/Voorpagina
/Nieuws
/Mensen
/Achtergrond
/Academie
/Onderzoek
/Opinie
/Reportage
/English page
/Cultuur
/Studentenleven
/Ruis
/Harmpje
/Colofon
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/Faculteits Berichten
/Zoeken
/TUE
/ Cursor nummer 2 nummer 1

jaargang 42, 3 februari 2000


Opinie

Untitled Document Iedereen knuffelen helpt niet

Prof. L.H.J. Verhoef

Hoogleraar ondernemerschap in midden- en kleinbedrijf

Het gaat goed met de B.V. ‘Nederland’. Zo diep als we jarenlang werden verguisd om onze Dutch Disease, zo hoog worden we thans geprezen om ons Poldermodel. Ook de ondernemer staat na een lange tijd weer hoog in aanzien. Mijn oude leermeester, Hans Velu, heeft zijn statusveranderingen eens als volgt getypeerd: “Na de oorlog waren ondernemers de zakkendragers van de maatschappij, in de jaren zestig en zeventig waren het plotseling zakkenvullers en zakkenwassers geworden, maar momenteel krijgen ze bij het grote publiek bijna Messiaanse trekjes.”


Het Multimediapaviljoen biedt onderdak aan jonge ondernemers. Foto: Bram Saeys

Toch zit de huidige situatie niet iedereen helemaal lekker. Vooral de Haagse beleidsmakers maken zich grote zorgen. Heeft onze economie nog wel de veerkracht om toekomstige schokken te kunnen opvangen? Laten we ons niet te zeer in slaap sussen door het gunstig economisch tij? Zit er in onze bevolking nog wel voldoende ondernemerslust? Allemaal vragen, die de overheid lijken te kwellen als je de stapels rapporten van de laatste jaren moet geloven.

In de laatste studie ‘Entrepreneurship in the Netherlands’ van het ministerie van Economische Zaken en het Economisch Instituut Midden- en Kleinbedrijf, verschenen januari 2000, wordt opnieuw gewaarschuwd voor een mogelijk gebrek aan nieuw economisch elan. Bovendien schotelt het rapport ons een vrij Calvinistisch aandoende remedie voor. Onze jeugd - en daarbij wordt vooral gekeken naar de hoger opgeleiden - zou eens een voorbeeld moeten nemen aan haar Amerikaanse leeftijdgenoten en zich minder snel laten verleiden door de gemakkelijke, geplaveide weg naar de goedbetaalde baan, maar durven te kiezen voor het smalle klauterpad leidend naar de onzekere toekomst van een zelfstandig ondernemer.

Om antwoord te krijgen op de vraag of Nederlandse jongeren hiertoe te verleiden zijn, wordt in het rapport Paul Reynolds, hoogleraar verbonden aan het Babson College in Massachusetts, aan het woord gelaten. Aan de hand van de verschillen tussen de Nederlandse en de Amerikaanse samenleving maakt hij duidelijk dat we daartoe nog een lange weg te gaan hebben. Hij ziet ons land als een distributieve samenleving die beheerst wordt door stabiliteit, consensus en nivelleringsdrang. De VS daarentegen worden door hem gekenschetst als een ondernemende economie waarin dynamiek, concurrentie en wil tot presteren centraal staan. In zijn visie zijn dit geen bewuste keuzes geweest, maar de resultaten van eeuwenlange ontwikkeling, waarin hij voor ons land de wortels legt bij de Neander-talers(!), die zo´n 250.000 jaar geleden door het Limburgse heuvellandschap zwierven. Het zal duidelijk zijn, dat Reynolds voor ons geen panklare oplossing op zak heeft. Hij pleit voor een bottom-up benadering “Zoek het bij de ouders. Haal ze over hun kroost enthousiast te maken voor het eigen bedrijf”, is zijn schamele suggestie.

Wanneer we echter de bijdrage van het ministerie van Economische Zaken aan het rapport moeten geloven, dan ligt de oplossing van ‘het probleem’ meer in een top-down benadering: de overheid moet ervoor zorgen, dat de vermaledijde vestigingswetgeving voor eens en altijd wordt afgeschaft, de financieringsmiddelen worden uitgebreid, starters beter worden opgevangen en het onderwijs zich actiever opstelt bij het opsporen en opleiden van potentiële starters. Het klinkt simpel in de oren, maar kijk je naar de praktijk dan blijft van al deze aanbevelingen weinig over. Neem de vestigingswetgeving. Welke innovatieve starter heeft hier nog mee te maken? De bedrijfsfinanciering. Op dit gebied valt nog nauwelijks iets nieuws te bedenken. Ik weet zeker, dat Amerikaanse starters bij het zien van ons aanbod direct zouden kwijlen. De opvang. Nederlandse starters worden bedolven onder de vele hulpverlenende instanties die hen graag een tijdje gratis of goedkoop willen komen knuffelen. En last-but-not-least het onderwijs. De 4,15 miljoen gulden die de overheid voor de komende drie jaar heeft uitgetrokken om het ondernemerschap via het onderwijs te bevorderen (zie de EZ-nota: De ondernemende samenleving) is een lachertje in het licht van de revolutie die wordt gepredikt.

Wat dan wel?

Ik geef toe, dat ik ook niet zou weten hoe je het aantal starters zou kunnen opschroeven. Ik vind dat ook niet zo relevant. Uitgangspunt was toch het bevorderen van dynamiek in onze economie. Veel energie steken in het trekken aan onwillige (jonge) honden is een mogelijkheid, proberen in te spelen op positieve trends in de markt een andere. Tot de huidige trends behoort intrapreneurship. Steeds meer jonge mensen binnen bedrijven die in staat worden gesteld een (nieuwe) activiteit te leiden als ware het hun eigen onderneming. Deze trend waarbij de grens tussen werknemer en werkgever vervaagt, is niet alleen waarneembaar bij de grote bedrijven, maar ook in het midden- en kleinbedrijf. Vooral de komst van nieuwe distributiekanalen, zoals Internet, zorgt voor de oprichting van nieuwe business units geleid door dynamische jongelui met kennis van zaken: een nieuw slag ondernemers dus.

Moeten we het idee van het bevorderen van zelfstandig ondernemerschap dan geheel laten varen?

Zeker niet. Alleen moet het streven niet meer zozeer gericht zijn op het bereiken van grote aantallen, maar op kwaliteit. In deze aanpak past dan ook geen confectiewerk, maar maatwerk; geen groot dienstverlenend apparaat, maar afzonderlijke raamcontracten met partijen die aan de bron van deze selecte groep ondernemers zitten. Kortom, het wordt tijd dat Den Haag de universiteiten af gaat en per instelling vaststelt wat de beide partijen als mogelijk en wenselijk zien.

Untitled Document Engelse taal op de TUE

De Engelse taal raakt steeds meer in zwang in het hoger onderwijs. Op sommige instellingen wordt vaak al volledig in het Engels gedoceerd. In Cursor verschijnt er vanaf vandaag iedere week een Engelse pagina. Hoe zijn de meningen hierover?

Vincent Merk

Docent Frans en beheerder talenpracticum

Die Engelse pagina vind ik een goed initiatief. Er moet echter veel meer gebeuren met het talenonderwijs. De jonge generatie spreekt tegenwoordig alleen nog maar Engels. Nederlands’ reputatie als internationaal georiënteerd land raakt wat dat betreft een beetje afgezwakt. Ik ben het volledig eens met wat het BIA doet, maar het moet van twee kanten komen. Buitenlandse studenten die Nederlands leren, oké maar dan moeten Nederlanders ook open staan voor buitenlandse talen. Ik zie wat dat betreft nog wel wat problemen als docenten les moeten gaan geven in het Engels.

Melanie Koymans

Voorzitter Een op Tien

In het kader van de internationalisering is zoiets natuurlijk hard nodig voor studenten en medewerkers. Ik denk dat veel studenten de buitenlandse talen slecht beheersen. Dat komt volgens mij niet eens zozeer omdat TUE’ers vaak bčta’s zijn, maar meer omdat de meeste dictaten in het Nederlands verschijnen. Het is een soort van gewenning, lijkt me. Datzelfde geldt voor de docenten. Zij doceren meestal in het Nederlands. Als ze Engels moeten spreken, kan dat dus problemen opleveren. Ik denk dat zo’n Engelse pagina voor buitenlandse studenten een stimulans vormt om ook de Nederlandse pagina’s in Cursor te bekijken.

Ir.Jan Graafmans

International relations officer

Ik ben het ermee eens dat er in het taalonderwijs geďnvesteerd moet worden. De Engelse taal is zeker in opkomst en medewerkers moeten daarin bijgeschoold worden. We moeten een staf hebben die daar professioneel mee om kan gaan in de toekomst. Ik ben zelf bezig met de zogenoemde ‘masterclasses’ om buitenlandse studenten in het vierde en vijde jaar hierheen te halen. Dan is het natuurlijk onontbeerlijk dat je de Engelse taal goed spreekt.

Dr.Jan Ulijn

Leerstoelhouder Jean Monnet in Euromanagement

We moeten de Nederlandse taal en cultuur natuurlijk hoog houden. Tegelijkertijd dienen we ons te rea-liseren dat de Nederlandse taal erg beperkt is. De Engelse taal behoort eigenlijk je tweede natuur zijn. Dat verdient grote zorg. We zullen ons veel meer moeten bekwamen in het Engels op de TUE. Er dienen veel meer colleges in het Engels te komen en ook het aantal Engelse syllabi moet worden uitgebreid. Naast een voortreffelijke kennis van de Engelse taal, zullen studenten een globale kennis van het Frans, Duits en Spaans moeten bezitten.

Untitled Document In Cursor 19 stond in de column ‘Belrondje’ over de toekomst van de notebooks wat commentaar van mijzelf op de toekomst van de TUE, met betrekking tot notebooks en onderwijs. Door de beknopte verslaggeving kwam mijn mening helaas wat ongenuanceerd over, en ik zou graag het een en ander rechtzetten. Ik ben inderdaad geen fan van het notebookproject, met name omdat ik als gebruiker tegen een flink aantal problemen ben aangelopen. Het onderhoud van een notebook kost evenveel tijd als ermee bespaard wordt, en terwijl overal op de TU men de mond vol heeft over RSI, heb ik bij het notebookproject de indruk dat de gezondheidsrisico’s over het hoofd worden gezien. Je kunt natuurlijk de verantwoordelijkheid bij de student leggen, maar niet als je die daar niet terdege over voorlicht. Wat betreft het gebruik van notebooks in het onderwijs nam ik als voorbeeld het vak TDO, omdat dit een eerste, en in het geheel niet onverdienstelijke poging is om studenten een vrijwel volledig digitaal lespakket aan te bieden. Dit heeft zeker voor een dergelijk vak grote voordelen omdat het mogelijk wordt om het vak toe te spitsen op de individuele gebruiker. De kanttekening die ik erbij wilde plaatsen is dat je moet oppassen dat je het contact niet kwijtraakt: als je een college volgt, kom je automatisch regelmatig met het vak in aanraking door het hele trimester. Hierdoor wordt de aandacht gefocused op de vakken die je in de collegezaal volgt, en denk je er pas op het laatste moment aan dat je ook nog een vak op cd-rom hebt staan. Al het werk gaat zich dan ophopen in de laatste weken, ook voor de begeleiders! Ook hier geldt dat de verantwoordelijkheid voor een groot deel bij de student ligt, maar dat de student ook moet weten wat zijn verantwoordelijkheden zijn. Ik hoop dat ik alle mensen waar ik commentaar van heb gekregen op deze manier duidelijkheid gegeven heb.

Mathijs Cuijpers

In Cursor nummer 19 schreef de heer of mevrouw Vianen over het fenomeen B.A.S. Ik ben van mening dat de afkorting niet geheel tot zijn recht komt als Bewust Afgestudeerde Student. Ik meen uit de omschrijving eerder een Bewust Afgestudeerde SCHOLIER te herkennen.

Jappe Hoeben














Website