/Voorpagina
/Mensen
/Nieuws
/Opinie
/Cultuur
/Studentenleven
/Achtergrond
/English page
/Onderzoek
/Reportage
/Bestuur
/Ruis
/Ranzigt
/Colofon
/Faculteits Berichten
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/TUE
/Zoeken:
/ Cursor nummer 0 nummer 2

jaargang 43, 14 september 2000


Achtergrond

Naamloos document TNO Industrie verwacht veel van vestiging op TU/e-terrein
Naamloos document Nieuwbouw TNO Industrie/Cora van den Berg

Fotoís/Bram Saeys

Samenwerken en optimaal gebruik maken van elkaars capaciteiten. Dat zijn de sleutelwoorden bij de aankomende oplevering van de nieuwbouw van TNO Industrie op het TU/e-terrein. TNO, ooit door de overheid in het leven geroepen als een brug tussen de wetenschappelijke wereld en het bedrijfsleven, gaat die rol heel letterlijk op zich nemen als de verhuizing dit najaar achter de rug is.

Naamloos document

In oktober gaat het gebeuren. Dan wordt de nieuwbouw van TNO op het TU/e-terrein opgeleverd. Daarna zal een gigantische verhuizing plaatsvinden, die zeker anderhalve maand in beslag neemt. Grote hoeveelheden apparatuur en kantoormeubilair moeten verplaatst worden. Begin 2001 gaan de 550 medewerkers van TNO, inclusief stagiairs en AIOís, op hun nieuwe werkplek aan de slag. Eindhoven huisvest dan de nieuwe hoofdlocatie van TNO Industrie. Ook de Technisch Physische Dienst van TNO, TPD, wordt in de nieuwbouw ondergebracht, na al jaren op het TU/e-terrein gevestigd te zijn.

ìDienstverlening aan de maakindustrie staat boven aan de prioriteitenlijst van TNOî, zo vertelt Jan Mahler, facility manager en co–rdinator Bouwzaken. ìHet stond al in de strategienota van acht jaar geleden. TNO is van overheidswege verplicht om elke vier jaar zoín nota te maken. We wilden in ieder geval een aantal instituten van TNO samenvoegen. Een plek hiervoor hadden we toen nog niet direct op het oog. Maar het terrein van de TU/e was erg aantrekkelijk.î

De regio Eindhoven is voor TNO een gunstige stek, met een overvloed aan hoogwaardige industriÎle bedrijvigheid. Burgemeester Welschen van Eindhoven had wel oren naar de komst van TNO. Europees subsidiegeld in de vorm van de Stimulusregeling werkte als een extra aanmoediging. De subsidie van Stimulus was goed voor zoín vijftien procent van de bouwkosten. Zo besloot TNO het nieuwe gebouw van zoín honderd miljoen gulden te bouwen op de campus van de TU/e.

ìDe aansluiting met de universitaire wereld is altijd heel belangrijk geweest voor TNOî, zegt Mahler. ìWe zijn door de overheid in het leven geroepen om een brug te slaan tussen de universiteit en het bedrijfsleven. Daar waar een TNO-instituut op een universiteitsterrein was gevestigd, is het altijd succesvol geweest. TNO stelt ook zelf bijzonder hoogleraren aan, om de kennis van nieuwe ontwikkelingen op peil te houden en deze in de praktijk te kunnen toepassen. Daarbij komt dat ons personeelsbeleid er op gericht is om ieder jaar acht tot tien procent nieuwe medewerkers aan te trekken. Dat betekent dat binnen tien jaar ons hele personeelsbestand is ververst. Op een universiteitscampus loopt die toestroom van nieuwe medewerkers vanzelfsprekend wat soepeler.î

Prof.dr.Theo Boshuisen, directeur van TNO Industrie en deeltijd hoogleraar bij de TU/e-faculteit Werktuigbouwkunde, bevestigt het onomwonden: ìWe zijn naar de TU/e-campus gekomen om gebruik te maken van de wetenschappelijke wereld. De kennis die wij verkopen aan bedrijven moet Èrgens vandaan komen. Wij verkopen kunstjes, onze uitontwikkelde producten. Maar als iedereen na vijf jaar onze kunstjes kent, is het verfrissen van de wetenschappelijke kennis voor ons van levensbelang.î

Problemen

In juli 1998 sloeg minister Ritzen van Onderwijs de eerste paal van de nieuwbouw. Het TNO-complex is gesitueerd op de plaats van het voormalige gebouw van Warmte & Stroming, een onderdeel van de faculteit Technische Natuurkunde. ìWe hebben er wel problemen mee gehadî, vertelt Mahler. ìHet W&S-gebouw werd afgebroken en het terrein zou leeg opgeleverd worden. Maar we hadden ÈÈn vleugel over het hoofd gezien. Daar werkten zoín vijftien ý twintig mensen die goed aangeschreven stonden in de wetenschappelijke wereld Èn in het bedrijfsleven. Zij hielden tijdelijk vijfhonderd TNO-medewerkers tegen. Het ontwerp werd op zín kop gezet. Zowel de sloop van W&S als de nieuwbouw moesten nu gefaseerd uitgevoerd worden. Maar we hebben er geen moment over gedacht uit te wijken naar een andere locatie, zoals bijvoorbeeld naar het bedrijvenpark Ekkersrijt. De voordelen van een vestiging op het TU/e-terrein waren overduidelijk.î

Een tijdelijke huisvesting, die nu al een poosje langs de Dommel staat, was het gevolg. Mahler: ìWe konden naar de medewerkers en naar de markt toe niet verkopen dat de nieuwbouw nog zÛ lang op zich zou laten wachten. Vandaar deze tijdelijke units, waar we vanaf het begin de gangbare eisen aan hebben gesteld. Een goed klimaat in de kamers, een goede beveiliging met een pasjessysteem, noem maar op.î


Prof.dr. Theo Boshuisen, directeur TNO Industrie: ³Als er op het grensvlak tussen TNO en TU/e voldoende mensen oversteken, komt de samenwerking vanzelf van de grond.² Foto: Bram Saeys

Praktijkwaarde

In de tijdelijke huisvesting van TNO is de samenwerking met de TU/e al tot stand gekomen. Zo komen er regelmatig studenten werken met apparatuur van TNO. ìDe TU/e heeft niet altijd de financiÎle middelen voor zulke apparatenî, legt Mahler uit. ìTerwijl de studie er wel meer praktijkwaarde door krijgt. Als studenten vast proeven aan de sfeer bij TNO, is de kans ook groot dat ze hier willen blijven. Het is een goede overgang naar het bedrijfsleven. Het werkklimaat zit tussen wetenschap en industrie in: een academische onderzoekssfeer en tegelijk een projectmatige manier van werken, gebonden aan budgetten en tijd.î

De samenwerking tussen de TU/e en TNO gaat verder dan het werken met studenten. Een vast samenwerkingsverband bestaat er bijvoorbeeld binnen het Materiaal Technologie Centrum, het MTC. ìDat centrum hebben we twee jaar geleden opgezet, direct met het slaan van de eerste paalî, vertelt Dick Koster, co-manager van het MTC. ìHet betreft een meerjarig researchprogramma tussen TNO en de faculteit Scheikundige Technologie, in het kader waarvan zoín dertig AIOís en postdocís onderzoek kunnen doen naar vooral anorganische materialen en coatingtechnologie. Het wordt voor de helft door de TU/e gefinancierd en voor de andere helft door TNO. Op dit moment is zestig procent van de onderzoeksplaatsen ingevuldî, voegt Koster toe.

MTC-projecten vormen inmiddels ook de kern van een uitgebreider onderzoeksprogramma van het onlangs met de faculteiten Technische Natuurkunde en Wiskunde en Informatica opgerichte materialenonderzoekscentrum Matter.

Andere formele samenwerkingsverbanden waar TNO deel van uit is gaan maken, bestaan er binnen de Technologische Topinstituten Polymeren en Metalen. Dit zijn maar enkele voorbeelden van de onderzoeksgebieden, waarbij TNO en de TU/e samenwerken.

Industrieel achterland

îTNO stond vroeger gelijk aan Delftî, vertelt directeur Boshuisen. De TPD is uit de Technische Universiteit Delft voortgekomen en zit daar op het terrein. Bij de oprichting van TNO Industrie wilden we echter in het centrum van de Nederlandse maakindustrie zitten, dus in Eindhoven. Het industriÎle achterland van Eindhoven is enorm, met onder andere ASML, Philips, OcÈ en Stork. De combinatie van TNO, universiteit en bedrijfsleven vind je niet veel op Europese of zelfs op wereldschaalî, voegt hij er aan toe. ìEr is een veelheid aan disciplines nodig om goede dingen te kunnen maken. In de wereld ontstaan er regioîs die dat waar gaan maken, zoals Stuttgart er nu ÈÈn is. Eindhoven maakt een goede kans ook zoîn regio te worden.î

Zelf werkt Boshuisen als deeltijd hoogleraar aan de TU/e. ìDat kan helpen bij de samenwerkingî, zegt hij. ìIk ken de cultuur en de mensen aan beide zijden. Als er op het grensvlak tussen TNO en TU/e voldoende mensen oversteken, komt de samenwerking vanzelf van de grond. En de overlegstructuren zitten goed in elkaar. De wil is duidelijk aanwezig. Wat dat betreft is er wel wat veranderd in de laatste vijf jaar, sinds ik hier begon. Toen stelde iedereen zich veel terughoudender op. Tot we merkten dat we geen enkele bedreiging voor elkaar vormen. Integendeel, de twee instituten vullen elkaar aan.î


Het nieuwe gebouw van TNO Industrie aan De Wielen, dat in oktober wordt opgeleverd Foto: Bram Saeys

Vertrouwen

Jan Mahler kan de overlegstructuur in Eindhoven goed vergelijken met die in Delft, want daar is hij na zijn studie aan de TU/e begonnen bij de TPD. ìIk merk dat in Delft de afspraken veel strakker genomen worden. Iedereen is daar gewend veel op schrift vast te leggen, met als nadeel dat het veel tijd kost om iets te veranderen. In Eindhoven is het overleg met de wetenschappers op vertrouwen gebaseerd. Er wordt minder schriftelijk vastgelegd, en daardoor is men flexibeler. Velen verbazen zich erover dat de dingen in Eindhoven uiteindelijk toch altijd voor elkaar komen. De nieuwbouw hebben we voor TNO-begrippen in relatief korte tijd voor elkaar gekregen.î

Uiteindelijk hebben heel wat Delftse TNOíers het Westen van Nederland verruild voor Eindhoven en omgeving. ìEr is hier duidelijk meer wooncomfort voor hetzelfde geldî, zegt Mahler. ìDe meeste medewerkers zijn heel positief over de verhuizing. Natuurlijk zijn er ook medewerkers in Delft gebleven. Maar personeelsverlies heeft de verhuizing niet opgeleverd.î

Directeur Boshuisen bevestigt dat beeld. ìHet probleem van de regio Eindhoven is het aantrekken van technici. Maar wij kunnen nog steeds relatief goed aan onze mensen komen. TNO is volgens KPMG als werkplek voor pas afgestudeerde ingenieurs gestegen van de zeventiende naar de zevende plaats. Na de verhuizing eind dit jaar hebben we de studenten van de TU/e heel dichtbij. Onze uitstraling zorgt ervoor dat we ze binnenkrijgen Èn vasthouden. Een mooi gebouw werkt daar zeker aan mee. Het is wel een hele investering geweest, maar Eindhoven ontwikkelt zich zo steeds meer tot een lustoord voor technici.î/.














Website Cursor