/Voorpagina
/Mensen
/Nieuws
/Opinie
/Cultuur
/Studentenleven
/Achtergrond
/English page
/Onderzoek
/Reportage
/Bestuur
/Ruis
/Ranzigt
/Colofon
/Faculteits Berichten
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/TUE
/Zoeken:
/ Cursor nummer 0 nummer 5

Jaargang 44, 4 oktober 2001


Achtergrond

Untitled Document

Met AVA start een nieuwe vorm van dienstverlening

AVA/Fred Gaasendam
Illustratie/Paul Weehuizen
De financiële middelen van de TU/e zijn, onder andere door een al jarenlang teruglopende eerste geldstroom vanuit Den Haag, beperkt aan het worden. Wil de universiteit nieuwe activiteiten starten, dan zal het geld moeten worden onttrokken aan andere activiteiten. Onder andere daarom startte de TU/e vorig jaar een reorganisatie. Deze 'Added Value Analysis' lijkt zijn roerigste tijd inmiddels achter de rug te hebben. De nieuwe diensten zijn in relatieve stilte aan de slag gegaan om de uitgangspunten van de zo roerig begonnen reorganisatie uit te voeren. Eind juni presenteerden de diensten aan de faculteiten hun meerjarenplannen. De tijd is daarom aangebroken om kennis te maken met deze nieuwe diensten. Cursor zal vanaf nu in een reeks van twaalf verhalen elke week zijn licht laten schijnen op een nieuwe dienst. Centraal staat daarbij de vraag op welke wijze de diensten de uitgangspunten van AVA denken te gaan verwezenlijken. De serie start met een terugblik op AVA op deze pagina's en een schets van de uitgangspunten die in het AVA-proces zijn geformuleerd ten aanzien van de nieuwe dienstverlening. Op pagina 13 bijt het Studenten Service Centrum het spits af in de reeks verhalen.

Het personeel van de universiteiten in Nederland is het onderhand wel gewend. De opmerking zal nog slechts een meewarige blik geven wanneer er ergens in de Alma Mater weer een bezuinigingsronde wordt afgekondigd. Universiteiten zijn namelijk al sinds het begin van de jaren tachtig aan het bezuinigen. 'Taakverdeling en Concentratie' en 'Selectieve Krimp en Groei' heette het in de jaren tachtig onder leiding van minister Deetman. In de jaren negentig liet ook minister Ritzen zich niet onbetuigd. Hij haalde vele honderden miljoenen guldens weg bij de universiteiten.
De VSNU heeft een en ander nog eens fijntjes voorgerekend in de onlangs uitgekomen notitie Kennis voor Kansen, een position paper van de universiteiten voor de komende kabinetsperiode. Vanaf 1980, zo laat de VSNU in een staatje zien, lopen de uitgaven voor veiligheid en zorg ongeveer parallel aan de toename van het Bruto Nationaal Product (dat overigens in die twintig jaar verdubbeld is). Grote achterblijver is het onderwijs, dat slechts anderhalf keer groeide. Binnen de sector onderwijs groeien in al die jaren de budgetten van het primair, voortgezet en beroepsonderwijs, maar zakken de uitgaven aan het wetenschappelijk onderwijs. Kortom, het hoger onderwijs heeft in de sector onderwijs het meeste bijgedragen aan de sanering van de overheidsfinanciën, zo concludeert de VSNU. De uitgaven aan research en development zitten door al die bezuinigingen inmiddels flink onder het Europese gemiddelde. Nederland geeft daaraan net zoveel uit als Spanje en Portugal.
Ondanks die bezuinigingen scoort Nederland goed in internationale vergelijkingen als het om onderzoek gaat. Qua wetenschappelijke productie neemt het de tiende plaats in de wereld in. De impact van het Nederlandse onderzoek is hoog: Nederland staat daar op een derde plaats, na Zwitserland en koploper VS.
Op het eerste gezicht lijkt dat merkwaardig: als ons land zulk goed onderzoek aflevert, dan lijken die bezuinigingen misschien niet zo onterecht. De VSNU wijst er echter op dat het opbouwen van een goede onderzoekslijn relatief veel tijd kost: gemiddeld tien tot vijftien jaar. De toppositie van Nederland zegt dus vooral veel over het verleden, aldus de VSNU.

Weinig begrip
Uiteraard heeft ook de TU/e last van de
teruglopende inkomsten van het rijk. Wie naar de jaarverslagen van de afgelopen jaren kijkt, ziet dat het resultaat van de universiteit langzaam terugloopt van een positief saldo van twintig miljoen naar een licht negatief saldo van twee miljoen in 2000. Dat heeft te maken met de teruglopende inkomsten, maar ook met een grote kostenpost voor onderhoud en nieuwbouw van gebouwen, die het ministerie, bovenop de bezuinigingen, aan de universiteiten 'cadeau' heeft gedaan. De commissie Koopmans berekende in 1999 dat de universiteiten er 1,6 miljard gulden bij zouden moeten hebben om hun vermogenspositie op peil te houden. Het tekortschietend vermogen wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door huisvestingsproblematiek: te oude en niet toereikende gebouwen.
Voor nieuwe plannen -het stichten van een nieuwe faculteit of opleiding- is geen
financiële ruimte aanwezig, ook niet aan de TU/e, zo bleek vorig jaar. En nieuwe initiatieven zijn er op dit moment genoeg. Zo is men nog maar net begonnen met een nieuwe faculteit Biomedische Technologie. Dit jaar is de nieuwe opleiding Industrial Design bij de gelijknamige nieuwe faculteit gestart. Deze nieuwe opleidingen leggen de universiteit geen windeieren. Onlangs bleek dat de Industrial Design ervoor heeft gezorgd dat de instroomcijfers van de TU/e ten opzichte van vorig jaar gestabiliseerd zijn. Wanneer de nieuwe opleiding niet was gestart, zou de TU/e zeker een verlies van marktaandeel hebben gehad.
Om ervoor zorg te dragen dat er geld vrijgemaakt kon worden om noodzakelijke nieuwe initiatieven te nemen en om de primaire processen -onderwijs en onderzoek- van voldoende geld te voorzien, kondigde het College van Bestuur een reorganisatie aan. Een 'Added Value Analysis (AVA)'; zo noemde het CvB deze reorganisatie.
Ondanks de al jaren woekerende bezuinigingsdrift waaronder de universiteiten gebukt gaan, waarbij je mag aannemen dat het personeel zo langzaam aan wel wat gewend is, kon de operatie aanvankelijk op weinig begrip rekenen bij de grote groep personeelsleden die erdoor getroffen werd: de dienstverleners op centraal en facultair niveau, of, zoals ze sinds jaar en dag heten: het ondersteunend en beheerspersoneel (OBP). Achteraf bezien had de heftige reactie van het personeel vooral te maken met twee dingen: de impact van de reorganisatie was groot (uiteindelijk vijftien procent van de banen in de dienstverlening moest weg) en er was naar het idee van het personeel juist een grote reorganisatie van de dienstverlening geweest. Die vorige reorganisatie, die de naam Kosten, Kwaliteit en Dienstverlening droeg, had ervoor gezorgd dat het grote Facilitair Bedrijf was opgericht, dat goed twee jaar na de start alweer ontbonden kon worden. Dat gold ook voor een aantal kleinere afdelingen als het Onderwijsservice Centrum en het Bureau for International Activities. 'Als je een strategie uitstippelt, moet je die wel een kans geven', zo luidde kort samengevat de mening van veel TU/e'ers. Maar het probleem was nu juist dat de strategie niet klopte, stelde voorzitter van het CvB, dr. Henk de Wilt, vast in Cursor: "Na een paar jaar moet je constateren dat er een aantal dingen goed is gegaan en een aantal dingen fout. Een duidelijk voorbeeld van wat niet goed gaat, is het feit dat er bij een probleem () niet zoals vroeger twee partijen betrokken zijn, een afdeling en een faculteit, maar drie. Het Facilitair Bedrijf is er namelijk bij gekomen. Drie partijen leiden tot grotere problemen dan de oorspronkelijke twee."
De oplossing die Bureau Berenschot, van meet af aan betrokken bij AVA, aandroeg, kon echter geen genade vinden in veler ogen. Het Utrechtse adviesbureau stelde voor om de 'knip' tussen onderdelen van bijvoorbeeld personeelszaken en financiële zaken weer ongedaan te maken. Staf en uitvoering kwamen weer bij elkaar in één afdeling, in feite het herstellen van de oude situatie. Op deze wijze kon, bij zowel de diensten als de faculteiten, integraal management ingevoerd worden. De decaan van een faculteit is integraal verantwoordelijk voor financiën en personeelszaken en moest daarbij ondersteund worden door professionele ondersteunende afdelingen.
Het idee van Berenschot kon op een hoop kritiek rekenen. Een departementale structuur uit de jaren zeventig, zo luidde het oordeel. Menigeen sprak de verwachting uit dat deze structuur een oud probleem nieuw leven in zou blazen: verzuiling. Het College van Bestuur pareerde met de boodschap dat de nieuwe diensten ook horizontale dwarsverbanden zouden gaan kennen door het werk projectmatig aan te pakken.

Ondernemingsraad
De universiteitsraad ging in juli nog niet akkoord met het voornemen van het CvB om te gaan reorganiseren, maar na ampel beraad in augustus besloot men toch groen licht te geven. Dat leidde overigens tot fors onbegrip bij veel personeelsleden. Velen hadden verwacht dat de universiteitsraad op zou komen voor de belangen van het personeel. De universiteitsraad, zo bleek tijdens de AVA-operatie heel duidelijk, is echter geen verkapte ondernemingsraad. Het accent bij de discussies in de raad lag eerder op het belang voor de organisatie van de operatie dan op het belang van het personeel alleen. Kenmerkend was dat het voorzitterschap van de AVA-commissie werd vervuld door een studente, Corine Fabrie, en niet door een personeelslid. De raad heeft goed gefunctioneerd, zo vonden onder anderen de voorzitter van de raad, dr. Bob van Winkel en Fabrie.

Nadat de universiteitsraad akkoord was gegaan met de reorganisatie, verstomde het protest langzaam. Voor de twaalf functionele gebieden, waaruit later elf diensten en het Systeemhuis uit voortvloeiden, werden werkgroepen ingesteld, die implementatieplannen gingen opstellen voor de nieuwe diensten. Met enige moeite bereikten de bonden en het College van Bestuur in november overeenstemming over het sociaal plan voor de AVA-operatie. Volgens de richtlijnen in het sociaal plan kon vervolgens worden overgegaan tot de stichting van de nieuwe diensten per
1 januari 2001 en, daaraan voorafgaand, de benoeming van de nieuwe diensthoofden.
In januari van dit jaar kreeg elk personeelslid een brief thuis waarin zijn of haar status na de AVA-operatie werd vastgesteld. De meesten kregen een brief thuis met de mededeling dat ze geplaatst waren in een nieuwe dienst in ongeveer dezelfde functie. Anderen (vijftien procent) kregen te horen dat hun functie was opgeheven.
In juni van dit jaar presenteerden de nieuwe diensten hun nieuwe meerjarenplannen, geënt op de uitgangspunten die bij de AVA-operatie waren geformuleerd./.

De uitgangspunten van AVA
Over de uitgangspunten van AVA is in 2000 lang gedebatteerd. In augustus werden universiteitsraad en College van Bestuur het eens over de doelstellingen.
AVA moest ruimte scheppen om de primaire processen onderwijs en onderzoek van voldoende midelen te voorzien;
AVA moest middelen vrijmaken om noodzakelijke nieuwe initiatieven te kunnen blijven nemen;
AVA moest een verbetering tot stand brengen van de kwaliteit van de ondersteuning;
AVA moest zorgen voor meer sturing van de ontwikkeling van de diensten.
De universiteitsraad vulde aan dat de aandacht voor de kwaliteitsverbetering en een cultuuromslag van wezenlijk belang wordt geacht.
Waar leiden deze algemene uitgangspunten in de praktijk toe? Met welke criteria zijn de elf diensten aan de slag gegaan om invulling te geven aan de principes van AVA?
Bij de reorganisatie stelde het CvB in augustus 2000 in een notitie aan de universiteitsraad een aantal wezenlijke zaken vast. De scheiding tussen staf- en servicetaken moest worden opgeheven. Verder kwamen verantwoordelijkheden 'in de lijn'. Dat wil zeggen dat bijvoorbeeld een decaan integraal verantwoordelijk is voor zijn personeelsbeleid, financieel beleid en communicatiebeleid. Integraal management, met andere woorden. Andere belangrijke criteria zijn: het inrichten van een planning- en controlcyclus, een periodieke visitatie van bestuur en beheer, het optimaliseren van de inkoopfunctie, het mogelijk uitbesteden van activiteiten die niet tot de kerntaken behoren,
projectmatig werken en een goede benutting van een front- en backoffice concept en het investeren in opleiding en loopbaan. Verder werden nog als
wezenlijke zaken voor de vernieuwing van de dienstverlening genoemd: de inrichting van een goede overlegstructuur, het ontwikkelen en doorvoeren van dienstverleningsprocedures en -instrumenten en het afsluiten van Service Level Agreements.
Het instellen van een planning- en controlcyclus heeft in 2001 al geleid tot een concreet resultaat, namelijk de meerjarenplannen die de diensten in juni aan de faculteiten hebben gepresenteerd. In deze dienstenplannen staan zaken als wat voor diensten ontwikkeld worden, welke worden afgebouwd, hoe de kwaliteit van de dienstverlening bewaakt wordt en wat voor financiële en personele middelen daarvoor nodig zijn. Met de meerjarenplanning van de diensten is de eerste ronde van de nieuwe planning- en controlcyclus van start gegaan.
Een ander aspect van de nieuwe dienstverlening is het maken van zogeheten Service Level Agreements. In zo'n contract speken diensten en klanten af welke producten en diensten worden geleverd, in welke hoeveelheden, onder welke leveringscondities en voor welke prijs.
[an error occurred while processing this directive]













Website Cursor