/Voorpagina
/Nieuws
/Mensen
/Achtergrond
/Academie
/Onderzoek
/Opinie
/Reportage
/Bestuur
/Cultuur
/Studentenleven
/Ruis
/Harmpje
/Colofon
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/Faculteits Berichten
/Zoeken
/TUE
/ Cursor nummer 8

jaargang 42, 28 oktober 1999


Reportage

“Ik heb me altijd laten leiden door wat ik leuk vind”

Interview/Gertjan Harberink

Dr.ir. Bob van Winkel is dit jaar veertig jaar in dienst van de overheid. Van Winkel bekleedde zo’n beetje alle baantjes binnen de universiteit, schreef columns in Cursor, speelde toneel en maakte zowel de opkomst als ondergang van de vakgroep Operationele Research en Statistiek van dichtbij mee. Nu doceert hij nog een dag per week besteedt hij twee dagen aan zijn voorzitterschap van de Universiteitsraad. ‘Over drie jaar nok ik af’, zegt de nu 62-jarige Van Winkel.

Ik ben begonnen met natuurkunde in Delft. Na mijn propedeuse switchte ik naar Wiskunde. Mijn afstudeerwerk deed ik in Petten bij het Reactorcentrum, wat tegenwoordig het Energiecentrum Nederland heet. Later heb ik in Delft ook nog drie jaar gewerkt als student-assistent. Na mijn afstuderen kwam de militaire dienst. Daar kwam ik voor het eerst in aanraking met operations research, een nieuw vak dat gebruikt werd om bepaalde elementen van de oorlogsvoering, zoals bevoorrading, te optimaliseren.

Via Monhemius Sr. die toen hoogleraar was, kwam ik in ’64 binnen bij Wijsbegeerte en Maatschappijweten-schappen. Het was de faculteit die de niet-technische vakken verzorgde. Het was een ‘ragbag’, een allegaartje van disciplines waar destijds heel bijzondere mensen rondliepen. Ik kwam zelf uit de TH Delft, een technische mannengemeenschap. Hier kwam ik voor het eerst in aanraking met mensen van intellectuele standing van een heel ander signatuur. Het was een leuke tijd. Er kon veel. Lang studeren bijvoorbeeld. Ik heb zelf zeveneneenhalf jaar gestudeerd. De groepen waren klein, weinig studenten, veel inzet. En er werd heel veel informeel geregeld. Dat kon toen nog. Het was ook een spannende tijd voor mij. Enerzijds vanwege het uit de grond stampen van Bedrijfskunde in ’64, anderzijds vanwege de democratiseringsgolf. De studentenbeweging en alle toestanden en romantiek er omheen. Hoewel Eindhoven in vergelijking met de Randstad ontzettend braaf was, was het een enerverende tijd. Eigenlijk is het nu maar vreseli jk saai. Het is nu rustiger, formeler en véél bureaucratischer.

De student van nu is anders. Als groep zijn ze carrière-gericht. Ik signaleer veel egocentrisch en individualistisch gedrag. Het eigenbelang van het individu staat vooraan. Dat was altijd al het geval, maar nu steekt het met kop en schouders boven alles uit. ‘Samen doen’ doen studenten vaak alleen nog om er zelf beter van te worden. Dat vind ik zo aardig aan de U-raad. Je ziet dat er mensen zijn die dat graag doen. Je ziet er echter ook mensen bij die alleen in de raad gaan omdat het een regeltje in hun cv oplevert. Bij Studium Generale, waar ik ook een hele tijd meegedraaid heb, zag je dat ook. Mensen die drie maanden in een commissie zitten en het vervolgens weer voor gezien houden. Daar kan ik slecht tegen.

Overstap

Die eerste jaren zijn achteraf erg belangrijk geweest. Mijn verhuizing naar het zuiden, de contacten met mensen van een andere academische signatuur, de overstap van het mathematisch fysische naar operations research. De overstap van het Haagse gymnasium naar de TH Delft was toch een soort culturele versmalling, een verpaupering. Het was reuze leuk, natuurkunde was mijn favoriete vak, maar toch was het smal. Daarom heb ik er veel bijgedaan. Zo’n beetje alle baantjes op de universiteit heb ik wel gehad. Dat is ook een van de aardige dingen van de universiteit waar helaas niet iedereen gebruik van maakt. Je kunt een heleboel tijd vullen met dingen buiten je eigenlijke werk. Dat is niet alleen belangrijk voor je vorming, maar brengt ook variatie in je werk. In het bedrijfsleven is dat veel minder.

Bij Studium Generale heb ik in commissies gezeten en bestuurswerk gedaan. Een tijdje was ik voorzitter. Ik heb in het faculteitsbestuur gezeten, was voorzitter van de VCW en de opleidingscommissie.

Mindere tijden waren er ook. Een ronduit rottige periode was de tijd dat mijn vakgroep werd opgedoekt. Men vond dat mijn vak, operations research, beter vanuit Wiskunde gegeven kon worden. Dat heb ik altijd een slechte zet gevonden. Wij zijn misschien mindere wiskundigen maar begrijpen als bedrijfskundigen beter hoe we die wiskundige verhalen moeten kneden en simplificeren tot dingen die de bedrijfskundige studenten zich eigen kunnen maken. Het was met name een vervelende periode omdat het een hele tijd geduurd heeft, vanaf het eerste gerucht tot het eigenlijke moment. Dat was geen prettige periode die pas drie jaar geleden eindigde.

Aan het begin van de jaren zeventig heb ik op vakantie gedurende een lange serie zonsondergangen in Macedonië heel lang nagedacht over mijn toekomst en de vraag of ik in het onderwijs wilde blijven werken. Er bestond een mogelijkheid om bij Hoogovens te gaan werken, dat was de aanleiding. Dan sta je dus echt voor de keuze. Ik besloot te blijven. Maar dan wilde ik ook promoveren. Vervolgens ben ik aan de Vrije Universiteit in Amsterdam op een econometrisch onderwerp gepromoveerd. Blijft over de vraag waarom ik zo lang aan dezelfde universiteit ben gebleven. Het antwoord is dat de meeste Nederlandse universiteiten toch wel heel erg veel op elkaar lijken. Daar komt bij dat ik mij in het zuiden erg op mijn gemak voel.


Foto's Bram Saeys

Niet sexy

Ik ben nu een jaar voorzitter van de Universiteitsraad en ik heb het gevoel dat het nu steeds beter gaat. Ik kom beter in mijn rol, de raad is duidelijker naar het college en het CvB houdt rekening met de raad. Het klinkt clichématig, maar ik vind het een uitdaging om die raad soepel te laten lopen. Er zitten hele goede mensen bij. Toch heb ik het idee dat de studenten meer inzet tonen dan het personeel. Studenten vergaderen tussentijds meer bijvoorbeeld. Dat komt vooral omdat het lidmaatschap van een UR niet sexy is in de TU-gemeenschap. Bazen en collega’s van werknemers zeggen al gauw: ‘heb je niets beters te doen.’ Zelf heb ik nooit in de raad gezeten. Mijn interesse zat veel meer in het democratiseren op en om de werkplek.

De raad krijgt volgens mij niet de eer die ze toekomt. Dat komt omdat niet iedereen ziet waar we mee bezig zijn. Volgens de goegemeente zit die raad daar maar. De raad heeft de opheffing van het IPO tegengehouden, maar dat weten maar weinig mensen. Ik had voor aanvang van de voorlaatste vergadering tegen het college gezegd dat het plan zoals het er lag, afgestemd zou worden door de U-raad. Toen hebben ze ter plekke, voor aanvang van de raad, besloten om het plan terug te trekken. Achteraf schrijfven de media dat de hele zaak niet doorgegaan is omdat de medezeggenschapsraad van het IPO tegen was. Dat was ook wel zo, maar die kon het niet tegenhouden. Wij hebben echter gedreigd ons instemmingsrecht niet te geven. Misschien moeten we uit het oogpunt van PR daarom onze mond de volgende keer wel houden en tijdens de veradering onze instemming onthouden. Misschien moeten we het college gewoon eens op zijn bek laten gaan.

De U-raad zie ik een beetje als de afsluiting van mijn carrière. Volgend jaar ben ik 63 en als men mij wil hebben, kan ik nog twee jaar. Dan ben ik 65 en nok ik af. Daarna? Ik heb aan enkele dingen zitten denken. Mijn vader heeft veertig jaar geleden een deel van onze stamboom uitgezocht en en dat werk ligt nog onafgemaakt. Diep in mijn hart vind ik dat toch een beetje een kneuterige hobby. Maar ik denk er ook over om mijn Latijn weer op te halen. Het idee dat ik iedere dag met mijn tasje onder de arm naar Nijmegen zou moeten trekt me echter niet. Ik ben lui hoor.

Het geheel overziend heb ik me altijd laten leiden door wat ik leuk vind. Je bezit een behoorlijke luxe positie als je die mogelijkheid hebt, dat besef ik me wel degelijk. Tot nu toe heb ik het nog steeds erg naar mijn zin. Spijt van mijn beslissingen heb ik nooit gehad. /.














Website