/Voorpagina
/Mensen
/Nieuws
/Opinie
/Cultuur
/Studentenleven
/Achtergrond
/English page
/Onderzoek
/Reportage
/Bestuur
/Ruis
/Ranzigt
/Colofon
/Faculteits Berichten
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/TUE
/Zoeken:
/ Cursor nummer 6

jaargang 43, 12 oktober 2000


Achtergrond


De eeuwige student bestaat nog

Sneller, sneller, sneller. Het lijkt het toverwoord van de huidige student. Snelheid betekent intelligentie, doorzettingsvermogen, werklust en zeker ook snel geld verdienen. Voor snelheid krijgt een student schouderklopjes. Degenen die het wat rustiger aan doen moeten zich verantwoorden. En studenten studeren sneller dan ze ooit gedaan hebben. Dat was wel eens anders. In een tijd lang geleden toen er nog werd gepraat over zelfontplooing, verrijking van de geest en democratisering van onderwijs. Het ging toen niet om de duur van de studie maar ’om wat je eruit haalde’. Die tijd is nu echt voorbij.Toch zijn ze er nog steeds, de studenten die niet binnen vijf of zes jaar afstuderen. Wat denken ze er zelf van en vooral ook wat denkt de buitenwereld?
Harm Schelhaas, 37 jaar, sinds 1981 student aan de TU/e (toen Technische Hogeschool), studeerde vanaf ’81 Wiskunde en is halverwege de jaren ’80 overgestapt naar Informatica.

“Ik volg zo nu en dan nog wat. Regelmatig ben ik bij een doctoraalbegeleider langsgegaan, omdat ik me had voorgenomen om mijn studie af te ronden. Dan keken we naar mijn lijst en ging ik wat vakken doen. Na een jaar dacht ik: ‘Nou ja’, en dan kwam er weer de klad in. Ik heb een begeleider gehad en die zei tegen me: ”Zolang u niet afhankelijk bent van een beurs, kunt u er lang over doen.” Dat hoor je niet vaak meer. Het moet snel nu. Dat gericht zijn op snelheid is een maatschappelijke visie. Die komt niet alleen vanuit de overheid, dus van boven, maar ook van onderen; van de studenten. Want studenten hebben het niet alleen gehoord van de overheid, maar ook al eerder van ouders, docenten, medescholieren of de tv. De studenten worden opgejaagd terwijl ze zich ook moeten ontplooien om een vollediger mens te worden. Simpelweg de stof van een studie in je opnemen is dan niet voldoende. Studenten krijgen over het algemeen toch een baan met veel verantwoordelijkheid in de wetenschap of de maatschappij. Als de samenleving ervoor zorgt dat de ontwikkeling van studenten minder wordt dan krijgen we mensen met oogkleppen op en dat is weer slecht voor de maatschappij.
Ik had een collegastudent die in 1970 begon met Bouwkunde. Hij had de studie redelijk snel doorlopen en kon gaan afstuderen. Hij vroeg zich af ’en wat dan?’. Hij zei: ‘Ik ga huizen bouwen voor mensen terwijl ik niet weet hoe die mensen willen leven; ik zou een verdomd slechte architect zijn.’ Hij is niet afgestudeerd, is theologie gaan studeren en is in ’82 of ’83 afgestudeerd. Daarna is hij les gaan geven. Na een half jaar was dat afgelopen en is hij in de WW gekomen. Vervolgens heeft hij toch Bouwkunde weer opgepakt, maar in een andere richting dan hij daarvoor deed. Toen hij klaar was, werd hij actief in de stedebouwkunde en doceerde hij. Zo zie je dat het soms een tijdje duurt voordat je hebt gevonden wat je wilt doen. Dat ik al negentien jaar op de universiteit rondloop, heeft verschillende redenen. Op de eerste plaats speelde het behalen van het diploma eigenlijk geen rol, omdat ik dacht dat ik altijd wel in de informatica en wiskunde actief zou blijven. Ik was van plan een beetje regelmatig in het programma te vorderen. Het belangrijkste was dus om naar die universiteit te gaan en goeie cijfers te halen. Op de tweede plaats heb ik heel veel interesses. Ik zeg wel eens tegen mensen ’ik heb tien hobby’s en ëën daavan is studeren’. Dat is natuurlijk een dooddoener, maar het geeft wel een beetje aan wat er aan de hand is. Ik leg me ergens op toe en na een tijdje verslapt de interesse. Dan ga ik me ergens anders in verdiepen.
Op de derde plaats ben ik altijd actief geweest in het studentenleven en vooral ook bij SSRE. Belangrijk is ook dat ik verschuivende academische interesses heb. Wat ook meespeelt is dat ik mijzelf altijd wel zag als een bolleboosje, maar niet als de ijverigste student. Lui was ik al op de middelbare school. Ik ben natuurlijk niet meer van een beurs afhankelijk en hoef ook niet te werken om in mijn levensonderhoud te voorzien. Dat betekent dat de financiële druk om af te studeren weg is. Ik heb een gloeiende hekel aan die druk, maar ik denk dat het wel productief kan werken. Op de studentenvereniging reageren mensen heel wisselend op mijn aanwezigheid. Ik tref overwegend twee reacties. De eerste is enthousiast. ‘Komt dat nog voor”, zeggen studenten dan. ‘Leuk zo'n ouwe lul die meer te vertellen heeft dan leut en gepraat over de vakjes van tegenwoordig.’ Deze groep komt tegen me aan lullen en discussiëren over allerlei zaken. Van een andere groep heb ik het idee dat ze mijn aanwezigheid als een bedreiging ervaren. Dat zijn de studenten die snel carrière willen maken. Voor hen is dat belangrijk en als ze iemand tegenkomen voor wie carrière geen enkele rol speelt, dan zien ze diegene als een klaploper. Daarnaast is iemand die geen spat uitvoert een signaal dat het voor hen ook wel eens niet zo snel en vlekkeloos zou kunnen verlopen als ze gepland hadden. Ik ben dan hun schrikbeeld. Soms gaan studenten schelden en roepen ’jij hoort hier niet’ en ’jij bent gek’. Ach ja, je hoeft niet van me te houden.
Langzaamaan ga ik me terugtrekken uit het studentenleven. Ik ben bezig me naar andere sociale kringen te verplaatsen. Ik heb ook wel lang genoeg op de universiteit rondgelopen. Wel wil ik de studie formeel afronden met het behalen van het papiertje. Of ik met die wetenschap iets ga doen, dat is de vraag.”

Fons, 29 jaar, studeert sinds '94 Wiskunde aan de TU/e, verwacht nog twee jaar bezig te zijn voordat hij afstudeert.

“Toen ik net was begonnen met mijn studie wilde ik wel snel klaar zijn om wetenschappelijk werk te gaan doen of om in het bedrijfsleven onderzoeker te worden. In het eerste jaar van mijn studie werd ik echter al meteen ziek. Kort daarna kreeg mijn moeder kanker en mijn vader is in die tijd door gewrichtsklachten grotendeels arbeidsongeschikt geworden. Dat alles duurt nu al ruim vier jaar. Zo’n negatieve spiraal is vreselijk slecht voor je motivatie. Er is immers niemand meer die je kan opbeuren, omdat echt alles onzeker is. Er kwamen langzaamaan steeds meer leuke dingen buiten mijn studie en ik zag dat er meer was dan studeren alleen. Toch heb ik ook nog wel een jaar gehad waarin ik zestig studiepunten heb gehaald, omdat ik even een achterstand wilde inhalen. Dit waren overigens veel vakken uit het eerste jaar; dat was dus niet zo moeilijk.
Nu zit ik in de studentenraad, in de opleidingscommissie en de faculteitsraad. Ik heb ook zitting gehad in het faculteitsbestuur. Dat is heel interessant; ik heb daar veel geleerd. Ik heb me op de universiteit vaak gestoord aan de beperkte visie op studeren. Als een studie vijf jaar duurt, doe er dan gerust zes of zeseneenhalf jaar over. Verdiep je in onderwijs, het studentenleven of maatschappelijke zaken. Je krijgt hier weinig filosofie, terwijl je toch een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebt als ingenieur. Daar moet je over nadenken. De atoombom is ook door ingenieurs uitgevonden. Als je alleen maar je studie volgt en je verder niet ontwikkelt dan kom je die vragen niet tegen.
Met de progressieve fractie hebben we ook de nota 'leren denken' geïntroduceerd om studenten een bepaalde ruimte te geven om zelf iets aan te pakken. Het heeft als doel om studenten minder strak te laten denken.
Toch zie je dat veel studenten snel hun studie willen afronden. De perspectieven op de arbeidsmarkt zijn zo gunstig dat studenen snel afstuderen. Elk jaar dat ze niet werken lopen ze veertigduizend gulden mis, zo redeneren ze.
Op het VWO had ik de gewoonte om niet naar de lessen te komen. Docenten zeiden dat een studie wiskunde me nooit zou lukken, omdat ik te slordig was. Ze vonden wel dat ik geknipt was voor wetenschappelijk onderwijs, maar bij wiskunde is netjes zijn vereist en ik was te rommelig. Ook vonden docenten me erg eigenwijs. Misschien dat ik daarom toch wiskunde ben gaan doen. Eenmaal op de universiteit moest ik al gauw op het matje komen bij de opleidingscoördinator. Of ik niet beter iets anders kon gaan doen en of ik dit echt wel wilde. Dan schrik je wel. Na twee jaar heb ik tegen hem gezegt dat ik echt wiskunde wilde studeren en dat ik mijn redenen had voor de studievertraging. Daarna heeft hij me nooit meer op het matje geroepen. Hij zag wel dat ik bezig was met andere dingen.
Toch stuit je wel op misvattingen als je uit de pas loopt met je studie. Mensen willen je bijsturen. Ze vragen niet wat er aan de hand is, maar beginnen met je cijferlijst in de hand te vertellen hoe je het moet doen.
Vaak is het voor faculteiten niet duidelijk wat er gebeurt als iemand uit de pas loopt. Richt een studie zo in dat iemand niet meteen buiten boord valt als hij vakken niet haalt. Ik leef nu van beleggen en de druk van de studiebeurs is dus voor mij gelukkig voorbij. Ik heb zo veel gelazer met de studiefinanciering gehad. Heel veel onnodige administratieve zooi. Ik stak er soms wel anderhalve dag per maand in. Als ik in die tijd had gewerkt dan had ik al bijna meer verdiend dan met de studiebeurs.”

Lars Jansen, 28 jaar, sinds '90 student natuurkunde in Nijmegen, van '92 tot '93 HTS bouwkunde in Den Bosch en sinds '94 student Bouwkunde aan de TU/e. Hij hoopt binnen twee jaar af te studeren.

“Mensen gaan toch vragen: ben je al aan het afstuderen? Mijn ouders vroegen dat ook wel, maar neefjes en nichtjes begrepen het iets beter en hielden snel op met informeren naar mijn studievoortgang. Ook mijn ouders weten nu wel dat ik er gewoon wat langer over doe. Ik ben zelf actief in een omgeving waarin mensen vinden dat je de tijd moet nemen voor een studie. Ik doe er dan ook van alles naast. Zo werk ik 25 uur in de week. Ik ben bestuurslid van de Progressieve Fractie, heb in de universiteitsraad gezeten, ik ben actief in het Studenten Advies Orgaan en andere commissies. Ook sport ik veel. Door dit alles heb ik de afgelopen twee jaar niet veel gestudeerd. Volgens mij is het nuttig om veel naast mijn studie te doen. Je leert dan meer dan de stof van je studie alleen. Je leert hoe het gaat in een bestuur, hoe je een vergadering moet leiden, je leert stukken schrijven en je agenda plannen.
Het blijft natuurlijk een persoonlijke keuze. Ik kan daarom ook niet zeggen dat iedereen van alles naast zijn studie moet doen. Toch raad ik het mensen wel aan. De universiteit is geen beroepsopleiding waarmee je meteen de arbeidsmarkt op kan. Op de universiteit leer je omgaan met kennis en moet je nadenken over maatschappelijke vraagstukken. Ik denk niet dat op de TU/e genoeg aandacht is voor dat laatste. Maar dat is ook niet zo vreemd op een technische universiteit. Onderzoekers hebben natuurlijk een grote interesse in hun eigen vakgebied. Toch moet je ook verder kijken en niet alleen maar blind achter onderzoeksvragen aanrennen. De TU/e wil vooral ingenieurs opleiden en voor hen geldt meer nog dan voor de onderzoekers dat ze zich van de maatschappij bewust moeten zijn.
Ik denk ook wel dat er tijd is om verder te kijken, zeker nu je tien jaar over een studie mag doen. Een studie is zo ingericht dat er wel tijd is voor andere activiteiten. Op papier kost een studie veertig uur in de week, maar vaak komt dat neer op tachtig uur in de weken voor de tentamens. Ook is er 's avonds en in de weekenden genoeg tijd om iets anders te doen dan studeren. Toch zijn studenten veranderd in vergelijking met mijn generatie studenten. Er zijn nu geluiden dat het moeilijker wordt om mensen te vinden voor activiteiten, maar dat is altijd moeilijk geweest. Er is gemeten hoeveel activo’s er op de universiteit rondlopen. Dat zijn er al jaren rond de tweehonderd, geloof ik.
Daar zit niet zoveel verandering in. Wel denk ik dat de studenten van nu bewuster kiezen. Ze vragen zich af of ze iets willen doen naast hun studie, wat ze dan willen doen en hoeveel tijd dat mag kosten. Ook remmen ze iets eerder af als ze denken dat het ten koste gaat van de studie. Ze lijken wat rationeler.
Toen ik begon, kreeg je nog zes jaar studiefinanciering. Mensen begonnen gewoon aan een studie en zagen wel of ze de juiste keuze hadden gemaakt. Was dat niet zo, dan kon je altijd nog van studie veranderen. Nu moet je bewust kiezen en volgens mij ga je dan ook bewuster met je studie om. Ook speelt de economische situatie een rol. Op het het moment dat het goed gaat, studeren mensen sneller af en gaan ze sneller werken. Als het slecht gaat, zullen ze meer dingen naast hun studie doen en worden ze bijvoorbeeld AIO. Volgens mij zijn er op de faculteit niet veel studenten van mijn generatie. Er is er in ieder geval nog ëën. Dat is een vriend en generatiegenoot. Ik heb het vermoeden dat als ik wat langzamer ga, dat hij dan ook op de rem trapt”.

Cursus voor langstudeerders
De Katholieke Universiteit Nijmegen startte 1 januari 1999 met een cursus om langstudeerders op weg te helpen, meldt het KUnieuws van 13 november 1998. ”We merken dat veel van hen opzien tegen deelname aan de samenleving”, concludeerde studentenpsychologe P. van Duuren. Het accent van de cursus ligt op het bieden van structuur en het verbeteren van de planning. Volgens Van Duuren is de studententijd een soort uitgestelde volwassenheid. Na de studie is het afgelopen met het vrijetijdsbestaan. Ook moeten langstudeerders leren om knopen door te hakken, meent Van Duuren. Dat er langstudeerders zijn die er geen problemen mee hebben en ervoor kiezen om naast hun studie veel te doen, wordt in het artikel ook vermeld.

Cijfers van het ministerie van OCenW
Studenten studeren steeds sneller af: het rendement na vijf jaar neemt de laatste jaren duidelijk toe. Van alle studenten die in 1989 aan een studie begonnen, had zeventien procent na vijf jaar het doctoraal diploma. Van de lichting uit 1992 was dit al gestegen naar dertig procent. Tussen 1993 en 1997 ging de gemiddelde studieduur van een afgestudeerde van 71 naar 70 maanden.

[an error occurred while processing this directive]













Website Cursor