/Voorpagina
/Mensen
/Nieuws
/Opinie
/Cultuur
/Studentenleven
/Achtergrond
/English page
/Onderzoek
/Reportage
/Bestuur
/Ruis
/Ranzigt
/Colofon
/Faculteits Berichten
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/TUE
/Zoeken:
/ Cursor nummer 0 nummer 2

jaargang 43, 14 september 2000


Onderzoek

Naamloos document MATTeR tiende TU/e-onderzoekschool
Naamloos document Onderzoekschool/Rob Weijs

Net vÛÛr de vakantie kreeg prof.dr. Bert de With bericht dat Materials Analysis, Testing, Technology And Research (MATTeR) door de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) erkend is als onderzoekschool. Net terug van vakantie legt hij uit wat die erkenning in de praktijk betekent. Met MATTeR erbij voert de TU/e op dit moment de pen van tien onderzoekscholen. Het aantal participaties in andere door de KNAW erkende scholen is met twee gegroeid tot negen.

Naamloos document ìJe kunt natuurlijk best samenwerken zonder onderzoekschool te zijnî, stelt directeur prof.dr. Bert de With nuchter. Hij denkt echter dat de KNAW-erkenning een gezicht geeft aan de brede materiaalkundige samenwerking van TNO en uiteenlopende groepen van de TU/e. ìAls onderzoekschool sta je sterker wanneer je een statement maakt.

Je hebt ook een sterkere positie bij het binnenhalen van projecten.î

De eerste erkenning door de KNAW voor een periode van vijf jaar heeft reeds gevolgen, ook al is de formele beslissing nog vrij recent. De With kan melden dat er meer interactie plaatsvindt met anderen. Zo vinden er gesprekken plaats om naast de faculteiten Natuurkunde en Wiskunde & Informatica ook Werktuigbouwkunde te betrekken bij MATTeR. Verder zijn de contacten tussen TNO en groepen van de TU/e uitgebreid. Het aantal projecten groeit en er moet dus ook nieuw personeel komen. ìEen eeuwigdurende zoektochtî, verzucht de wetenschappelijk directeur, ìwant aan goed personeel mag je geen enkele concessie doen.î Toch ziet hij als positief punt dat de TU/e de laatste jaren sterk aan wervingskracht heeft gewonnen, ook internationaal. Daarom komen internationale gasten van hoog niveau gemakkelijker een tijd in Eindhoven werken.


Prof. dr. Bert de With. Foto: Bram Saeys

Materials Technology Centre

MATTeR is het academische evenbeeld van de reeds bestaande, op de industrie gerichte samenwerking tussen TNO en de TU/e. In 1998 hebben de twee partners met het Materials Technology Centre al een herkenbare vorm gegeven aan die samenwerking. Daarbij is een coherent programma afgesproken op het gebied van anorganische materialen (bijvoorbeeld keramiek en glas), coatings (zowel zuiver anorganische als hybride coatings) en composieten.

Vanwege geheimhoudingsverplichtingen is TNO er minder dan de TU/e op uit om verworven kennis algemeen beschikbaar te maken. Daarnaast staat voor de universiteit het onderzoek ten dienste van het onderwijs. Om aan deze twee academische doelen een duidelijker gezicht te geven,vond De With het de moeite waard om op dezelfde basis als het Materials Technology Centre een onderzoekschool op te richten. Deelnemers in de school houden de mogelijkheid voor eigen activiteiten. Zo heeft bijvoorbeeld TNO vaker contacten met de industrie waarvan niet iedereen profiteert vanwege geheimhouding.

Samen met UT

Omdat hij snelheid belangrijker vond dan volledigheid is De With voor de aanvraag van de erkenning bij de KNAW uitgegaan van de bestaande materiaalkundige samenwerking van Eindhovense groepen. Anderen kunnen alsnog aanhaken. Van de andere universiteiten heeft de UT dat al gedaan.

MATTeR is niet de eerste onderzoekschool op het ruime gebied van de materiaalkunde. De With benadrukt dat het er niet om gaat iets te dupliceren. ìWij willen niet elkaar bevechten, maar op de juiste manier afstemmen. In de hoop dat iedereen zijn grazige weide krijgt en er hopelijk ook synergie ontstaat.î

Afstemming heeft al plaatsgevonden met het technologisch topinstituut Dutch Polymer Institute, en aan afstemming met het NIMR (Netherlands Institute for Metals Research) wordt gewerkt. Hoewel ieder duidelijk eigen hoofdgebieden heeft, vallen overlappingen niet te vermijden, omdat toevoegingen van zowel metalen als van polymeren aan anorganische materialen zeer interessante mogelijkheden opleveren. Op die overlappingen zijn afspraken gemaakt over deelname aan elkaars werk.

En dan was er ook nog het MIDEG (Materiaalkundig Instituut Delft, Eindhoven Groningen) waarvan TUD penvoerder was. Voor deze onderzoekschool is na vijf jaar geen vervolgerkenning aangevraagd zodat MIDEG nu niet meer op de lijst van de KNAW voorkomt. Maar de samenwerking met materiaalkundige onderzoekers van de TUD en RUG verliep volgens De With zeer goed. Hij acht het heel wel mogelijk dat de TUD zich alsnog aansluit.

Om een idee te geven van het werk van de nieuwe onderzoekschool noemt De With voorbeelden. TNO heeft altijd al veel gedaan aan glastechnologie. Technische keramiek was al een gebied van samenwerking met de TU/e voordat er zelfs maar sprake was van een verhuizing van TNO naar Eindhoven. Ook fosfors voor gasontladingslampen (TL-buizen) of pigmenten vormen een interessant onderzoeksgebied. Nu bevatten deze fosfors vaak zware metalen, bijvoorbeeld cadmium in de bekende gele plastic kratjes. De With: ìWij maken een nieuw rooster van een oxide en vervangen dan een deel van de zuurstof door stikstof. Hierdoor kunnen nieuwe klassen van luminescerende stoffen en kleurstoffen ontstaan.î

Een ander relevant onderwerp van onderzoek is een alternatief voor lood-tinsoldeer. Dit materiaal werkt perfect en het lood erin is niet eens zÛ giftig volgens

De With. Maar soldeer wordt tegenwoordig wel heel erg veel gebruikt. Het probleem hiervan wordt juist groter, omdat de hoeveelheden per verbinding steeds kleiner worden. Die kleine hoeveelheden zijn namelijk zeer moeilijk terug te winnen.

Onderwijs

Een onderzoekschool heeft ook een taak op het gebied van onderwijs. De With merkt dat het toenemend aantal gasten behalve extra kennis en cultuur ook problemen met zich meebrengt. Ze hebben namelijk niet dezelfde bagage als degenen die binnen de eigen faculteit zijn opgeleid. Daarom werkt nu aan een basiscursus waarin mensen van andere faculteiten of universiteiten materiaalkundig op een vergelijkbaar niveau worden gebracht. Daarbij gaat het niet alleen om chemische en natuurkundige kennis, maar bijvoorbeeld ook kennis van het modelleren.

De With merkt ook dat naarmate het aantal deelnemers in de samenwerking groeit, het niet meer voor iedereen duidelijk is welke apparatuur er beschikbaar is en hoe daar onderling gebruik van kan worden gemaakt. Daarom moet er een database komen waarin staat wat er aan apparatuur beschikbaar is met bijvoorbeeld het e-mailadres van de beheerders. Die informatie komt waarschijnlijk op internet te staan.

Onafhankelijkheid

Een opmerking van de KNAW bij de erkenning van was dat er een externe adviesraad moet komen. ìWij gaan zeker naar zoín adviesraad toeî, zegt De With.

Hij is niet bang om daardoor onafhankelijkheid te verliezen. ìTNO en de TU/e bepalen wat er gebeurt.î

Dat is een belangrijk verschil met technologische topinstituten die voor een groot deel betaald worden door de industrie. Daar wil die industrie ook iets voor terug.

Naamloos document De Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) heeft 111 onderzoekscholen erkend voor een periode van vijf jaar. Van een aantal (de KNAW doet daar geheimzinnig over) is de procedure voor een ver-

volgerkenning met een half jaar verlengd. Zo ook voor Cobra. Ervan uitgaande dat Cobra alsnog wordt goedgekeurd, voert de TU/e nu de pen van tien onderzoekscholen:

* Beta: Institute for Business Engineering and Technology Application

* Cobra: COmmunication technology: Basic Research and Applications (TUD en UT)

* CPS: Centrum voor Plasmafysica en Stralingstechnologie (samen met UT)

* EIDMA: Euler Institute for Discrete Mathematics and its Applications (UT, TUD, RUG, KUB, Centrum voor Wiskunde en Informatica, Universiteit Gent, UniversitÈ libre de Bruxelles, Universit”t Essen, Philips, KPN)

* EM: Engineering Mechanics (TUD, UT)

* IPA: Instituut voor Programmatuurkunde en Algoritmiek (VUA, RUL, UU, KUN, UT)

* J.F. Schouten Institute for User-System Interaction

* : Materials Analysis, Testing, Technology and Research (samen met UT)

* NIOK: Nederlands Instituut voor Onderzoek in de Katalyse (UvA, RUG, RUL, UU, TUD, UT)

* Polymeren PTN (TUD, UT, RUG, LUW, RUL)

Hiernaast participeerde de universiteit al in zeven andere onderzoekscholen. In de toewijzingsronde 2000 zijn er daar nog twee bijgekomen: Integraal Construeren voor de Bouw (penvoerder TUD) en Integrale Productievernieuwing (penvoerder UT).














Website Cursor