/Voorpagina
/Mensen
/Nieuws
/Opinie
/Cultuur
/Studentenleven
/Achtergrond
/English page
/Onderzoek
/Reportage
/Bestuur
/Ruis
/Ranzigt
/Colofon
/Faculteits Berichten
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/TUE
/Zoeken:
/ Cursor nummer 6

jaargang 43, 12 oktober 2000


Bestuur


BIA pleit voor meer centrale ondersteuning bij ontwikkelingssamenwerking

 

Samenwerking LIC’s/ Han Konings

De faculteiten aan de TU/e bepalen zelf of ze willen samenwerken met instellingen in ontwikkelingslanden. Het College van Bestuur verleent hierbij echter geen centrale ondersteuning meer. Het Bureau for International Activities (BIA) publiceerde in februari een voorstel voor het TU/e-beleid aangaande de samenwerking met organisaties in zogeheten Low Income Countries (LIC’s). In dit voorstel is wel een prominente plaats ingeruimd voor ondersteuning vanuit centraal niveau.
Tot op heden heeft het College van Bestuur, zelfs na herhaald aandringen door het BIA, nog niet op de zeven maanden oude nota gereageerd. Volgens BIA-directeur Leo Robben is het een beetje ondergesneeuwd geraakt in alle perikelen rondom de AVA-operatie. Rector magnificus Martin Rem, verantwoordelijk voor het buitenlandbeleid, deelt echter mee dat juist bij de uitwerking van de AVA-operatie duidelijk is geworden dat de TU/e op internationaal gebied een heldere keuze heeft gemaakt. Men wil in de toekomst op centraal niveau alleen nog samenwerken met gelijkwaardige instellingen. Rem denkt niet die aan te treffen in ontwikkelingslanden. “We doen aan de TU/e niet aan ontwikkelingshulp en ik denk ook niet dat iemand op deze universiteit daar om zal treuren”, aldus Rem. “Al staat het faculteiten en capaciteitsgroepen die dat kunnen combineren met hun onderwijs- en onderzoeksprogramma, natuurlijk vrij om het zelf wel te doen.” In de BIA-nota, waarbij ook een aantal TU/e-hoogleraren hebben gefungeerd als klankbord, is onder meer gekeken naar de motieven die de TU/e heeft om al dan niet samen te werken met LIC’s en welke kosten en baten hierbij een rol spelen.

Mondiale uitdagingen
Op dit moment kent de TU/e met verschillende instellingen in LIC’s samenwerkingsverbanden, die al vele jaren oud zijn. Daartoe behoren projecten in traditionele ontwikkelingslanden zoals Tanzania en Zambia, maar bijvoorbeeld ook in een Europees land als Albanië, of binnen een Aziatische groeimarkt, zoals India. De samenwerking varieert sterk in aard en omvang. De ene keer betreft het de stage van een student. Maar ook projectmatige samenwerking tussen een TU/e-onderzoekschool en een lokale instelling valt er onder. Het BIA constateert dat het beleid op dit gebied niet geformaliseerd is. Men hoopt met de nota daartoe een bijdrage te kunnen leveren. De nota tracht de samenwerking met LIC’s van een motivatie te voorzien. Allereerst wordt erop gewezen dat de TU/e mensen opleidt die een belangrijke rol in de samenleving zullen gaan vervullen. Citaat: “Zij worden geconfronteerd met het vervagen van grenzen en mondiale uitdagingen op uiteenlopende gebieden. Het is daarom de taak van de universiteit om een brede leeromgeving aan te bieden, waarin de wereld als geheel en in alle facetten aan bod komt.” Men is van mening dat de samenwerking met LIC’s goed past binnen het spectrum van internationale activiteiten van de TU/e. Bovendien wordt er aan de TU/e, onder meer bij de opleiding Techniek en Maatschappij, onderwijs aangeboden en onderzoek verricht op het functioneren van technologie en mensen in LIC’s, aldus de nota. Ook wordt gewezen op het feit dat overheden en niet-gouvernementele organisaties op verschillende niveaus programma’s hebben ontwikkeld om de problematiek, die zich op mondiaal niveau voordoet, te bestrijden. Onderwijs en onderzoek spelen hierbij een belangrijke rol. Ergo: de TU/e als betrokken universiteit, zou bereid moeten zijn om als uitvoerder in dergelijke programma’s op te treden.

Baten
De baten, die de samenwerking met LIC’s opleveren, zijn volgens de nota onder meer een verruiming van het aantal internationale stages, het aantrekken van studenten en promovendi, waar op de TU/e een tekort aan is, en een uitbreiding van samenwerking met andere Nederlandse en Europese instituten. Ook internationale naamsbekendheid en een positief imago denkt men ermee te kunnen bereiken. Daarnaast voorzien de samenstellers van de nota ook een toename van de inkomsten uit de derde-geld-stroom: vergoedingen voor wetenschappelijke en managementgerichte input en voor de reis- en verblijfskosten van TU/e-staf. Ook beurzen voor studenten en promovendi zijn ermee te verwerven. Een versterking van de strategische positie van de TU/e bij het Nederlandse bedrijfsleven ligt ook in het verschiet.

Cruciaal
Centrale ondersteuning is hierbij echter van cruciaal belang, beweert Leo Robben. “Om de koek (lees: de financiering) die op dit gebied te verdelen valt, woedt een felle strijd tussen Nederlandse instellingen en universiteiten. Als daar geen ondersteuning op centraal niveau bij wordt geboden, is het binnenhalen van dergelijke projecten ondoenlijk. De nu nog lopende TU/e-projecten in LIC’s maken we dan de komende jaren af, maar over drie à vier jaar houdt het op. Het is dan welhaast onmogelijk om er weer tussen te komen.” Volgens rector Martin Rem is het oogmerk van de TU/e niet om geld te verdienen. Rem: “Wij hebben duidelijk ingezet op een ander traject en daar houden we aan vast. In de 3+2-structuur die we dit studiejaar ingevoerd hebben, willen we in de masterfase ook buitenlandse studenten kunnen laten instromen. Ook die verwacht ik niet uit de LIC’s.” De opmerking van Robben dat andere universiteiten, met name de TU Delft, wel veel energie en mankracht spenderen aan samenwerking met LIC’s, maakt geen indruk op Rem. “Delft heeft een totaal andere keuze gemaakt. Zij zetten in op een ander beleid. Voor ons is het echter een gepasseerd station.”
Studenten van de studierichting Internationale Technologische Ontwikkelingskunde (ITOK) aan het werk in Goma.


Commerciële Dienst verantwoordelijk voor honderd miljoen

Honderd miljoen gulden. Laat het een tonnetje meer of minder zijn, maar toch dat is wel zo’n beetje het bedrag dat de TU/e jaarlijks besteedt aan de inkoop van goederen en diensten. Met de inkoop van diensten als de catering en de schoonmaak of goederen als computers en plantenbakken zijn forse bedragen gemoeid. Bedragen waar flink over onderhandeld dient te worden. Martin Boers staat aan het hoofd van de Commerciële Dienst en is verantwoordelijk voor het inkoopbeleid van de universiteit. Het is een dienst waarvan maar weinig mensen zich beseffen hoe groot de impact is van de stappen die daar ondernomen worden.


De aanschaf van nieuw meubilair was zijn eerste kluif. Daarna volgden projecten zoals de herziening van het contract met cateraar Van Hecke en de vervanging van de ‘interne groenvoorziening’ van universiteit. Binnenkort wordt ook het contract met het schoonmaakbedrijf opnieuw bekeken en op termijn gaat de commerciële dienst ook de afspraken met de leverancier van monitoren en computers tegen het licht houden. Zo’n beetje elke periodiek terugkomende aanschaf van goederen en diensten is in feite het domein van de commerciële dienst en wordt op termijn ‘getoetst aan de markt’ zoals ze het zelf omschrijven. Toetsen in de markt betekent kortgezegd dat om de drie vier jaar opnieuw gekeken wordt of er andere leveranciers zijn die dezelfde diensten en dezelfde kwaliteit voor een scherpere prijs kunnen leveren. Het uiteindelijke doel, dat mag duidelijk zijn, zijn de besparingen. En op een bedrag van 100 miljoen gulden lopen die bedragen al snel behoorlijk op. “Als je vijf procent per jaar kunt bezuinigen op de inkoop, doe je het al heel goed.” Toetsen in de markt is iets wat de universiteit maar sporadisch deed. Sommige contracten liepen behoorlijk lang. Door een dergelijk contract op te zeggen en opnieuw rond te gaan kijken, behaal je de beste resultaten, vindt Boers. “Op die manier blijf je scherp. Je dwingt jezelf om te kijken of je nog steeds het goede doet. Zo voorkom je dat er bepaalde ingeslepen processen ontstaan. Het is een logisch proces, maar in het verleden is daar op deze universiteit nooit echt aandacht voor geweest.” Een recent voorbeeld uit de dagelijkse praktijk van de Commerciële Dienst is de vernieuwing van het contract met cateraar Van Hecke. Met het oude contract dat al vijftien jaar liep, was op jaarbasis een kleine vier miljoen gemoeid. “Voor de universiteit was het contract met Van Hecke financieel ongunstig. De universiteit betaalde voor elke dienst die Van Hecke leverde. We hebben het contract opgezegd en zijn gaan zoeken naar een nieuwe partij. Uiteindelijk is het contract opnieuw met Van Hecke gesloten, maar veel gunstiger dan voorheen. Wij vragen ze een aantal diensten te verrichten. Alles wat ze beter en anders willen doen, is voor hun eigen risico. Op jaarbasis scheelt dat de universiteit al gauw een miljoen gulden.” Boers denkt niet dat een dergelijke aanpak de kwaliteit van de dienst naar beneden haalt. “Sterker nog, ik denk dat we voor minder geld een beter product krijgen”, beweert Boers. “Ik hoop oprecht dat de gebruikers van de diensten het ook als een verbetering ervaren.”














Website Cursor