/Voorpagina
/Mensen
/Nieuws
/Opinie
/Cultuur
/Studentenleven
/Achtergrond
/English page
/Onderzoek
/Reportage
/Bestuur
/Ruis
/Ranzigt
/Colofon
/Faculteits Berichten
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/TUE
/Zoeken:
/ Cursor nummer 1 nummer 7

Jaargang 44, 24 januari 2002


Achtergrond

Untitled Document

“We moeten ons niet gek laten maken door BaMa”


BaMa/Monique van de Ven
Illustratie/Paul Weehuizen


De Tweede Kamer bespreekt deze week het wetsontwerp voor de bachelor-masterstructuur (BaMa) van onderwijsminister Loek Hermans. Mensen die zich op de TU/e met BaMa bezighouden, zijn enthousiast over de essentie van het onderwijssysteem, maar blijken in de aanloop naar de invoering ervan ook afwachtend. Decaan Jan Janssen: “We moeten ons niet gek laten maken door dat hele BaMa-circus”.

Over een paar jaar studeren er geen hbo’ers en doctorandi meer af, maar alleen nog bachelors en masters. Het wetenschappelijk en hoger beroepsonderwijs in Nederland -en in 29 andere Europese landen- wordt gesplitst in twee fasen: een bachelor- en een masterfase. Dit van oorsprong Angelsaksische stelsel vormt een belangrijke stap op weg naar een opener en flexibeler hoger onderwijs binnen Europa, waardoor studenten gemakkelijker van opleiding en/of instelling moeten kunnen switchen. Voor dertig Europese ministers van Onderwijs reden genoeg om in juni 1999 de Bologna-verklaring te ondertekenen en daarmee het voornemen uit te spreken om in hun eigen land het hoger onderwijs om te zetten in twee cycli. Een goed systeem van accreditatie moet de internationale vergelijkbaarheid van bachelor- en masteropleidingen bevorderen.
Daarnaast is BaMa ‘een unieke mogelijkheid voor hogescholen en universiteiten om het curriculum te vernieuwen’ en bijvoorbeeld zogenoemde topmasters - tegen topcollegegelden te gaan aanbieden, zo jubelde onderwijsminister Hermans in de notitie ‘Naar een open hoger onderwijs’. Deze notitie werd in november 2000 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Grote lijnen
Over BaMa is het laatste jaar dan ook al veelvuldig gepraat, gediscussieerd, vergaderd en gepubliceerd. Toch zitten universiteiten met de voorbereidingen voor BaMa ‘nog maar in de beleidssfeer’, benadrukt prof.dr. Rutger van Santen, rector magnificus van de TU/e.
Het Bestuurlijk Overleg -waarin de decanen en het College van Bestuur zitten- legde eind oktober 2001 de uitgangspunten van beleid voor de invoering van BaMa aan de TU/e vast. Hierin staat onder meer dat de universiteit haar toekomstige bacheloropleidingen niet als eindonderwijs ziet, maar als voorbereiding op masteropleidingen aan de eigen universiteit en bij partneruniversiteiten. Een ander uitgangspunt is dat de bachelor- en masterfases (nu nog de kandidaats- en doctoraalfases) van de huidige ingenieursopleidingen in eerste instantie één op één worden omgezet in zelfstandige bachelor- en masteropleidingen. Wel wordt daarbinnen gestreefd naar meer samenwerking tussen de faculteiten.
De faculteitsbesturen werd half november gevraagd op basis van de vastgestelde uitgangspunten hun ideeën over BaMa op papier te zetten. Een speciale stuurgroep is nu bezig alle voorstellen te inventariseren, om het resultaat hiervan binnenkort te kunnen voorleggen aan respectievelijk het Overleg Opleidingsdirecteuren en het Bestuurlijk Overleg. Voor 1 maart moet de universiteit aan het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO) doorgeven welke opleidingen er dit najaar van start gaan en welke masteropleidingen daar bij horen.
Volgens drs. Dirk-Jan Mulders van het Onderwijs Service Centrum, die de stuurgroep BaMa ondersteunt, heeft de TU/e nog een paar erg drukke weken voor de boeg. Het is moeilijk een algemene lijn aan te geven in de visies van de faculteiten, zegt hij. “Er wordt bijvoorbeeld heel verschillend gedacht over de vraag in hoeverre opleidingen Engelstalig moeten worden. Hetzelfde geldt voor de vraag of er binnen een faculteit meerdere masters moeten komen of dat er formeel één masteropleiding moet zijn met daarbinnen verschillende specialisaties.”

Veranderingen
Vooralsnog verandert er komend studiejaar nog niet veel, blikt rector Van Santen vooruit. “We hebben in het Bestuurlijk Overleg de keuze gemaakt in eerste instantie alles één op één over te zetten. For the time being is dat best, maar ik hoop niet dat daarmee de discussie over vernieuwingen in het kader van BaMa stopt. Er zijn nog diverse grote veranderingen nodig en het is mijn ambitie die voor elkaar te krijgen.”
Topmasters horen daar in elk geval níet bij, zegt Van Santen. “We willen geen verschil maken tussen de ene student of de andere en daar al helemaal niet meer geld voor vragen. Wel is er discussie over wat we kunnen doen voor studenten die iets meer intellectuele uitdaging nodig hebben dan het reguliere curriculum hen biedt.”
Een vernieuwing waar Van Santen en de faculteiten wél kansen in zien, is het opzetten van een nieuwe bachelor Science & Technology, waarin delen uit de opleidingen Technische Natuurkunde, Technische Wiskunde en Scheikundige Technologie verweven zijn. Niet dat die plannen nieuw zijn, overigens. “Het idee voor een bachelor Science & Technology bestaat al een jaar of twee”, zegt prof.dr.ir. Frans Blom, opleidingsdirecteur van de faculteit Technische Natuurkunde.
Waarom dit plan nu als ‘BaMa-idee’ wordt gepresenteerd? “Het lijkt wel alsof veel instellingen zich door BaMa verplicht zien om opeens allerlei nieuwe fratsen uit te halen”, zegt prof.dr.ir. Wim de Jonge, decaan bij Technische Natuurkunde. “Er wordt bijvoorbeeld volop gepraat over het starten van nieuwe masters, terwijl het volgens mij juist de bedoeling was bestáánde opleidingen meer aan elkaar te linken. Men maakt het zich onnodig moeilijk door allerlei vernieuwingen onder het mom van BaMa in één pot te willen gooien. Bovendien: als je iets nieuws wilt beginnen, dan moet je dat doen omdat het góed is en niet om bijvoorbeeld de instroomcijfers te bevorderen.”
Veel mensen lijken in de BaMa-discussies ‘oneigenlijke belangen’ te willen verzekeren, constateert de decaan, “belangen die vaak niks met BaMa te maken hebben. Op sommige universiteiten lijkt het alsof elke hoogleraar een eigen master moet hebben”.

Verstandig
Gelukkig is de TU/e ‘tamelijk verstandig’ bezig, vinden Blom en De Jonge. “In de uitgangspunten staat bijvoorbeeld dat we BaMa in eerste instantie zien als mogelijkheid om studenten te laten instromen in de masterfase en niet om ze al te laten uitstromen na het bachelorgedeelte. Dat is goed. Het bedrijfsleven laat al merken geen behoefte te hebben aan een academische bachelor; dan hebben ze liever een volledig geschoolde hbo’er”, zegt De Jonge.

Blom vult aan: “We moeten niet bang zijn om ons op de snelweg naar BaMa te laten inhalen. Die snelle jongens, die zo snel mogelijk allerlei nieuwe dingen willen opzetten, komen we bij de eerste wegvernauwing vanzelf wel weer tegen. Wij starten straks één bachelor en één master Technische Natuurkunde en daar blijft het vooralsnog bij. We zijn er best voor in om dingen samen te doen; het is bijvoorbeeld niet ondenkbaar dat er straks afstudeervarianten samen met bijvoorbeeld Scheikundige Technologie bij komen. Maar die komen er niet meteen”.
Ook prof.dr.ir. Jan Janssen, decaan van de faculteit Biomedische Technologie en voorzitter van de stuurgroep BaMa aan de TU/e, vindt dat de TU/e zich niet ‘van de wijs moet laten brengen door het hele BaMa-circus’. “Het hoger onderwijs in Nederland is helemaal niet slecht. We moeten nu niet opeens het idee hebben dat alles anders moet, alleen omdat een paar mensen in Bologna ergens hun handtekening onder hebben gezet. Het onderwijs is bovendien een verschrikkelijk traag schip dat je niet even met een paar stuurraketjes een andere kant op kunt loodsen.”
Dat wil niet zeggen dat alles bij het oude moet blijven, benadrukt de decaan. “Ik zeg niet dat we niks moeten proberen te verbeteren. Wel vind ik dat we safe moeten beginnen; dat we ervoor moeten kiezen één of twee nieuwe dingen goed uit te voeren en de rest in eerste instantie één op één over te zetten.”
Volgens decaan Janssen liggen de verbeterpunten op de TU/e in de eerste plaats in eigen huis. “We moeten de bestaande muren tussen de opleidingen doorbreken, of er gaten in schieten zodat mensen er tenminste doorheen kunnen kijken. We hebben de laatste jaren iets te nadrukkelijk geprobeerd om van alle opleidingen wel heel mooie, afzonderlijke dingetjes te maken.”
Er moet daarom meer worden samengewerkt, vindt de decaan. “Iedereen binnen de TU/e vindt interfacultaire projecten goed, maar intussen krijgen we ze nauwelijks van de grond. En dat vanwege flauwekulredenen zoals ‘het past niet in het rooster’. Het is toch van den ridicule dat iets goeds, waar iedereen achterstaat, daar op strandt?”
Verdere internationalisering in het kader van BaMa is volgens Janssen wel belangrijk, maar moet niet voorop staan. “Als het lukt om met zo’n stelsel ook nog eens mensen vanuit het buitenland naar hier te halen, is dat natuurlijk schitterend. Maar onze eigen studenten zijn het belangrijkste.”
Internationalisering is toch al niet de sterkste kant van de TU/e, constateert Dirk-Jan Mulders. “De TU/e róept wel veel over internationalisering, maar eigenlijk is er nauwelijks een duidelijke koers. Er lopen op de campus wel veel AIO’s uit Oost-Europa en China rond, maar daar heb je het wel zo’n beetje mee gehad. Er zijn, behalve op de faculteit Technologie Management, weinig structurele overeenkomsten voor uitwisseling met andere universiteiten. Dat doen ze op de universiteiten in bijvoorbeeld Rotterdam en Maastricht veel beter.”

Te optimistisch
Rector Van Santen is het met Janssen en Mulders eens. “De nadruk moet binnen BaMa niet op onze internationale aspiraties, maar op het eigen huis liggen. De ministers die de Bologna-verklaring hebben ondertekend, waren wat betreft het internationale aspect waarschijnlijk ook iets te optimistisch.”
Mulders: “Het zal niet zo zijn dat studenten straks met elke ‘ba’ binnen Europa op elke ‘ma’ van welke universiteit dan ook kunnen overstappen. Je krijgt straks netwerkvorming; universiteiten gaan in het buitenland gelijkgestemde zielen zoeken”. Van Santen gaat de komende maanden op bezoek bij de (technische) universiteiten in het Zwitserse Lausanne en het Zweedse Gothenburg om te horen hoe zij tegen BaMa aankijken en of zij mogelijkheden tot samenwerking met Eindhoven zien.
Terwijl de rector alvast Europa intrekt, heeft Mulders vooralsnog zijn bedenkingen bij het krappe tijdsschema voor de behandeling van het wetsontwerp BaMa. “Her en der in den lande zijn al weddenschappen afgesloten of dit voorstel op tijd de Tweede Kamer doorkomt. In drie dagen zulke grote en in sommige gevallen ook nog politiek gevoelige onderwerpen behandelen, dat lukt ze nooit.”
Onder meer de toekomstige accreditatie van opleidingen, met name wie de criteria daarvoor gaat vaststellen, is nog punt van discussie, beschrijft Mulders. “Het onderscheid tussen hbo en wo wordt nu nog bepaald door welke instelling het onderwijs aanbiedt, een hogeschool of universiteit. Straks wordt dit onderscheid per opleiding gemaakt en kunnen bijvoorbeeld ook hogescholen wo-opleidingen aanbieden. Het Nationaal Accreditatie Orgaan (NAO) bepaalt welke opleidingen welke accreditatie krijgen. De minister had bedacht het NAO zelf de criteria daarvoor te laten vaststellen, maar universiteiten zijn daar fel op tegen. Die willen zelf uitmaken wat academisch is en wat niet.”
Er hoeft in Den Haag maar één ding mis te gaan en ‘het hele proces loopt vast’, vreest Mulders. “Opleidingen moeten bijvoorbeeld dit voorjaar nieuwe studiegidsen en brochures voor voorlichtingsdagen maken en er moeten totaal nieuwe examenregelingen komen. Maar nu is er gewoon nog veel onzeker.”

Niet helder
Die onzekerheid leeft volgens Mulders ook bij veel faculteiten. “Voor veel docenten is nog lang niet helder wat BaMa nu precies inhoudt en wat het gaat betekenen. Inhoudelijk zien ze BaMa overwegend wel zitten. Alleen de faculteiten die financieel in de klem zitten of net hun programma vernieuwd hebben, zoals Elektrotechniek, zitten niet te wachten op de zoveelste verandering.”
Instellingen moeten voorlopig roeien met de riemen die ze hebben en ‘streven naar creatieve oplossingen’, zegt Mulders. “We lopen met diverse ontwikkelingen vooruit op de wetgeving; het is afwachten of de plannen die instellingen hebben straks in de wettelijke kaders passen. De ideeën van de minister zijn weliswaar helder, maar hebben geen enkele status. Bovendien heeft hij er bij de Tweede Kamer zelf intussen alweer diverse wijzigingen op ingediend.”
Als het misgaat in de Kamer heeft de TU/e volgens Mulders nog altijd het voordeel dat er nu ook al een ‘knip’ in de vijfjarige programma’s zit. Met de invoering van een driejarig kandidaatsdeel (en bijbehorend examen) zette de universiteit anderhalf jaar geleden al een stap in de richting van onderwijs in fasen. “Met die knip kom je een heel eind. Studenten kunnen nu na drie jaar ook al overstappen op een andere richting, maar dat is nog wel een heel gedoe.”

Weinig draagvlak
Volgens Bouwkunde-studenten Marloes Verhoeven en Tamara Derksen, binnen hun faculteit betrokken bij de ontwikkeling van de masters, is het College van Bestuur met de invoering van de kandidaatsfase iets te voortvarend geweest. “Ik snap best dat de TU/e graag voorop loopt met vernieuwingen, maar je moet de mensen die het aangaat wél goed voorlichten”, zegt vijfdejaars studente Verhoeven.
Niet dat het met de invoering van de kandidaatsfase helemaal mis is gegaan, benadrukken de twee, “maar er was weinig draagvlak voor. Tegen de faculteiten werd gezegd: ‘dit willen we, zorg maar voor een goede invulling’. Bij Bouwkunde werden binnen de kandidaatsfase vier profielen ingesteld, steeds een mix van twee vakgebieden. Mooi bedacht, maar het werkte niet. Vakgroepen binnen de faculteit moesten opeens gaan samenwerken, terwijl ze nauwelijks wisten wat er gaande was”, zegt Derksen (derdejaars).
Over BaMa moet de TU/e haar medewerkers en studenten dan ook goed voorlichten, vinden Derksen en Verhoeven. “De meeste mensen hebben er wel eens iets over gehoord in het nieuws, maar daar blijft het vaak bij. Er is geen vertrouwen”, denkt Verhoeven. De universiteit moet daarom ‘niet meteen teveel overhoop gaan gooien’. Derksen: “Het gaat in eerste instantie meer over de grote structuur. Concrete vernieuwingen zijn mooi, maar gaan niet van de ene op de andere dag. Je kunt niet in één jaar een compleet nieuw onderwijssysteem op poten zetten”.
“Het is best eng dat Den Haag straks misschien met iets komt dat niet aansluit op waar wij mee bezig zijn”, zegt decaan Janssen. “Maar we moeten zeker niet gaan wachten tot zij iets bedenken en er dán pas mee aan de slag gaan. Het politieke gebeuren zie ik meer als een randvoorwaarde; we zijn in hoge mate zélf verantwoordelijk. We moeten alleen wel voorzichtig zijn en niet het hele systeem in één beweging op zijn kop willen zetten. Want het is niet zo dat BaMa een kans is om ‘het eindelijk goed te gaan doen’, maar om het nog béter te doen.”/.

[an error occurred while processing this directive]













Website Cursor