Untitled Document
We moeten ons niet gek laten maken door BaMa
BaMa/Monique van de Ven
Illustratie/Paul Weehuizen
De Tweede Kamer bespreekt deze week het wetsontwerp voor de bachelor-masterstructuur
(BaMa) van onderwijsminister Loek Hermans. Mensen die zich op de TU/e met BaMa
bezighouden, zijn enthousiast over de essentie van het onderwijssysteem, maar
blijken in de aanloop naar de invoering ervan ook afwachtend. Decaan Jan Janssen:
We moeten ons niet gek laten maken door dat hele BaMa-circus.
Over een paar jaar studeren er geen hboers en doctorandi meer af, maar
alleen nog bachelors en masters. Het wetenschappelijk en hoger beroepsonderwijs
in Nederland -en in 29 andere Europese landen- wordt gesplitst in twee fasen:
een bachelor- en een masterfase. Dit van oorsprong Angelsaksische stelsel vormt
een belangrijke stap op weg naar een opener en flexibeler hoger onderwijs binnen
Europa, waardoor studenten gemakkelijker van opleiding en/of instelling moeten
kunnen switchen. Voor dertig Europese ministers van Onderwijs reden genoeg om
in juni 1999 de Bologna-verklaring te ondertekenen en daarmee het voornemen
uit te spreken om in hun eigen land het hoger onderwijs om te zetten in twee
cycli. Een goed systeem van accreditatie moet de internationale vergelijkbaarheid
van bachelor- en masteropleidingen bevorderen.
Daarnaast is BaMa een unieke mogelijkheid voor hogescholen en universiteiten
om het curriculum te vernieuwen en bijvoorbeeld zogenoemde topmasters
- tegen topcollegegelden te gaan aanbieden, zo jubelde onderwijsminister Hermans
in de notitie Naar een open hoger onderwijs. Deze notitie werd in
november 2000 naar de Tweede Kamer gestuurd.
Grote
lijnen
Over BaMa is het laatste jaar dan ook al veelvuldig gepraat, gediscussieerd,
vergaderd en gepubliceerd. Toch zitten universiteiten met de voorbereidingen
voor BaMa nog maar in de beleidssfeer, benadrukt prof.dr. Rutger
van Santen, rector magnificus van de TU/e.
Het Bestuurlijk Overleg -waarin de decanen en het College van Bestuur zitten-
legde eind oktober 2001 de uitgangspunten van beleid voor de invoering van BaMa
aan de TU/e vast. Hierin staat onder meer dat de universiteit haar toekomstige
bacheloropleidingen niet als eindonderwijs ziet, maar als voorbereiding op masteropleidingen
aan de eigen universiteit en bij partneruniversiteiten. Een ander uitgangspunt
is dat de bachelor- en masterfases (nu nog de kandidaats- en doctoraalfases)
van de huidige ingenieursopleidingen in eerste instantie één op
één worden omgezet in zelfstandige bachelor- en masteropleidingen.
Wel wordt daarbinnen gestreefd naar meer samenwerking tussen de faculteiten.
De faculteitsbesturen werd half november gevraagd op basis van de vastgestelde
uitgangspunten hun ideeën over BaMa op papier te zetten. Een speciale stuurgroep
is nu bezig alle voorstellen te inventariseren, om het resultaat hiervan binnenkort
te kunnen voorleggen aan respectievelijk het Overleg Opleidingsdirecteuren en
het Bestuurlijk Overleg. Voor 1 maart moet de universiteit aan het Centraal
Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO) doorgeven welke opleidingen er
dit najaar van start gaan en welke masteropleidingen daar bij horen.
Volgens drs. Dirk-Jan Mulders van het Onderwijs Service Centrum, die de stuurgroep
BaMa ondersteunt, heeft de TU/e nog een paar erg drukke weken voor de boeg.
Het is moeilijk een algemene lijn aan te geven in de visies van de faculteiten,
zegt hij. Er wordt bijvoorbeeld heel verschillend gedacht over de vraag
in hoeverre opleidingen Engelstalig moeten worden. Hetzelfde geldt voor de vraag
of er binnen een faculteit meerdere masters moeten komen of dat er formeel één
masteropleiding moet zijn met daarbinnen verschillende specialisaties.
Veranderingen
Vooralsnog verandert er komend studiejaar nog niet veel, blikt rector Van
Santen vooruit. We hebben in het Bestuurlijk Overleg de keuze gemaakt
in eerste instantie alles één op één over te zetten.
For the time being is dat best, maar ik hoop niet dat daarmee de discussie over
vernieuwingen in het kader van BaMa stopt. Er zijn nog diverse grote veranderingen
nodig en het is mijn ambitie die voor elkaar te krijgen.
Topmasters horen daar in elk geval níet bij, zegt Van Santen. We
willen geen verschil maken tussen de ene student of de andere en daar al helemaal
niet meer geld voor vragen. Wel is er discussie over wat we kunnen doen voor
studenten die iets meer intellectuele uitdaging nodig hebben dan het reguliere
curriculum hen biedt.
Een vernieuwing waar Van Santen en de faculteiten wél kansen in zien,
is het opzetten van een nieuwe bachelor Science & Technology, waarin delen
uit de opleidingen Technische Natuurkunde, Technische Wiskunde en Scheikundige
Technologie verweven zijn. Niet dat die plannen nieuw zijn, overigens. Het
idee voor een bachelor Science & Technology bestaat al een jaar of twee,
zegt prof.dr.ir. Frans Blom, opleidingsdirecteur van de faculteit Technische
Natuurkunde.
Waarom dit plan nu als BaMa-idee wordt gepresenteerd? Het
lijkt wel alsof veel instellingen zich door BaMa verplicht zien om opeens allerlei
nieuwe fratsen uit te halen, zegt prof.dr.ir. Wim de Jonge, decaan bij
Technische Natuurkunde. Er wordt bijvoorbeeld volop gepraat over het starten
van nieuwe masters, terwijl het volgens mij juist de bedoeling was bestáánde
opleidingen meer aan elkaar te linken. Men maakt het zich onnodig moeilijk door
allerlei vernieuwingen onder het mom van BaMa in één pot te willen
gooien. Bovendien: als je iets nieuws wilt beginnen, dan moet je dat doen omdat
het góed is en niet om bijvoorbeeld de instroomcijfers te bevorderen.
Veel mensen lijken in de BaMa-discussies oneigenlijke belangen te
willen verzekeren, constateert de decaan, belangen die vaak niks met BaMa
te maken hebben. Op sommige universiteiten lijkt het alsof elke hoogleraar een
eigen master moet hebben.
Verstandig
Gelukkig is de TU/e tamelijk verstandig bezig, vinden Blom en
De Jonge. In de uitgangspunten staat bijvoorbeeld dat we BaMa in eerste
instantie zien als mogelijkheid om studenten te laten instromen in de masterfase
en niet om ze al te laten uitstromen na het bachelorgedeelte. Dat is goed. Het
bedrijfsleven laat al merken geen behoefte te hebben aan een academische bachelor;
dan hebben ze liever een volledig geschoolde hboer, zegt De Jonge.
Blom vult aan: We moeten niet bang zijn om ons op de snelweg naar BaMa
te laten inhalen. Die snelle jongens, die zo snel mogelijk allerlei nieuwe dingen
willen opzetten, komen we bij de eerste wegvernauwing vanzelf wel weer tegen.
Wij starten straks één bachelor en één master Technische
Natuurkunde en daar blijft het vooralsnog bij. We zijn er best voor in om dingen
samen te doen; het is bijvoorbeeld niet ondenkbaar dat er straks afstudeervarianten
samen met bijvoorbeeld Scheikundige Technologie bij komen. Maar die komen er
niet meteen.
Ook prof.dr.ir. Jan Janssen, decaan van de faculteit Biomedische Technologie
en voorzitter van de stuurgroep BaMa aan de TU/e, vindt dat de TU/e zich niet
van de wijs moet laten brengen door het hele BaMa-circus. Het
hoger onderwijs in Nederland is helemaal niet slecht. We moeten nu niet opeens
het idee hebben dat alles anders moet, alleen omdat een paar mensen in Bologna
ergens hun handtekening onder hebben gezet. Het onderwijs is bovendien een verschrikkelijk
traag schip dat je niet even met een paar stuurraketjes een andere kant op kunt
loodsen.
Dat wil niet zeggen dat alles bij het oude moet blijven, benadrukt de decaan.
Ik zeg niet dat we niks moeten proberen te verbeteren. Wel vind ik dat
we safe moeten beginnen; dat we ervoor moeten kiezen één of twee
nieuwe dingen goed uit te voeren en de rest in eerste instantie één
op één over te zetten.
Volgens decaan Janssen liggen de verbeterpunten op de TU/e in de eerste plaats
in eigen huis. We moeten de bestaande muren tussen de opleidingen doorbreken,
of er gaten in schieten zodat mensen er tenminste doorheen kunnen kijken. We
hebben de laatste jaren iets te nadrukkelijk geprobeerd om van alle opleidingen
wel heel mooie, afzonderlijke dingetjes te maken.
Er moet daarom meer worden samengewerkt, vindt de decaan. Iedereen binnen
de TU/e vindt interfacultaire projecten goed, maar intussen krijgen we ze nauwelijks
van de grond. En dat vanwege flauwekulredenen zoals het past niet in het
rooster. Het is toch van den ridicule dat iets goeds, waar iedereen achterstaat,
daar op strandt?
Verdere internationalisering in het kader van BaMa is volgens Janssen wel belangrijk,
maar moet niet voorop staan. Als het lukt om met zon stelsel ook
nog eens mensen vanuit het buitenland naar hier te halen, is dat natuurlijk
schitterend. Maar onze eigen studenten zijn het belangrijkste.
Internationalisering is toch al niet de sterkste kant van de TU/e, constateert
Dirk-Jan Mulders. De TU/e róept wel veel over internationalisering,
maar eigenlijk is er nauwelijks een duidelijke koers. Er lopen op de campus
wel veel AIOs uit Oost-Europa en China rond, maar daar heb je het wel
zon beetje mee gehad. Er zijn, behalve op de faculteit Technologie Management,
weinig structurele overeenkomsten voor uitwisseling met andere universiteiten.
Dat doen ze op de universiteiten in bijvoorbeeld Rotterdam en Maastricht veel
beter.
Te
optimistisch
Rector Van Santen is het met Janssen en Mulders eens. De nadruk moet
binnen BaMa niet op onze internationale aspiraties, maar op het eigen huis liggen.
De ministers die de Bologna-verklaring hebben ondertekend, waren wat betreft
het internationale aspect waarschijnlijk ook iets te optimistisch.
Mulders: Het zal niet zo zijn dat studenten straks met elke ba
binnen Europa op elke ma van welke universiteit dan ook kunnen overstappen.
Je krijgt straks netwerkvorming; universiteiten gaan in het buitenland gelijkgestemde
zielen zoeken. Van Santen gaat de komende maanden op bezoek bij de (technische)
universiteiten in het Zwitserse Lausanne en het Zweedse Gothenburg om te horen
hoe zij tegen BaMa aankijken en of zij mogelijkheden tot samenwerking met Eindhoven
zien.
Terwijl de rector alvast Europa intrekt, heeft Mulders vooralsnog zijn bedenkingen
bij het krappe tijdsschema voor de behandeling van het wetsontwerp BaMa. Her
en der in den lande zijn al weddenschappen afgesloten of dit voorstel op tijd
de Tweede Kamer doorkomt. In drie dagen zulke grote en in sommige gevallen ook
nog politiek gevoelige onderwerpen behandelen, dat lukt ze nooit.
Onder meer de toekomstige accreditatie van opleidingen, met name wie de criteria
daarvoor gaat vaststellen, is nog punt van discussie, beschrijft Mulders. Het
onderscheid tussen hbo en wo wordt nu nog bepaald door welke instelling het
onderwijs aanbiedt, een hogeschool of universiteit. Straks wordt dit onderscheid
per opleiding gemaakt en kunnen bijvoorbeeld ook hogescholen wo-opleidingen
aanbieden. Het Nationaal Accreditatie Orgaan (NAO) bepaalt welke opleidingen
welke accreditatie krijgen. De minister had bedacht het NAO zelf de criteria
daarvoor te laten vaststellen, maar universiteiten zijn daar fel op tegen. Die
willen zelf uitmaken wat academisch is en wat niet.
Er hoeft in Den Haag maar één ding mis te gaan en het hele
proces loopt vast, vreest Mulders. Opleidingen moeten bijvoorbeeld
dit voorjaar nieuwe studiegidsen en brochures voor voorlichtingsdagen maken
en er moeten totaal nieuwe examenregelingen komen. Maar nu is er gewoon nog
veel onzeker.
Niet helder
Die onzekerheid leeft volgens Mulders ook bij veel faculteiten. Voor
veel docenten is nog lang niet helder wat BaMa nu precies inhoudt en wat het
gaat betekenen. Inhoudelijk zien ze BaMa overwegend wel zitten. Alleen de faculteiten
die financieel in de klem zitten of net hun programma vernieuwd hebben, zoals
Elektrotechniek, zitten niet te wachten op de zoveelste verandering.
Instellingen moeten voorlopig roeien met de riemen die ze hebben en streven
naar creatieve oplossingen, zegt Mulders. We lopen met diverse ontwikkelingen
vooruit op de wetgeving; het is afwachten of de plannen die instellingen hebben
straks in de wettelijke kaders passen. De ideeën van de minister zijn weliswaar
helder, maar hebben geen enkele status. Bovendien heeft hij er bij de Tweede
Kamer zelf intussen alweer diverse wijzigingen op ingediend.
Als het misgaat in de Kamer heeft de TU/e volgens Mulders nog altijd het voordeel
dat er nu ook al een knip in de vijfjarige programmas zit.
Met de invoering van een driejarig kandidaatsdeel (en bijbehorend examen) zette
de universiteit anderhalf jaar geleden al een stap in de richting van onderwijs
in fasen. Met die knip kom je een heel eind. Studenten kunnen nu na drie
jaar ook al overstappen op een andere richting, maar dat is nog wel een heel
gedoe.
Weinig draagvlak
Volgens Bouwkunde-studenten Marloes Verhoeven en Tamara Derksen, binnen
hun faculteit betrokken bij de ontwikkeling van de masters, is het College van
Bestuur met de invoering van de kandidaatsfase iets te voortvarend geweest.
Ik snap best dat de TU/e graag voorop loopt met vernieuwingen, maar je
moet de mensen die het aangaat wél goed voorlichten, zegt vijfdejaars
studente Verhoeven.
Niet dat het met de invoering van de kandidaatsfase helemaal mis is gegaan,
benadrukken de twee, maar er was weinig draagvlak voor. Tegen de faculteiten
werd gezegd: dit willen we, zorg maar voor een goede invulling.
Bij Bouwkunde werden binnen de kandidaatsfase vier profielen ingesteld, steeds
een mix van twee vakgebieden. Mooi bedacht, maar het werkte niet. Vakgroepen
binnen de faculteit moesten opeens gaan samenwerken, terwijl ze nauwelijks wisten
wat er gaande was, zegt Derksen (derdejaars).
Over BaMa moet de TU/e haar medewerkers en studenten dan ook goed voorlichten,
vinden Derksen en Verhoeven. De meeste mensen hebben er wel eens iets
over gehoord in het nieuws, maar daar blijft het vaak bij. Er is geen vertrouwen,
denkt Verhoeven. De universiteit moet daarom niet meteen teveel overhoop
gaan gooien. Derksen: Het gaat in eerste instantie meer over de
grote structuur. Concrete vernieuwingen zijn mooi, maar gaan niet van de ene
op de andere dag. Je kunt niet in één jaar een compleet nieuw
onderwijssysteem op poten zetten.
Het is best eng dat Den Haag straks misschien met iets komt dat niet aansluit
op waar wij mee bezig zijn, zegt decaan Janssen. Maar we moeten
zeker niet gaan wachten tot zij iets bedenken en er dán pas mee aan de
slag gaan. Het politieke gebeuren zie ik meer als een randvoorwaarde; we zijn
in hoge mate zélf verantwoordelijk. We moeten alleen wel voorzichtig
zijn en niet het hele systeem in één beweging op zijn kop willen
zetten. Want het is niet zo dat BaMa een kans is om het eindelijk goed
te gaan doen, maar om het nog béter te doen./.