/Voorpagina
/Mensen
/Nieuws
/Opinie
/Cultuur
/Studentenleven
/Achtergrond
/English page
/Onderzoek
/Reportage
/Bestuur
/Ruis
/Ranzigt
/Colofon
/Faculteits Berichten
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/TUE
/Zoeken:
/ Cursor nummer 1 nummer 8

Jaargang 44, 31 januari 2002


Onderzoek

Untitled Document

De geheimen van water
Water/Enith Vlooswijk
Foto/Bert Jansen
Voor de meesten is water een even onmisbare als alledaagse vloeistof. Dit schijnbaar eenvoudige goedje heeft echter complexe eigenschappen. Han-Kwang Nienhuys onderzocht een belangrijke oorzaak van deze eigenschappen; de waterstofbrug. Op woensdag 30 januari verdedigde hij zijn proefschrift.


Het lijkt zo 'normaal': water is vloeibaar bij kamertemperatuur en verandert in ijs wanneer het vriest. Toch zijn dit opmerkelijke eigenschappen. Methaan bijvoorbeeld, waarvan de moleculen ongeveer even groot en zwaar zijn als die van water, wordt pas vloeibaar na afkoeling tot 161 graden onder nul. Waaraan dankt water zijn unieke gedrag?
Het geheim ligt in de waterstofbrug, een term die de wisselwerking aanduidt tussen twee watermoleculen. Een watermolecuul (H2O) bestaat uit een zuurstof-atoom waaraan twee waterstofatomen zijn gekoppeld. Tussen het waterstof-atoom van het ene molecuul en het zuurstofatoom van het andere ligt een waterstofbrug. Als een soort veer tracht deze de afstand tussen de moleculen gelijk te houden. Het kost dan ook energie om de moleculen uit elkaar te trekken.
Het aantal waterstofbruggen tussen de afzonderlijke moleculen, alsmede hun afmetingen, bepalen in grote mate de eigenschappen van het water. In ijs vormt elk molecuul bijvoorbeeld vier waterstofbruggen met vier andere moleculen, waardoor er een star netwerk ontstaat. Is water vloeibaar, dan krioelen de moleculen kriskras door elkaar, waarbij ze voortdurend waterstofbruggen vormen en weer verbreken. Gemiddeld heeft elk molecuul dan zo'n drieëneenhalve waterstofbrug.
Wie de geheimen van water wil ontrafelen, duikt dus dieper in de materie van de waterstofbrug. Dit is niet eenvoudig aangezien een waterstofbrug slechts enkele tienden van een nanometer (een miljoenste millimeter) lang is. Bovendien veranderen de waterstofbruggen van plaats en lengte binnen een fractie van een seconde.

Infrarood
Han-Kwang Nienhuys (28), promovendus binnen de faculteit Scheikundige Technologie, onderzocht het verschijnsel aan het FOM-Instituut voor Atoom- en Molecuulfysica te Amsterdam. Hij gebruikte hiervoor een relatief nieuwe techniek: de tijdsopgeloste mid-infraroodspectoscopie. Met behulp van infraroodpulsen wordt hierbij de lengte van de waterstofbruggen gemeten.
Om zijn onderzoeksmethode toe te lichten, pakt Nienhuys een theezakje. Het zakje stelt een waterstofatoom voor, zijn hand een zuurstofatoom. Het touwtje tussen beide is de atoombinding. "Een bundel infraroodgolven is eigenlijk een elektrisch veld dat voortdurend in richting varieert. Richt je een infraroodstraal op water, dan worden de waterstof- en de zuurstofatomen, die licht positief en negatief geladen zijn, afwisselend aan- en afgestoten." Hij tikt zachtjes met zijn vinger tegen het zakje. "Als dit met een bepaalde regelmaat gebeurt, gaat de binding tussen de atomen trillen." Na enkele ferme tikjes blijft het zakje heen en weer zwiepen: er is sprake van 'OH-vibratie'. Nu is het niet zo dat een willekeurige infraroodbundel OH-vibraties in alle watermoleculen veroorzaakt: lichtbundels met een specifieke golflengte slaan alleen die moleculen aan die waterstofbruggen van een bepaalde lengte hebben. Als de golflengte van het infraroodlicht bekend is, valt daardoor ook af te leiden hoe lang de waterstofbrug is tussen de aangeslagen moleculen.
Het aanslaan van een watermolecuul, de 'excitatie', kost energie. De infraroodbundel verliest daardoor aan sterkte: het licht wordt geabsorbeerd. Door dit lichtverlies te meten, is vast te stellen hoeveel waterstofbruggen van een bepaalde lengte in een watermonster zitten. Zo ontstaat echter slechts een momentopname van het aantal waterstofbruggen van die lengte: een fractie van een seconde later kunnen de waterstofbruggen namelijk al weer zijn verbroken of van lengte veranderd. Nienhuys pakte het daarom anders aan. "Ik heb gebruik gemaakt van twee kort na elkaar gelegen lichtpulsen", vertelt Nienhuys, terwijl hij snel door zijn proefschrift bladert. "Kijk, zo ziet de opstelling eruit." Zijn vinger rust bij een schematische tekening. "Daar is het watermonster, enkele micrometers dik en daar is de eerste lichtstraal." Een schuine streep gaat door het midden van het watermonster en wordt doorkruist door een andere streep; de tweede lichtbundel. "Van die tweede puls wordt het licht gemeten dat het watermonster weer verlaat."
Watermoleculen die aangeslagen zijn, hebben andere absorptie-eigenschappen dan normaal. Ze kunnen op een bepaald punt bijvoorbeeld niet harder trillen dan ze al doen. De meting bij de tweede lichtpuls maakt dit duidelijk: er blijft immers meer licht over dan normaal het geval zou zijn. Door het twee-puls experiment te herhalen in verschillende tijdsvertragingen en golflengtes, kon Nienhuys de in lengte en aantal veranderende waterstofbruggen volgen in de tijd.
De beschreven experimenten gaven hem een gedetailleerd beeld van het dynamische gedrag van waterstofbruggen. Zo bleek dat waterstofbruggen binnen ongeveer één picoseconde (een miljoenste van een miljoenste seconde) van lengte kunnen veranderen. Een aangeslagen molecuul heeft gemiddeld 0,8 pico-
seconden nodig om uitgetrild te raken. Dit is afhankelijk van de temperatuur, doordat de waterstofbrug de energie van de OH-vibratie in de vorm van warmte afstaat aan de omgeving.

Stroperigheid
Naar eigen zeggen is Nienhuys zo 'nieuwsgierig als een kind'. Om die nieuwsgierigheid te bevredigen, ging hij vervolgens een stapje verder. Hoe gedragen de waterstofbruggen zich als er natriumhydroxide (NaOH), ook wel bekend als gootsteenontstopper, in het water is oplost? Het antwoord is: behoorlijk anders. Het duurt ongeveer tien keer zo lang voordat de waterstofbruggen van lengte veranderen. "We vermoeden dat het iets te maken heeft met de stroperigheid van de vloeistof, maar een exacte verklaring kan ik nog niet geven", zegt de fysicus aarzelend.
Verder blijkt een natriumhydroxide-oplossing (natronloog) twee soorten watermoleculen te bevatten. De ene soort raakt in aangeslagen toestand veel eerder uitgetrild dan de andere. "Dat kan verwarring opleveren bij het meten", vertelt Nienhuys enthousiast. "Het ene moment meet je een tijd van 0,14 picoseconden, en vervolgens eentje van 0,6 picoseconden. Dan vraag je je af: hoe zit het nu!"
Nienhuys vermoedt dat het te maken heeft met de negatief geladen hydroxide-ionen (OH-) in natronloog. Tussen zo'n ion en een watermolecuul kan een waterstofbrug ontstaan die veel sterker is dan die tussen twee watermoleculen onderling. Door de sterke binding trilt de aangeslagen watermolecuul niet lang door. Vervolgens kan het volgende gebeuren: datzelfde hydroxide-ion 'steelt' een positief geladen waterstofatoom (H+) van een ander watermolecuul.
Het OH--ion verandert zo zélf in een watermolecuul. De waterstofbrug die tussen het hydroxide-ion en de watermolecuul zat, wordt plotseling veel zwakker. Daardoor kan de molecuul weer langer door blijven trillen.

Druppel water
Tot slot onderzocht Nienhuys de relatie tussen de beweeglijkheid van een watermolecuul en de lengte van de eraan vastzittende waterstofbrug. Watermoleculen draaien voortdurend heen en weer tussen een horizontale en een verticale stand. De onderzoeker gebruikte daarom gepolariseerde lichtbundels die ofwel alleen de horizontaal georiënteerde moleculen aanslaan, danwel alleen de verticaal
georiënteerde moleculen. "Het lijkt misschien een open deur", vertelt Nienhuys over de resultaten. "Hoe langer een waterstofbrug is, des te meer bewegingsvrijheid heeft de molecuul. Maar íemand moet die deur open zien staan."
Het onderzoek van Nienhuys demonstreert dat over een ordinaire druppel water heel wat valt te vertellen. Juist deze tegenstelling sprak Nienhuys aan. "Vaak staat onderzoek erg ver weg van de belevingswereld van anderen. Ik had gehoopt dat dit met het onderwerp 'water' anders zou zijn, want dat kent iedereen." Dat viel helaas wat tegen. In zijn nawoord geeft Nienhuys dan ook toe dat zijn specialistische informatie geen 'oplossing van het wereldwijde drinkprobleem' biedt. Zit dat de onderzoeker dwars? Na een korte aarzeling antwoordt hij zuchtend: "Een beetje wel, ja. Ik vind niet dat élk onderzoek nuttig moet zijn voor de belastingbetaler, maar ik vind het voor mezelf niet bevredigend om onderzoek te doen naar iets wat niemand buiten je directe collega's begrijpt of interesseert. In de praktijk blijft dat lastig bij fundamenteel onderzoek."

Maatschappelijk relevant of niet, voorlopig is Nienhuys nog niet uitgekeken op de onderzoekswereld. Na zijn promotie wil hij zijn licht elders opsteken, het liefst in het buitenland. "Mijn hart ligt bij de natuurkunde van de gecondenseerde materie. Ik wil nu weer eens wat anders dan water." Hij tuurt voor zich uit. "Ik zie wel."/.

[an error occurred while processing this directive]
[an error occurred while processing this directive]
[an error occurred while processing this directive]
[an error occurred while processing this directive]
[an error occurred while processing this directive]













Website Cursor