Maken de faculteiten en diensten gebruik van Euflex?

‘’Ja, als je het twintig procent goedkoper kan krijgen, zou je wel gek zijn als je het niet deed. Euflex neemt ook de activiteiten van wat voorheen het Mobiliteitscentrum heette voor zijn rekening. Soms worden TUE’ers een tijd lang gedetacheerd naar een andere organisatie om te kijken of het ze daar bevalt. Dat gebeurt nog niet echt vaak, want het is een arbeidsintensief proces om een plek te vinden, maar er wordt niet meer negatief tegenaan gekeken.’’

Over functiewisselingen gesproken: mensen die vaak jarenlang binnen een faculteit of dienst hebben gewerkt, worden nu ineens directeur van een BV. Gaat dat altijd goed?

“Nee, dat gaat niet altijd goed. Je hebt het type onderzoeksmens, dat in dit soort zaken weinig geďnteresseerd is. Die mensen moeten vooral onderzoek doen. Dat is ook heel goed. BV-directeuren moeten wat ondernemerseigenschappen hebben. Maar het gebeurt ook wel eens dat het interessant lijkt om ergens een BV van te maken en dat de geschikte persoon intern niet te vinden is. Dan gaat het feest soms niet door. Bij TM/cc, de BV van TM-contractonderzoek, is directeur Jos Jansen van Philips binnengehaald. Binnen TM was er niemand die we geschikt vonden of die het wilde doen. Met TM hebben we overigens heel lang gepraat over de opzet van een BV. Het sudderde een tijd lang, maar kwam toch weer boven. De vraag was of zo’n BV op een goede wijze te organiseren was, of de mensen binnen de faculteit mee wilden werken. TM had al jaren allerlei derde-geldstroomactiviteiten, die op

uiteenlopende wijze georganiseerd waren. TM/cc voegt professioneel projectmanagement toe en de uitvoering gebeurt natuurlijk nog steeds binnen de capaciteitsgroepen. Alles loopt echter via die BV en dat is een hele stap.”

Hoe zit het met die BV’s met een minderheidsbelang van de TUE?

“Aanvankelijk zaten we sterk in de dienstverlening met onze BV’s. Een nieuwe BV, EN Special Products, richt zich op de ontwikkeling van een technisch nieuw product. Het gaat om een samenwerkingsverband met engineeringsbureau CCM uit Nuenen en de Elektromotorenfabriek Nijmegen. We proberen met zijn drieën een high speed generator te ontwikkelen. Bij stroomopwekking hebben generatoren hoge toerentallen, die via een vertragingskast verlaagd worden om tot het gewenste aantal Herz te komen. Het idee is om dat elektronisch te gaan regelen. Er wordt al jaren aan gewerkt binnen de TUE. Nu is er een proefmodel en hebben we de industrie nodig om er een commercieel aantrekkelijk product van te maken. Ieder heeft nu 33 procent van de belangen. Afhankelijk van de ontwikkelingen kijken we wel verder. We kunnen na één, twee jaar zeggen: we houden ermee op, dit wordt niets. Die kans is nog altijd het grootst bij nieuwe ontwikkelingen, hoe negatief dat ook klinkt. Maar het kan ook iets moois worden. Mocht EN Special Products groter worden, dan zal je zien dat de universiteit zich gaat terugtrekken en de industrie het meer overneemt.”

En in StudieJob Uitzendbureau heeft de TUE maar 26 procent?

“Ja, StudieJob hebben we samen met de universiteiten van Amsterdam en Maastricht sinds eind 1998 voor de korte-termijn-uitzendactiviteiten binnen de UvA. De hele wetgeving op dit gebied is sterk veranderd en we hebben dit gedaan om Amsterdam ter wille te zijn. Ze hadden partners nodig en wij wilden ze best helpen. Anderzijds kunnen we op een goedkope wijze zien hoe ze het daar doen en of het iets voor ons kan zijn. Daar praten we gewoon open over. Zo kun je nog wat van elkaar leren.”

Een van de oudste BV’s is EUTECHpark. Merkt EUTECHpark iets van de komst van het Twinning Center?

“Ons bedrijvencentrum telt nu zo’n 35 bedrijven en als de Twinning-bedrijfjes uit het Paviljoen naar hun eigen gebouw gaan, hebben wij juist wel belangstelling voor hun ruimte. We hebben nog starters op de wachtlijst. Twinning ondersteunt jonge ICT-starters, maar blijkt geen concurrent voor EUTECHpark. Het is toch een wat ander segment. Het is bovendien helemaal niet slecht om vele gelijksoortige dingen bij elkaar te hebben.”

En als laatste in de rij van tien BV’s blijven dan nog AccTec en Calipso over.

“Dat zijn twee BV’s met veel wetenschappelijke kennis en kapitaalintensieve apparatuur. Voor de meeste BV’s is niet zoveel geld nodig, maar bij AccTec praat je over tientallen miljoenen en over langdurige afnamecontracten.

Calipso doet ingenieus onderzoek en draait stabiel. Het is er ook de BV niet naar om te zeggen: en nu gaan we onze omzet vertienvoudigen. En dat is ook bij de meeste andere BV’s niet het hoofddoel.”/.

Untitled Document ICT-romantiek in Dommelvalley

‘Wat wij hebben, heeft niemand anders’

The industree/Gertjan Harberink

De eerste vijf mensen die bij The industree aangenomen werden, waren leden van het managementteam. Pas de zesde persoon die binnengehaald werd, ‘kon’ iets. Dat was twee jaar geleden. Nu schiet het nog piepjonge bedrijf als een raket omhoog op een manier die in Silicon Valley niet zou misstaan. Doel: het beste kabelmodemsysteem ter wereld maken. Twee grote, internationale kapitaalverschaffers investeerden op de valreep van de 20st eeuw 22 miljoen gulden en de eerste opdrachten voor enkele tienduizenden modems zijn binnen. De potentie is er, nu het personeel nog.

Medewerkers van The industree hebben geen eigen kamer. Iedereen, van techneut tot marketing specialist en van secretaresse tot manager heeft een bureau in dezelfde, grote ruimte op de benedenverdieping van het Multimediapaviljoen op de TUE-campus. Omdat The industree zo’n vijftig mensen in dienst heeft, is werkelijk elke hoek van de bedrijfsruimte bezet. Binnen heerst dan ook een aangename, net niet chaotische bedrijvigheid. Voor een kantine of een flinke

eettafel is geen ruimte. Tussen de middag wordt er gegeten in de kantine van de nabijgelegen faculteit Techniek Management.

Het is een drukke werkplek, maar door de grote glazen ramen die uitzicht geven op het groene achterland van de campus, word je er niet claustrofobisch. Niemand kan zich ontrekken aan het groepsproces en wie niets doet valt snel op. Of zoals Pim Adang, ‘Vice President Marketing’, het zegt: “Je bent betrokken of je gaat weg.” Het gaat om korte lijnen, snel werken, aanpakken.

The industree is een afsplitsing van het beursgenoteerde, Veldhovense ICT-bedrijf Simac Techniek. Dit bedrijf levert een breed arsenaal aan ICT-diensten. The industree begon als ‘Simac Product Market Research’. Onder die naam speurde het bedrijf de markt af op zoek naar nieuwe ‘business opportunities’ en vond die in de vorm van breedbandig Internet via de kabel. Besloten werd om die markt te gaan bestormen met een systeem dat uit drie delen bestaat: Kabelmodems voor de gebruikers, head-end apparatuur voor de kabelaanbieder en de software om de boel te managen. Hierop werd de naam gewijzigd in Simac Broadband Technologies om later weer te veranderen in ‘The industree’. Het bedrijfje weekte zich stap voor stap los van moederbedrijf Simac om zelfstandig te kunnen opereren. Toen die weg eenmaal ingeslagen was, gingen de remmen los.

Dieselloc

Nu lijkt ‘The industree’ als een dieselloc af te stomen op een glorierijke toekomst. In september tekende kabelexploitant CasTel een order voor 40.000 modems. In november haalde The industree nog eens een order voor 10.000 kabelmodems binnen, inclusief de bijbehorende apparatuur en software. Twee internationale venture capitalists besloten vorige maand bovendien om 22 miljoen gulden te investeren in het bedrijf. Wat de toekomst betreft, zijn er twee opties. “Een beursgang is op termijn een optie”, zegt Pim Adang. “De andere mogelijkheid is een overname door een ander bedrijf. Wanneer? Dat kan al heel snel gebeuren. Maar het kan ook nog tien jaar duren. Daar valt geen peil op te trekken.”

Het kabelmodemsysteem van The industree is het eerste modem ter wereld dat voldoet aan de standaarden die opgesteld zijn door het EuroModem Consortium, een groep grote spelers op de markt die onderlinge afspraken gemaakt hebben over de standaard van de kabelmodems. “Internet via de kabel is niet nieuw”, zegt Pim Adang. “Wij zijn echter het eerste bedrijf dat een modem kan leveren dat werkt volgens de Digital Video Broadcasting-standaard, een internationale standaard voor digitale transmissie via de kabel of de ether. Dat protocol maakt razendsnel internetten mogelijk. In feite bestaat de kern van het hele modem uit één chip die wij ontwikkeld hebben. Hierdoor worden de productiekosten van het apparaat behoorlijk gedrukt.”

Draadloos

Op dit moment is het alleen nog maar mogelijk om te internetten met het modem. Op termijn wordt het kabelmodem uitgebreid met een ingang voor een telefoonstekker waardoor ook telefoneren via de kabel tot de mogelijkheden zal behoren. “Providers kunnen naast Internet ook spraak- en videodiensten gaan aanbieden”, zegt Adang. “De kabelaanbieder bepaalt welke diensten hij aanbiedt, fysieke grenzen zijn er in feite niet met dit systeem.” Behalve het uitbreiden van de functionaliteit van de modems, is een tweede stap voor de hand liggend en onontkoombaar. “Die coaxkabel gaan we doorknippen. Draadloos komt eraan.”

Het is dringen op de markt waarop de Industree zich begeeft. Het systeem is precies op tijd klaar, beaamt Adang. “Het kabelmodem zoals dat er nu uitziet, zal nog maar een paar maanden bestaan. Het is een kwestie van het juiste product op de juiste plaats op het juiste moment. Op dit moment lopen we voorop. We zijn sneller en eerder dan onze concurrenten. Dat moet ook wel. We zijn een klein bedrijf dat alleen kan overleven in deze industrie door voorop te blijven lopen. We hebben misschien niet de massa maar wat wij hebben, heeft niemand anders.”

Om die ambities waar te kunnen maken, heeft The industree veel mensen nodig. En dat schreeuwen ze van de daken. Met een behoorlijk grote mediacampagne probeert The industree zoveel mogelijk IT’ers uit Brabant en Limburg naar Eindhoven te halen. Het bedrijf schermt nu eens niet met een auto en een mobieltje van de zaak maar biedt haar werknemers en optiepakket én elke maand salarisverhoging. “We maken nieuwe werknemers heel duidelijk dat dit een heel dynamische markt is”, zegt Adang. “Als er morgen een sneller of beter systeem op de markt komt, is het afgelopen. Onze mensen weten dat. Maar ze weten ook dat, wanneer ze zich inzetten en het goed gaat met het bedrijf, hun opties meer waard worden. In tegenstelling tot sommige grote bedrijven waar het overzicht ontbreekt, is dat hier heel duidelijk. Jouw inbreng kan van doorslaggevend belang zijn. Het is dus heel duidelijk waar je voor werkt.”

Kicken

Deze inspanningen moeten er toe leiden dat het vijftig-koppige bedrijf over twaalf maanden uit honderd man bestaat. De meeste werknemers worden ingezet voor research en development. De R&D-afdeling telt nu dertig mensen. Over een jaar moeten dat er zeventig zijn. “Maar dat mag wat mij betreft ook binnen zes maanden zijn”, zegt hoofd R&D Wil van Gils. De mensen die ze zoeken? Informatici, mensen met verstand van telefonie-protocollen, draadloze communicatie, breedband datacommunicatie. Allemaal zaken die ook op de TUE te vinden zijn. “We zijn natuurlijk niet toevallig op de campus gaan zitten”, zegt Van Gils. “Er zijn al een aantal voormalig TUE-werknemers en afstudeerders bij ons aan de slag gegaan. Verder hebben we veel contacten met diverse groepen in de universiteit, met name bij Elektrotechniek en Wiskunde & Informatica. Maar ook met het IPO en het EESI werken we samen. Op de universiteit, binnen de vakgroepen, wordt gekeken naar de toekomst van dit soort systemen. Daar hebben wij baat bij en daarom blijven we nog heel lang, heel graag op de campus zitten.”

Stagiaires en afstudeerders worden met open armen ontvangen. “Als je iets in je mars hebt, word je al snel ingezet in een ontwikkelteam”, zegt Van Gils. “Het is fantastisch om te zien hoe derde of vierdejaars studenten even in de telefoon klimmen om met een partner in Amerika te bellen en het hoogste woord voeren als er iets verkeerd is gegaan. Het werk dat een stagiair hier doet, wordt niet zelden in het eindproduct geďmplementeerd. Daar kicken studenten op.”/.














Website