/Voorpagina
/Nieuws
/Mensen
/Achtergrond
/Academie
/Onderzoek
/Opinie
/Reportage
/Bestuur
/Cultuur
/Studentenleven
/Ruis
/Harmpje
/Colofon
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/Faculteits Berichten
/Zoeken
/TUE
/ Cursor nummer 1 nummer 2

jaargang 42, 25 november 1999


Academie

Untitled Document Holstlezing ’99 over bloed en de poëzie van onderzoek

Een bloedstollende geschiedenis. Zo luidde de titel van de jaarlijkse Holstlezing 1999 die 18 november gehouden werd door prof.dr. Coen Hemker, emeritus hoogleraar Biochemie van de Universiteit Maastricht. De lezing had onderzoek naar stollingsmechanismen in het bloed als thema, maar Hemker greep de gelegenheid ook aan om zijn publiek te confronteren met het belang van fundamenteel onderzoek.

Bloed hoort niet in de aderen te stollen. Wanneer dat toch gebeurt, is er sprake van trombose. Hemker deed jarenlang onderzoek naar de mechanismen die ervoor zorgen dat bloed stolt en vertelde er tijdens zijn lezing over alsof het ging om de zoektocht naar schoonheid of de poëzie van het onderzoek zoals hij het zelf omschrijft. De eerste Holstlezing werd gehouden in 1977 ter gelegenheid van de twintigste verjaardag van de TUE. De lezing, vernoemd, naar professor Gilles Holst (oprichter van het Philips Natlab en betrokken bij oprichting van de TUE), kreeg later een jaarlijks vervolg. In de lezingen gaan gerenommeerde wetenschappers enerzijds in op wat toegepaste wetenschappen kunnen betekenen voor de industrie en anderzijds wat dat voor implicaties heeft op de samenleving.


Prof.dr.Coen Hemker. Op het schilderij is Gilles Holst te zien, de man naar wie de lezing is vernoemd. Foto Bart van Overbeeke

Fataal

Trombose kan vervelende gevolgen hebben. Soms schiet het stolsel los en belandt het via de beenaderen in het hart. De rechter kamer perst het vervolgens met grote kracht de longslagader in. Als het stolsel groot is, bestaat de kans dat het vervolgens de longslagader afsluit, met fatale gevolgen. Dagelijks komen er in Nederland vijftig gevallen van veneuse trombose voor maar dankzij moderne behandelingsmethoden is de sterftekans beperkt tot één op duizend. Veel gevaarlijker zijn echter die gevallen waar een bloedstolsel een slagader afsluit en een hartinfarct veroorzaakt of een beroerte. Trombose in de slagaderen is in de hele westerse wereld de belangrijkste oorzaak van dood en invaliditeit. Van de vijftig miljoen doden op aarde in 1990 stierven er 12 miljoen aan deze vorm van trombose. Dit kun je tegengaan door de juiste medicijnen toe te dienen. Het probleem is alleen dat het niet duidelijk is wie in aanmerking komt voor deze medicijnen.

Een stolsel ontstaat doordat bloed het eiwitsplitsend enzym thrombine aanmaakt als het door een beschadigd bloedvat stroomt. Dit enzym veroorzaakt de stolling. Om te voorkomen dat de stolling bij een wond te ver doorzet zorgt een andere stof, antithrombine, dat de werking van het thrombine weer langzaam afneemt. Wanneer het stollingssysteem niet goed afgesteld is omdat het antistollingsmechanisme niet goed werkt, heeft iemand meer kans op trombose. Dit onderzoek leidde tot een betrouwbare test waarmee op een eenvoudige wijze, aan de hand van één druppel bloed, is vast te stellen of iemand het risico loopt een hartinfarct te krijgen. Iets waar tot voor kort nog een tijdrovende, ingewikkeld reeks testen voor nodig was. De methode van Hemker en zijn collega’s maakt het mogelijk om efficiënter te zoeken naar nieuwe antithrombotica. Bijkomend voordeel is dat het aantal proefdierentests beperkt zou kunnen worden en het onderzoek bij vrijwilligers en patiënten veiliger en sneller kan verlopen.

Neveneffect

Een spannend neveneffect van het onderzoek van Hemker was het bewijs dat de zogenoemde derde generatie anti-conceptiepillen een verhoogd risico geven op veneuse trombose. Dat werd tot voor kort alleen nog maar

aangenomen op basis van epidemiologische waarnemingen. Het Maastrichtse team kon aantonen dat bij pilgebruik de thormbinevorming verhoogd is en daardoor een verhoogd risico op trombose geeft. Conclusies die in een andere studie, betaald door de pharmaceutische industrie, werden bevestigd.

Hemkers werk is een goed voor-beeld van toegepast onderzoek dat bovendien op de warme belangstelling kan rekenen van geldschieters. “Ik moet u bekennen”, zei Hemker, “mijn hele verhaal was rationalisatie achteraf. Ik heb dit onderzoek alleen maar gedaan omdat ik er lol in heb. Omdat ik het niet kon laten. Eigenlijk geneer ik me er een beetje voor dat ik onderzoek doe dat zich kan rechtvaardigen door een beroep te doen op zijn directe nut. Beter onderzoek dan het mijne, dat pas over één generatie zijn toepassing zal vinden, of over zeven, krijgt in Nederland wezenlijk minder kansen. Goed fundamenteel onderzoek is het stille, niet op de beurs genoteerde kapitaal waarvan de industriële innovatie vanmorgen de rente is. Sinds de jaren zeventig teren we daar op in. We kijken voldaan om ons heen omdat het in Nederland economisch goed gaat. Het is de voldane grijns van de boer die zojuist zijn pootaardappelen heeft opgegeten.”/. /.

Untitled Document Uitwisseling ideeën centraal bij symposium IPO

Het IPO houdt op 2 en 3 december een symposium voor de faculteiten van de TUE. Het IPO wil met dit symposium de banden met de faculteiten aan-halen. Het instituut hoopt op deze manier meer samenwerking tussen de faculteiten en IPO tot stand te brengen.

“Je moet de beperkingen van je eigen kennis kennen om iets goeds te kunnen maken”, stelt prof.dr. Matthias Rauterberg, in antwoord op de vraag waarom hij zowel psychologie als informatica heeft gestudeerd.

Hij is altijd gefascineerd geweest door beide werelden. Rauterberg heeft psychologie in Duitsland gestudeerd, met als specialisatie arbeidspsychologie. “Het was in die tijd in Duitsland niet mogelijk om twee studies te doen”, vertelt hij. Daarom is hij vlak voor de afronding van zijn studie informatica gaan studeren. Door een maas in het net van reglementen van zijn opleiding psychologie kon hij vervolgens toch afstuderen als psycholoog. Tijdens zijn studie informatica richtte hij zich sterk op user-systeminteractie. In Zürich, bij de ETH, heeft hij vervolgens zijn doctorsgraad gehaald. Onderwerp van zijn dissertatie: een concept voor software-ergonomische richtlijnen, een onderwerp dat wederom dicht bij user-systeminteractie ligt.

Rauterberg is sinds een half jaar directeur van het IPO, het centrum voor User-System Interaction. Hij was overigens al enige tijd als hoogleraar aan het instituut verbonden. Zijn combinatie van studies is bijna een spiegel van de bezigheden van het IPO. Bij psychologie staat uiteraard de gebruiker centraal, bij informatica het systeem. Nu de interactie nog.

Rauterberg is, zoals gezegd, van mening dat een monodisciplinaire kijk op zaken te beperkt is. Wie als wetenschapper monodisciplinair is opgeleid, kan producten afleveren die voor een gebruiker ontoegankelijk zijn. Computers zijn een standaard- en schrijnend voorbeeld. Het omgaan met je computer is vaak lastiger dan de omgang met de medemens, en dat wil wat zeggen. Veel software is niet toegesneden op de gebruikers, omdat die bij de software-ontwerper geen factor van betekenis zijn. “Het is de computer die zich moet aanpassen aan de mens. De praktijk is dat het andersom gebeurt”, zegt Rauterberg. Hij geeft een concreet voorbeeld hoe het wel moet. “Bij de ETH in Zürich heb ik een systeem ontwikkeld dat voor een gebruiker heel direct te gebruiken is. Het gaat om de projectie van een hal op een scherm. Door middel van een blokje kun je voorwerpen in die hal oppakken en ergens anders neerzetten. Je hoeft geen commando’s ergens in te typen. Er komt ook geen muis aan te pas. Je doet iets wat een mens in zijn bestaan altijd heeft gedaan: iets oppakken.”

Rauterberg vindt het IPO een uniek instituut, zeker in Nederland, maar ook in Europa. “Het IPO heeft een unique selling point,” zegt hij. “De gebruiker is namelijk belangrijk. Er is in het verleden, maar nu nog steeds, veel onderzoek gedaan naar de perceptie van de gebruiker. Daar is het IPO sterk in.” Het accent zal in de toekomst naar zijn verwachting echter meer verschuiven naar het systeem en de interactie met de gebruiker.

Het Symposium on User System Interaction op 2 en 3 december zal mogelijk wat meer concrete richting aan de plannen van het IPO geven. Het symposium heeft namelijk als doel om een uitwisseling van ideeën te laten plaatsvinden over het onderzoeksgebied user-system-interactie. Rauterberg kijkt echter verder dan alleen de eigen universiteit. “We kunnen ook gaan samenwerken met andere universiteiten, of bijvoorbeeld TNO. In ieder geval komt er nu einde aan de periode dat IPO eigenlijk alleen door interim-directeuren is bestuurd. Er moet nu een concreet beleid komen.”/.

/.














Website