/Voorpagina
/Mensen
/Nieuws
/Opinie
/Cultuur
/Studentenleven
/Achtergrond
/English page
/Onderzoek
/Reportage
/Bestuur
/Ruis
/Ranzigt
/Colofon
/Faculteits Berichten
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/TUE
/Zoeken:
/ Cursor nummer 0 nummer 7

jaargang 43, 19 oktober 2000


Achtergrond

Untitled Document

 

E-motion-project: E-commerce in praktijk gebracht

E-commerce/Gerard Verhoogt
Foto/Bram Saeys

 "Vaak worden er op congressen allerlei juichende en algemene verhalen verteld over E-commerce. Wij hebben E-commerce in het project E-motion concreet uitgewerkt en processen in de praktijk heel gedetailleerd bekeken: wat doe je precies, hòe moet je het doen, wàt kan het opleveren. De helft van de studenten die aan het project heeft meegedaan, heeft een baan bij het bedrijf gekregen, een kwart denkt daar nog over na. Het is dus wel goed bevallen", zegt prof.dr.ir Ton Veth, general manager van CEBRA, niet zonder gevoel voor understatement. Op 25 oktober is er op de TU/e een congres, waar de belangrijkste resultaten van het E-motion-project worden gepresenteerd.

In oktober 1999 startte E-motion (Electronic Markets: Opportunities for Trading in Internet enabled Organisational Networks) onder leiding van Veth en dr.ir. Geert-Jan van Houtum van de faculteit TM, capaciteitsgroep Logistieke Beheersingssystemen. De organisatie was in handen van CEBRA (het Center for Electronic Business Research and Application) dat applicaties voor E-commerce bestudeert, bouwt en implementeert. Een volgende groot en bekend project is VirTU/e, dat op de campus wordt ontwikkeld als een proeftuin met onder andere een virtuele campuswinkel. Dat biedt producten en diensten aan, van dictaten, levensmiddelen, software, reizen, bankdiensten, verzekeringen tot adreswijzigingen bij de gemeente Eindhoven.
Aan E-motion doen elf studenten Technische Bedrijfskunde en twee studenten Informatica mee. Ze liepen bij twaalf verschillende bedrijven stage. Het gaat om Aspa (kantoorartikelen), Borstlap masters in fasteners, Bova, Daf, Edah, de gemeente Eindhoven, Geestelijke Gezondheidszorg Eindhoven en de Kempen, Interbrew, Metaal Compagnie Brabant, Océ, Rabofacet (waar twee studenten stage liepen) en het Facilitair Bedrijf van de TU/e.
Het project wordt gecoördineerd door een werkgroep van TU/e-docenten, onder leiding van Van Houtum. De groep hield de samenhang tussen de verschillende afstudeerprojecten in de gaten, organiseerde themabijeenkomsten om kennis aan te vullen en verzamelde generieke kennis voor later onderzoek. Bovendien was er een speciale wetenschappelijke staf en een adviesraad van zeven hoogleraren die toezicht hield.

Strategisch project
Van Houtum: "We zijn begonnen met een workshop van een maand voor studenten, begeleiders van de bedrijven en begeleiders van de TU/e. Er waren sprekers van bedrijven met succesvolle E-commerce toepassingen, van E-commerce adviesbureaus en medewerkers van de TU/e. Daarnaast werden door de studenten in groepjes literatuurstudies uitgevoerd."
E-motion is geen gewoon project, maar een strategisch project met extra inzet van docenten en financiële middelen, ook vanuit de deelnemende

bedrijven. De begeleiding van de studenten werd niet gecalculeerd, de rest van de kosten werd verdeeld over alle participanten. Experimenten bekostigde het bedrijf zelf.
Van Houtum: "De begeleiding van studenten bij strategische projecten is veel intensiever en studenten hebben bij zo'n project profijt van het netwerk en de ervaringen van medestudenten. Bij een strategisch project gaat alles een stapje verder. In feite moet hij de organisatie daadwerkelijk beter achterlaten, zodat zij in dit geval verder kunnen met E-commerce."
Voor de TU/e is het voordeel van zo'n project dat ze generieke en praktische kennis uit de afstudeerprojecten haalt en zo in korte tijd een nieuw gebied kan verkennen. Bij bedrijven wordt een afstudeerproject succesvoller gerealiseerd dan bij een gewoon afstudeerproject, zij kunnen gebruik maken van de generieke kennis uit de andere afstudeerprojecten en de netwerken met andere bedrijven.
Voor het project werden dus gericht bedrijven geselecteerd?
Veth: "Het onderzoek had vooral betrekking op de relatie tussen toeleverancier en inkopende bedrijven, die ge- optimaliseerd kan worden door nieuwe technieken. De bedrijven die we aanschreven, waren al met E-commerce bezig of hadden daar redelijk concrete plannen voor. Het was meestal niet de vraag òf men aan E-commerce wilde doen, eerder wàt er moest gebeuren. Verder moesten ze natuurlijk financiën en een begeleidingsteam beschikbaar stellen."

 

Voorwaarden
Verbetering tussen inkoopafdeling en toeleverancier kan op twee gebieden plaatsvinden: via applicaties voor market-place re-engineering en transaction re-engineering.
Veth: "Bij het laatste gaat het om het efficiënter maken van het bestaande proces tussen koper en verkoper, waarbij de partijen hetzelfde blijven. Denk aan het plaatsen van bestellingen via het internet in plaats van via bestelbonnen of per telefoon. Of een catalogus op het web in plaats van een papieren catalogus. Bij market-place re-engineering gaat het over aan- en verkoop van goederen en diensten via nieuwe kanalen, met nieuwe spelregels. Dat impliceert nieuwe of andere partijen of het passeren van bepaalde schakels uit de keten. Voorbeelden zijn de verkoop van pc's via het web (in plaats van retailers) en elektronische veilingen. De media besteden daar de meeste aandacht aan, maar E-motion ging vooral over transaction re-engineering."
Zijn alle producten geschikt voor E-commerce?
Van Houtum: "Nee, uit onderzoek van een van onze studenten blijkt dat er aan twee voorwaarden voldaan moet zijn. De eindgebruiker moet het product in één keer kunnen beschrijven en het aantal bestellingen per jaar moet hoog genoeg zijn. Je hebt namelijk te maken met one-way communication en uitgebreid advies is niet mogelijk. Dus het moet meteen duidelijk zijn waar het om gaat. Bij andere zaken, bijvoorbeeld als iemand bij de GTD speciaal glaswerk wil laten maken voor een onderzoeksobject, moet er echt overlegd worden. Bij elektronisch bestellen geldt verder dat je moet investeren in soft- en hardware, die je ook moet onderhouden. Dat loont alleen als het aantal transacties hoog genoeg is."
Veth: "Het bestellen van potloden heeft een lage waarde en behoort tot de groep die een klein deel, zeg 20 procent, van de inkoop uitmaken. Maar deze groep veroorzaakt wel 80 procent van het werk door het hele bestelproces, denk maar aan alle bonnetjes die uitgeschreven moeten worden, enzovoort. Dat kan elektronisch veel makkelijker en goedkoper."

Visitekaartjes
Verhelderend voor het project is het onderzoek naar de visitekaartjes bij het Facilitair Bedrijf op de TU/e. Nu plaatst iemand een order en het Facilitair Bedrijf controleert of de informatie van de klant op de visitekaartjes klopt en past binnen de huisstijl. Klopt er iets niet, dan moet het terug naar de klant, die niet altijd even snel bereikbaar is. Klopt de tekst wel, dan gaat het naar de drukker die een proefdruk maakt, die de klant weer moet controleren. Is alles naar wens dan worden de echte kaartjes gedrukt en afgeleverd. Klopt het nog niet, dan volgt eerst nog een extra ronde voor een proefdruk. Gemiddeld duurt het nu 50 dagen voor iemand zijn kaartje heeft.
Elektronisch kan het veel sneller. Iemand logt in en de huisstijl van het visitekaartje staat al op het beeldscherm. De aanvrager kan de data invoeren, op de knop drukken en de proefdruk meteen controleren en eventueel verbeteren. Een druk op de knop en het gaat meteen naar de drukker. Op die manier heeft iemand binnen enkele dagen zijn kaartje, tegen veel lagere kosten.
Wat valt er nu te zeggen over de kostenbesparingen met E-commerce?
Veth: "Dat is moeilijk concreet aan te geven, dat hangt af van de situatie per bedrijf. Bij de gemeente Eindhoven werken ze met verschillende systemen, (bijvoorbeeld voor de administratie, de inkoop), dus er moet geïnvesteerd worden in systeemintegratie. Bij de gemeente, net als in het ziekenhuis, zijn veel medewerkers niet aangesloten op internet. Dus ook daarin moet eerst geïnvesteerd worden. Maar dat is een van de consequenties als je elektronisch wilt werken."
Van Houtum: "Bij banken bijvoorbeeld zijn medewerkers moeilijk per e-mail bereikbaar omdat ze bang zijn dat hackers of anderen inbreken op het systeem. Daar moet je ook iets op vinden. Maar niet overal hoefden onze studenten het hele proces te veranderen. Bij Daf loopt de assemblage al bijna perfect, daar ging de aandacht naar het communicatieproces tussen toeleveranciers en inkoop. De prestaties van de toeleveranciers kunnen via internet eenvoudig teruggekoppeld worden naar hen, en dat kan het just-in-time concept flink versterken."

Inktvlek
Hoe gaan bedrijven nu verder met E-commerce?
Van Houtum: "We hebben beter zicht gekregen op E-commerce, vooral wanneer het wel en wanneer het niet nuttig is. Ik heb dankzij het project een aardig beeld gevormd over de logistieke fulfilment processen en de kosten die daaraan verbonden zijn. Die kosten moeten terugverdiend worden. Bijvoorbeeld, een elektronische boodschappendienst van Edah is alleen zinvol als het volume groot genoeg is en als klanten willen meebetalen voor de extra service".
Veth: "Waarschijnlijk worden bijna alle projecten voortgezet, maar daar hadden we bedrijven ook op uitgezocht. In hoevèrre het wordt gecontinueerd, dat varieert. Bij Interbrew hebben ze zulke leuke dingen bedacht dat er binnenkort een speciale berichtgeving de deur uitgaat. De student heeft zelfs een zwijgplicht tot
1 november en ik mag zelfs niet zeggen welk deel van het proces het betreft. De gemeente Eindhoven is druk doende, ook in verband met de Kenniswijk in Eindhoven. Aspa (kantoorartikelen) had al een redelijk goede site waar je artikelen kunt bestellen. Ze moeten er alleen voor zorgen dat hun website kan worden geïntegreerd met die van hun klanten".
Wat is de verwachting van het inzetten van E-commerce bij andere bedrijven?
Veth: "Ik denk dat het zich als een inktvlek verspreidt. Bedrijven willen immers hun toepassingen uitbreiden naar al hun toeleveranciers en afnemers om maximaal te profiteren van de mogelijkheden. Daf bijvoorbeeld is verbonden aan Packard en dat is zeer geïnteresseerd in wat onze studenten gedaan hebben. Er zal op het congres veel informatie over uitgewisseld worden, ook met het boek over het project en de resultaten."

Bloempjes
Wat zijn de belangrijkste conclusies na het project?
"Wàt ze doen, gaan ze beter doen met E-Van Houtum: "E-commerce was een onbekend grasveld en daar hebben we nu enkele bloempjes geplukt. Dit was geen wetenschappelijk onderzoek, maar het vormt er wel een goede basis voor."
Veth: "Diverse capaciteitsgroepen hebben onderzoekslijnen uitgezet en dat is een zaak van lange termijn. Het gaat om het inspireren en bijsturen van onderzoeksactiviteiten, om daar bijdragen aan te leveren."

E-commerce en processen voor het verbeteren van communicatie
Ivar Schwartzmans, student Technische Informatica, heeft met Mirjam van den Nieuwenhof (Technische Bedrijfkunde) stage gelopen bij de businessunit Fysieke Distributie van Rabofacet in Best. Dat is de facilitaire dienst van de Rabobankgroep. De opdracht: verbeter de communicatie tussen Rabofacet en leveranciers. Een van de belangrijkste vragen was hoe de processen daarvoor ingericht moesten worden.

De activiteiten van Fysieke Distributie verschoven in de loop van de jaren van de interne post naar het leveren van kantoorartikelen en relatiegeschenken. Na het beschikbaar komen van Intranet werd een elektronische winkel -Raboshop- ontwikkeld. Niet alleen lokale banken, afdelingen van Rabofacet en Rabobank Nederland konden daar gebruik van maken, maar ook gelieerde bedrijven als Interpolis.
Ruim twee jaar geleden boog een studente van de TU/e zich al over een ander concept, dat vorm kreeg als Raboshop+. Dat is een E-commerce dienst waar men niet alleen pc's maar ook bijvoorbeeld abonnementen kon bestellen. De Raboshop+ is opgezet als een virtueel marktplein. Dit houdt onder andere in dat naast Fysieke Distributie ook andere leveranciers rechtstreeks aangesloten zijn op Raboshop+.
Een van de grote knelpunten van dit systeem bleek de communicatie met leveranciers. De grote stroom bestellingen leverde veel communicatie op met leveranciers, waarbij veel fouten werden gemaakt. Verder was de snelheid te laag en ontbrak het aan een goed actueel overzicht.

Protocollen
Schwartzmans: "Mirjam keek naar de huidige inkoopprocessen zoals 'wie bestelt wat, wanneer, hoe vaak, hoeveel'. Ik heb gekeken naar de technische architectuur van het informatiesysteem Raboshop+ en naar geschikte protocollen voor elektronisch inkopen." Het ontwerp van de nieuwe processen werd beperkt tot een eenvoudig producttype. Die inperking had een duidelijk doel. Eerst werd een klein gedeelte concreet vorm gegeven. Later werd het geheel naar een hoger plan getild. Door de processen en het bijbehorende technische communicatieprotocol kan een order geheel verwerkt worden. Dit begint met het plaatsen van een order en eindigt met het elektronisch factureren door de leverancier.
Nu moeten de processen en het protocol bij voorkeur aansluiten bij een Nederlandse of wereldwijde standaard. Daar bestond al een organisatie voor, Electronic Purchasing Nederland (EP-NL), onderdeel van het E-commerce Platform NL. Tijdens het project werd de werkgroep 'Procedures' gestart, waar ook Mirjam van den Nieuwenhof aan deelnam. De werkgroep spitste zich toe op elektronische inkoop en verkoop, met als doel het concreet opstellen van procedures. De werkgroep maakte daar een handboek voor, dat vrij breed werd opgezet omdat veel partijen het wilden gebruiken. In het handboek staan richtlijnen voor elektronisch inkopen. Alleen, EP-NL leverde geen bruikbaar protocol, het handboek had nog niet dat niveau bereikt. Schwartzmans: "Dus moest ik een nieuw protocol ontwerpen, maar de vraag bleef of de leveranciers daar alle producten en diensten in kwijt zouden kunnen. Daarom heb ik een project gedaan met een groot en een klein bedrijf waarin alle processen werden doorlopen en verfijnd." Vervolgens maakte Schwartzmans op basis van deze ervaringen weer een nieuw technisch protocol, dat inmiddels is voorgelegd en geïmplementeerd wordt. Eind volgende maand wordt het getest en de bedoeling is dat het eind 2000 operationeel is. Schwartzmans, die inmiddels is afgestudeerd en nu bij Rabofacet werkt, is tevreden: "De pilot verloopt voorspoedig. Daarna kunnen er meer leveranciers en producten aangesloten worden,
van lease auto's tot abonnementen."


Virtueel boodschappen bestellen onder voorwaarden lonend
"Edah twijfelde of het bestellen en bezorgen van artikelen via internet lonend is, nadat ze twee jaar geleden een experiment deden. Volgens mij is het goed uitvoerbaar, als er voldoende mensen aan mee doen die er ook voor willen betalen. TU/e medewerkers en studenten blijken er makkelijker aan mee te doen dan mensen in de stad. TU/e'ers staan er meer open voor" zegt Alfred Dortmans, een van de studenten die aan het project E-motion mee deed.

Dortmans studeerde af bij het hoofdkantoor van Edah Supermarkten in Helmond. Zijn opdracht was het onderzoeken van de logistieke consequenties als Edah E-commerce invoert. Klanten kunnen dan goederen via het net bestellen, die thuis of bij een depot op de TU/e worden afgeleverd.
Dat de proef die Edah eerder had gedaan niet aansloeg, had meerdere oorzaken. Dortmans: "Dat experiment kwam volgens mij te vroeg. De techniek was weinig publieksvriendelijk, het netwerk was erg traag, er was maar een beperkt assortiment (geen verse producten) en er stonden geen illustraties van de producten bij. Nu is de apparatuur en infrastructuur veel beter en er is meer ervaring met zulke diensten, zodat je die beter in kunt richten." "E-commerce past ook prima bij Edah vanwege de Edah Card", vervolgt Dortmans, "daarmee kan één op één met de klanten gecommuniceerd worden." Ook via E-commerce kan Edah dit principe voortzetten en de klanten individuele aanbiedingen doen bovendien kan het bestellen eenvoudiger doordat de klant bijvoorbeeld vaste boodschappenlijstjes kan gebruiken.
Dortmans: "Extra reden om E-commerce in te voeren is dat Eindhoven Kenniswijk is geworden, wat extra financiële mogelijkheden geeft en het aantal potentiële klanten vergroot."

Kostenbesparing
Dortmans deed marktonderzoek en hield een pilotproject. Uit onderzoek op de TU/e bleek onder meer dat klanten alle artikelen willen kunnen bestellen en dat de helft van de geënquêteerden aangaf eraan mee te willen doen.
In de pilot vroeg hij mensen om bestellingen te plaatsen, waarna hij keek of het lonend is om ze te verzamelen en weg te brengen. Dortmans: "Zo'n systeem opzetten kost veel tijd en dat moet professioneel gebeuren om het snel, efficiënt en goed te doen. Het moet ook grootschalig zijn, met Dedicated Picking Locations (magazijnen voor het klaarmaken en verzenden van producten), het moet geautomatiseerd worden en per regio worden georganiseerd. De voorraad is dan vergelijkbaar met een gewoon distributiecentrum, dus er zijn geen extra grote voorraden nodig." Uit de pilot bleek ook dat er extra personeel en ruimte nodig is. Immers, wat de klant doet, verzamelen en transporteren, moet personeel van de Edah gaan doen. De winst voor Edah ligt deels in kostenbesparing. Dortmans: "Je slaat een trap over, goederen hoeven niet meer naar de winkel. Bij grotere aantallen bestellingen gaan de goederen direct vanuit het distributiecentrum naar de DPL." Een ander deel van de winst is de vergoeding die de Edah voor zijn diensten vraagt. Èn is er nog een ander voordeel. Dortmans: "Met een virtuele winkel op internet kun je ook een extra marktaandeel aanboren. Nu heeft Edah zeven procent van de markt, met een virtuele winkel krijg je alle internetters, van wie er veel nu geen klant bij Edah zijn, er als potentiële klant bij."

[an error occurred while processing this directive]













Website Cursor