/Voorpagina
/Mensen
/Nieuws
/Opinie
/Cultuur
/Studentenleven
/Achtergrond
/English page
/Onderzoek
/Reportage
/Bestuur
/Ruis
/Ranzigt
/Colofon
/Faculteits Berichten
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/TUE
/Zoeken:
/ Cursor nummer 1 nummer 7

Jaargang 44, 24 januari 2002


Reportage

Untitled Document

ZT Hollandia speelt GEN
[What dare I think?] op de TU/e

Toneel/Gerard Verhoogt
Foto’s/Maarten van Loosbroek
“Hoe is het om gekloond te zijn en geen seksualiteit te kennen? Hoe kijken gekloonde mensen, die dat vanzelfsprekend vinden, terug op de tijd toen seks nog de enige manier was om je voort te planten? Is dat dan erg? Raar? Wilden mensen door hun kinderen onsterfelijk worden? Hoe speel je dat als acteur? Opmerkingen en vragen van deze strekking komen regelmatig terug bij de tekstrepetitie voor GEN. Dit theaterstuk over de nieuwe mens en de gevolgen van gentechnologie speelt vanaf 6 maart in het Laboratory of Thermo Fluids Engineering in W-laag. Het wordt gespeeld door ZT Hollandia en geregisseerd door Johan Simons, de algemene directeur en artistiek leider.

Aanwezig op de repetitie zijn acteurs Jeroen Willems, Elsie de Brauw en Betty Schuurman, regie-assistente Hendriekje de Jong en regisseur Johan Simons. De repetities zijn pas begonnen en iedereen probeert zich de teksten eigen te maken, gespeeld wordt er nog niet. Voorafgaand was er overleg met een aantal medewerkers van de TU/e, waaronder prof.dr. Bert Meijer (ST), prof.dr.ir. Frank Baaijens (W) en prof.dr. Peter Hilbers (W&I, BMT), prof.dr. Klasien Horstman (TM), dr. Peter Andreoli (ST/BMT) en prof.dr.ir. Jan Janssen (BMT). Pas daarna gingen dramaturgen Tom Blokdijk en Koen Tachelet aan de slag. Ze gebruiken verschillende soorten teksten: bestaande verhalen (onder meer ‘Elementaire deeltjes’ van Hoellebecq), wetenschappelijke teksten, Plato, Griekse tragedies. Teksten die iets kunnen vertellen over het verlangen om de mens zoals die is, te veranderen, te verbeteren.

Deserectie
In deze repetitie staat seksualiteit centraal. Als iemand een fragment heeft voorgelezen, bespreken de acteurs dat. Vooral de (onder)toon, de intonatie en de instelling waarmee gelezen wordt, is belangrijk. Lees je de tekst verbaasd of onderzoekend? Of juist vanuit zekerheid, als een wetenschappelijke beschrijving?
Alles is nog open en veel wordt uitgeprobeerd. Moet de tekst in de ik-vorm gelezen worden of in de wij-vorm? In de verleden of tegenwoordige tijd? Of moet je die juist door elkaar gebruiken, zodat het iets onpersoonlijks, iets tijdloos krijgt? Als Schuurman leest ‘Twee dagen later wordt hij opgebeld: ik heb me van een trap gestort. Ik ben dood’, suggereert ze dat ze terugkijkt op haar sterven, maar toch voortleeft. Regelmatig vallen er stiltes, waarna er weer wordt gelezen en gepraat over de tekst of wat men zich voorstelt bij een mens die zichzelf onsterfelijk heeft gemaakt. Zoals Simons: “Vertel hoe het in elkaar zit, hoe je het toen beleefd hebt op aarde, zo klinisch mogelijk”.
Schuurman zegt een beetje jolig: “Deserectie. Misschien is het wel leuk om geen geslacht meer te hebben”. De Brauw: “Wat ik wel zou willen missen, is het gedoe erom heen, dat seks uit die toestanden-sfeer wordt gehaald. Minder omslachtig”. Willems: “Dat het net zo gewoon wordt als een kopje thee drinken”.
Simons zelf houdt vaak zijn hand voor ogen, tuurt naar de tafel en luistert. Of speurt vanonder zijn hand voor zich uit. Hij heeft het regelmatig over het effect van de tekst op het publiek: “Het publiek moet denken ‘Zijn die mensen misschien geslachtsloos, anders wordt die scène alleen maar een zielig verhaaltje. Terwijl ze toch juist iets moois beleefd hebben. Het zorgt ervoor dat je gaat nadenken over wat we nu hebben en of we wel genetisch verbeterd willen worden”.

Levenslust
Theatergroep Hollandia speelde jarenlang in Noord-Holland, voornamelijk op locatie. Vorig jaar fuseerden ze met Het Zuidelijk Toneel en zo ontstond ZT Hollandia. Ze spelen zowel in de schouwburg als op locatie, onlangs nog met ‘Varkens/Boeren’ in Den Bosch. Hoe past de TU/e daarin? Simons: “Sinds bekend werd dat we naar Eindhoven zouden gaan, wist ik dat het goed zou zijn om daar een project te doreen. En dat het over gentechnologie zou moeten gaan, dat boeit me al lang. Ook vanuit de Renaissance-gedachte dat kunst en wetenschap met elkaar verbonden moeten zijn. Hoewel dat ook vooral een schone gedachte was”.
Het beeld van de TU/e verraste Simons: “Ik trof een vitale universiteit aan, met veel openheid. Mensen zijn zeer bereidwillig en geïnteresseerd, ook over zaken waar anderen mee bezig zijn. Oudere medewerkers zeggen niet met de vut te willen, ze zitten blijkbaar in zeer inspirerende werkomstandigheden. Daar stonden we van te kijken, die levenslust”.
Vooral de zijdelingse gesprekken met hoogleraren bleken belangrijk voor het ontwikkelen van GEN . Simons: “Het was voor ons heel plezierig te horen dat toeval ook in de wetenschap een grote rol speelt, net als bij ons. Zelf bereid ik stukken heel goed voor en dan gebeurt er op de repetitie iets dat veel beter blijkt te zijn. Verhelderend was het discussiëren over de teksten van Diderot; de wetenschappers pasten het toe op hun vak, wij op het onze. Dan merk je die openheid en wederzijds respect voor elkaars métier. Verrassend was dat de mentaliteit in de universitaire wereld niet ver af staat van de onze. Bij ons speelt Het Denken ook een grote rol. Ik denk dat wetenschappers daar wel verbaasd over waren”.
Is een repetitie als vanmiddag standaard?
Simons: “We zijn nog aan het onderzoeken wat het moet worden. Maar elke productie komt anders tot stand, ook de repetities zijn verschillend. We kijken nu vooral welke toon we moeten zetten om dit stuk aan te pakken. Terwijl je met andere stukken na drie dagen in het repetitielokaal staat. Tom Blokdijk en ik wilden iets met gentechnologie doen. Daaraan ten grondslag ligt de vraag van de Duitse filosoof Peter Sloterdijk. Die schreef: ‘Als je zou kunnen scheppen, waarom zou je het dan niet doen?’ Daarmee stelt hij een morele vraag: ‘Wat is er zo goed aan deze mens, aan dit leven? Wat is niet goed, wat is er be-
dreigend aan hem? Tegelijk willen we er ook geen moraliserend stuk van maken, wel dat mensen hierover meedenken”.
Dat roept de vraag op welke functie theater heeft.
Simons: “Theater is eerst de kunst van het moment. Acteurs moeten bij het publiek de indruk kunnen wekken dat het de eerste keer is dat ze iets spelen, al is het voor hen de honderdste keer. Het publiek moet in kunnen denken hoe iemand tot een bepaalde misdaad komt of waarom hij pijn heeft. Dát moet je op kunnen roepen. En theater moet een aanzet geven om anders tegen de realiteit aan te kijken, een perspectief geven om over het leven na te denken. Of dat zou het toch moeten zijn”.
Het uitgangspunt van Hollandia was ‘Theater maken voor mensen die nauwelijks in het theater komen’. Geldt dat nog steeds?

Simons veert op: “Dat klopt. In Noord-Holland bleek alleen toch dat vooral de happy few op onze locatievoorstellingen af kwam. Ook als we daar het stuk over de varkenscyclus hadden gespeeld. In Brabant kwamen juist veel echte boeren naar de voorstelling. We konden mensen laten ervaren wat het is om in zo’n situatie terecht te komen en de geschiedenis van varkensboeren laten ervaren. Zonder in het stuk (politieke) uitspraken te doen, kozen we wel hun partij door andere dingen te benadrukken. Varkensboeren worden niet alleen afgeschilderd als mega-milieuvervuilers, ze zijn ook zwaar onder druk gezet om zulke grote bedrijven te maken. Daar hoor je haast niemand over”./.
De locatievoorstelling GEN [What dare I think?] wordt ontwikkeld in samenwerking met Studium Generale en draait exclusief op de TU/e, telkens van woensdag tot en met zaterdag, van 6 maart tot en met 13 april 2002 (25 tot en met 31 maart zijn er geen voorstellingen). GEN is voor een klein publiek, het aantal kaarten is daardoor zeer beperkt. Studenten en medewerkers van de TU/e kunnen kaarten kopen bij Studium Generale, Kamer 2.02 Auditorium, maandag tot en met donderdag van 9.00 tot 17.00 uur.
Meer informatie? www.zthollandia.nl.














Website Cursor