/Voorpagina
/Mensen
/Nieuws
/Opinie
/Cultuur
/Studentenleven
/Achtergrond
/English page
/Onderzoek
/Reportage
/Bestuur
/Ruis
/Harmpje
/Colofon
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/Faculteits Berichten
/Zoeken
/TUE
/ Cursor nummer 2 nummer 7

jaargang 42, 16 maart 2000


Achtergrond

Untitled Document Op zoek naar gulle geldgevers

Subsidies/Lucy Holl

De TUE wil meer inkomsten uit subsidies, meldt ze steeds weer in haar strategische schetsen en instellingsplannen. “Dat wil niet zeggen dat de universiteit nu zo slecht scoort”, zeggen Gerard Verschuren en Ernest Gerritsen van de stafafdeling Onderzoek. Het is maar net hoe je de sommetjes maakt en wat je wel of niet meetelt. En bovendien: het is leuk om veel subsidies binnen te halen, maar dan moet je wel de AIO’s en postdoc’s weten te vinden om het onderzoek ook uit te voeren.

Nederland kent een wirwar aan subsidieregelingen. Is het wel een beetje duidelijk waar allemaal geld te halen valt?

Gerard Verschuren: “Nederland kent duizenden regelingen. Maar als je kijkt naar de onderwerpen waarmee de TUE zich bezighoudt, is het aantal bruikbare regelingen te overzien. Er is maar een beperkt aantal subsidies dat bijvoorbeeld ingaat op de relatie kennisinstellingen-bedrijven. Weet je bij een instantie als NWO en Senter de weg, dan kom je al een heel eind. Senter is de uitvoeringsorganisatie voor subsidies van het ministerie van Economische Zaken. De mensen die op de voor ons interessante programmabureaus zitten, proberen we regelmatig te spreken. We zijn dan snel geïnformeerd over de nieuwste ontwikkelingen.”


Gerard Verschuren. Foto: Bart van Overbeeke

Wat is subsidie eigenlijk?

Verschuren: “Goh, dat is een goede. ‘Dat is geld van de overheid’, zei mijn zoontje op de basisschool. Hij was de enige die het wist, want ‘mijn vader doet dat de hele dag’, zei hij. Je kan het inderdaad omschrijven als een bijdrage uit algemene middelen die erop is gericht om initiatieven te bevorderen die de overheid gewenst vindt.”

Ernest Gerritsen: “Simpel gezegd is alles wat binnenkomt via het verdeelmodel van het ministerie van OC&W - dat is dus de rijksbijdrage - geen subsidie. Die eerste geldstroom overtreft de subsidie-inkomsten natuurlijk vele malen. Kijk je naar het aantal AIO’s dat op de TUE rondloopt en bij de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) op de loonlijst staat, dan zijn de subsidies echter van groot belang.”

En dan is er bovendien zoiets als de interne TUE-subsidies.

“Het college stelt extra geld beschikbaar voor het aantrekken van postdoc’s, voor studiereizen, voor projecten van het centrum Technologie voor Duurzame Ontwikkeling en zo nog een aantal zaken. Binnen de stafafdeling Onderzoek hebben we het TUE-adviescentrum Subsidies en Contracten opgezet. Maar het gaat ons vooral om advisering over de externe subsidies. Die interne regelingen staan uitgebreid beschreven in het boekje ‘Interne stimuleringsregelingen’. De tekst is ook te vinden op de TUE-internetsite onder de stafafdeling Algemene Zaken.”

Wat is het verschil tussen tweede en derde geldstroom subsidies?

“De tweede geldstroom omvat alle programma’s van NWO en de aan haar gelieerde organisaties zoals Technologiestichting STW en de stichting Fundamenteel Onderzoek der Materie. De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen met haar fellow-onderzoekers kun je er ook bij rekenen. Die tweede geldstroom is een klein, maar toch inzichtelijk oerwoud. NWO en STW zetten hun geld op diverse gebieden uit. De hele systematiek van het indienen van een projectvoorstel, de beoordeling door peers en de uiteindelijke toewijzing ligt uitgebreid vast. STW wijst gemiddeld zo’n veertig procent van de projecten toe. Ze werkt meestal rechtstreeks met de onderzoekers zelf en niet met de bijbehorende universiteit. Dat is allemaal in Nederland. Intussen wordt er ook gepraat over een Europese tweede geldstroom via de European Science Foundation, maar dat is allemaal nog heel prematuur.”

En die derde geldstroom?

“De derde geldstroom kent vooral regelingen van Economische Zaken. EZ wil bij alles wat ze doet de economische bedrijvigheid in Nederland bevorderen. Daarom stoelen de projecten altijd op een of andere manier op een samenwerkingsverband tussen ondernemingen en kennisinstellingen. De kennis moet met andere woorden snel toegepast kunnen worden in concrete producten of diensten. Voor de TUE zijn vooral een paar grote regelingen van de overheid interessant. Dan heb je het over de Innovatiegerichte Onderzoeksprogramma’s, de Bedrijfsgerichte Technische Samenwerkingsprojecten, de Subsidieregeling Technologische Samenwerking in Europa (de BIT/EUREKA-regeling) en de Economie-Ecologie-Technologie-regelingen. Daaruit komen elk jaar meerdere projecten voort. Voor de rest zijn er nog wat splinterdingen.”

En onder die derde geldstroom vallen ook de Europese regelingen?

“Ja, het Vijfde Kaderprogramma met zijn vele onderzoekssubsidies is daar nu het belangrijkste item van. En de afgelopen jaren hebben we hier in de regio natuurlijk ook het Europese economische stimuleringsprogramma Stimulus gehad. De TUE draaide mee in meerdere projecten. Een ander Europees getint voorbeeld is Itea, een groot BIT/Eureka-project met een budget van vele miljarden. Alle bedrijven en kennisinstituten die in Europa met elektronica te maken hebben, doen eraan mee. Het programma-office is halverwege vorig jaar van Philips naar de TUE verhuisd en naast het Eindhoven Embedded Systems Institute ondergebracht. Naast al die onderzoekssubsidies zijn er natuurlijk de vele Europese uitwisselingsprogramma’s voor het onderwijs. Neem Socrates of Leonardo. Daar weet het Bureau voor International Activities van de TUE alles van.”

Stel, een faculteit wil wat. Wat dan?

“De medewerkers kunnen bij ons langs komen. We kunnen ze wellicht wel goede dingen vertellen, wijzen op nieuwe mogelijkheden, helpen met het invullen van de papieren, advies geven als hun samenwerkingspartners ermee willen stoppen... Dat langskomen is natuurlijk geen verplichting. Veel TUE’ers gaan gewoon rechtstreeks naar de geldschieters. De aanvraag voor een derde-geldstroomproject tot een miljoen gulden valt onder het mandaat van de faculteiten. Bij de tweede geldstroom is de TUE zelfs geen partij, maar doet de onderzoeker persoonlijk een aanvraag. We weten vooraf dus maar gedeeltelijk wat er allemaal speelt. Achteraf zien we aan de honoreringen pas hoe er gescoord is.”

Hoe zit het met de kwaliteit van de voorstellen?

“Mensen kunnen hun projectvoorstellen via ons adviescentrum voorleggen aan een deskundige. We weten wat STW en NWO in een voorstel willen zien. We kijken ernaar of het project goed is omschreven, of alles erin staat, hoe een peer reviewer het zou bekijken. Het is belangrijk dat de TUE één gezicht laat zien naar de subsidiegevers. De precieze interpretatie van de regels en het maken van de rekensommetjes is lastig. Soms berekenen mensen bepaalde tarieven op eigen wijze of vergeten ze juist om bepaalde dingen mee te nemen. Ons commentaar varieert sterk. We hebben ongeveer twintig aandachtspunten en iedereen zondigt wel tegen een stuk of drie ervan. Sommige mensen beschrijven het vernieuwende van hun onderzoek bijvoorbeeld niet goed of geven geen goede fasering.”

Zie je dat er dankzij die check van jullie meer voorstellen gehonoreerd worden?

“We zijn nog niet zo lang bezig met dat becommentariëren, dus de effecten zijn nog onbekend. We zijn ermee begonnen, omdat we het aandeel van de TUE in vergelijking met de twee andere TU’s bij NWO/STW zagen teruglopen. Gelet op de grootte zou de verhouding tussen de TUD, de UT en de TUE 2:1:1 moeten zijn. STW geeft geld voor investeringen en voor manuren. Je kunt de manuren weer omrekenen in geld en bij de investeringen optellen. In 1997 zaten we nog op 4,2 miljoen gulden, en in 1998 was dit gezakt naar 1,7 miljoen. Voor 1999 komen we uit op 3,5 miljoen. Overigens zitten er allerlei cycli in die toewijzingen die niet allemaal even goed te duiden zijn. Er spelen zoveel factoren een rol: hoe actief waren de TUE’ers op een bepaald moment in het indienen van voorstellen? Wat was de kwaliteit van de aanvragen? Hoe beoordeelden die peer reviewers een en ander uiteindelijk?”

Het College van Bestuur roept in ieder geval dat het allemaal wat beter moet. Wat zeggen jullie daarop?

“Goed idee, maar dat geldt dan heel globaal. Het is te complex om te zeggen dat we voor één bepaalde regeling volgend jaar dat en dat bedrag moeten binnenhalen. Over het algemeen zou de TUE het in de tweede geldstroom inderdaad beter kunnen doen. Op de Europese projecten scoren we misschien ook wat minder dan Twente en Delft, maar als je bijvoorbeeld naar de BTS-, IOP- en EET-projecten kijkt, doen we het helemaal zo slecht nog niet.”

Waar zit dat verschil dan in?

“Dat is moeilijk te zeggen. Het ligt ook aan de onderwerpen. Het ene programma past de TUE beter dan het andere. Voor faculteiten als Werktuigbouwkunde, Technische Natuurkunde, Elektrotechniek en Scheikundige Technologie zijn er meer geschikte technologische subsidieregelingen, dan voor de rest. Binnen de Innovatiegerichte Onderzoeksprojecten is vorig jaar een Mens-machine-interactie-programma gestart. Dan zie je meteen dat Eindhoven drie van de acht projecten binnenhaalt. Bij een IOP-programma over beeldverwerking of koolhydraten valt minder of niet te scoren. Er komt een IOP Precision Engineering aan, waarvan we veel verwachten. We wijzen mensen daar vroegtijdig op. Dan kunnen we ook meteen inschatten hoe die nieuwe programma’s de STW-aanvragen wellicht zullen beïnvloeden. Want onze klanten switchen wel eens wat.”

Wat voor beleid heeft de TUE verder om die subsidies te doen toenemen?

“We verzamelen als stafafdeling cijfers over hoe wij het doen en hoe anderen het doen. Dat soort informatie koppelt het College van Bestuur terug naar het bestuurlijk overleg. Het college en de faculteiten stellen de streefcijfers vast. Ons adviescentrum zorgt vooral voor de promotie, de coördinatie, de ondersteuning.”

“Een groot knelpunt op dit moment zijn de vacatures die niet opgevuld worden. Er liggen tweede en derde geldstroom-projecten op de plank, compleet met financiering, die door een gebrek aan AIO’s en postdoc’s niet uitgevoerd kunnen worden. Dat maakt de faculteiten ook terughoudender in het aanvragen. Als je geld toegewezen krijgt en je hebt er geen mensen voor, dan is dat geen stimulans. Aan die arbeidsmarktbeperkingen kunnen we niet zoveel doen. Met hogere AIO-salarissen kom je er niet.”

We hebben het nu vooral gehad over subsidiëring op projectbasis. Maar tegenwoordig wordt ook de ondersteuning op programmaniveau steeds belangrijker.

“Ja, neem zo’n topper als het Dutch Polymer Institute met zijn jaaromzet van zo’n twintig miljoen gulden. Dat is een grote klapper op subsidiegebied. Economische Zaken neemt voor vijftig procent deel, het consortium van bedrijven en de TUE ieder voor vijfentwintig procent. Onder één programma zit een wolk van projecten. Dat werkt overigens meteen in de hand dat je wat minder met losse projectjes naar STW of naar de EU stapt, omdat je onderzoek heel goed onder de paraplu van het DPI past.”

Vooral de NWO/STW-cijfers kunnen dus al met al wat beter. Misschien vinden de onderzoekers het tegenwoordig ook veel leuker om internationale projecten te doen?

“Die Europese regelingen zijn niet makkelijk. Het Vijfde Kaderprogramma van de EU maakt weer duidelijk dat het nogal wat werk is om een subsidie in de wacht te slepen. Zeker als je coördinator van een project bent, kost het veel tijd om een aanvraag in te dienen en in Brussel te onderhandelen. Je moet met meerdere partners zijn. Wat je ziet, is dat onderzoekers graag aanhaken bij initiatieven van anderen.”

Senter en EG-Liaison (een onderdeel van Senter) doen er in ieder geval veel aan om hun regelingen aan de man te brengen, of niet?

“Ja, EG-Liaison organiseert voorlichtingsbijeenkomsten, komt op uitnodiging naar de TUE voor een workshop proposal writing, en toetst projectvoorstellen alvast inhoudelijk op de prioriteiten. EG-Liaison heeft er belang bij dat er EU-geld naar Nederland terugvloeit en geeft goede tips voor de aanvraag. Zo hameren ze op een heldere, simpele projectsamenvatting. De Brusselse evaluatoren krijgen enorme pakken papier op hun bureau. Na een paar uur kijken ze bij wijze van spreken alleen nog naar de key words.

“Voor Senter geldt eigenlijk hetzelfde. Ook die projectadviseurs willen met je meedenken. Onderzoekers veronderstellen vaak dat ze pas iemand te spreken kunnen krijgen als hun voorstel beoordeeld is. Ons advies is om vooral dat contact al te zoeken op het moment dat je enkel en alleen nog maar een eerste projectidee hebt. Schrijf het idee op een A4-tje en mail of fax het. Dat kan je veel werk besparen. Soms krijg je een advies met heel veel negatieve opmerkingen terug. Maar ook dat hoeft niet te betekenen dat je beter kunt ophouden. Dan weet je meteen waarmee je rekening moet houden bij het herschrijven van het uiteindelijke voorstel.”

Hoe zit het met de geldverstrekkers van de tweede geldstroom?

“Bij NWO, STW, FOM en de KNAW zijn ze minder hulpvaardig en veel strikter. We kunnen niet iemand uitnodigen van ‘kom ons eens even helpen’. Dat past niet in hun policy. Ze werken wat traditioneler. Rechtvaardigheid en eerlijkheid zijn de kernbegrippen. Dat vraagt om een strikte scheiding tussen de beoordeling en advisering.”


Ernest Gerritsen. Foto: Bart van Overbeeke

Zijn jullie blij als bepaalde aanvragen zijn gehonoreerd?

“Ja, natuurlijk is dat goed om te horen. Eind maart zijn de Economie-Ecologie-Technologie-dagen en worden 22 nieuwe projecten gepresenteerd. Bij zes daarvan is de TUE betrokken. Dat is leuk. Bij dat soort projecten kan je met al je projectpartners maximaal tien miljoen gulden subsidie per project krijgen. Dat kan dus aardig oplopen.”/.

Untitled Document Henk de Wilt: Vooral kijken naar STW

“Het debat hoeft niet te gaan over de hoogtes van de subsidies uit de derde geldstroom”, zegt dr.ir. Henk de Wilt, voorzitter van het College van Bestuur. “Daar is niets mis mee. En ook wat betreft de tweede geldstroom scoren wij op een aantal programma’s goed. Neem de Innovatiefgerichte Onderzoeksprogramma’s. We hebben echter een uitdrukkelijke underperformance bij de Technologiestichting STW. Ons aandeel is een stuk kleiner dan ons in vergelijking met de andere twee technische universiteiten qua omvang toekomt. Met onze ingenieursopleidingen en onze combinatie van fundamenteel en toegepast onderzoek zouden we toch een interessante positie moeten innemen bij STW.”

“We laten een en ander daarom nu nauwkeurig analyseren. Dienen we te weinig voorstellen in, zijn het de verkeerde voorstellen, volgen we de procedure niet nauwkeurig genoeg, zitten we op vakgebieden waarop STW wat marginaal toebedeelt? Het lijkt erop dat vooral ons scoringspercentage lager ligt dan dat van de twee andere technische universiteiten. Dat wil zeggen dat relatief te weinig ingediende voorstellen ook worden gehonoreerd. Als we er gericht aandacht aan geven, komt het denk ik wel weer goed.”

“Dat tekort aan AIO’s mag in ieder geval geen reden zijn om te schromen bij het indienen van aanvragen. Dat probleem geldt voor alle universiteiten en voor zowel de eerste, tweede als derde geldstroom.”

Untitled Document Uit de grote derde-geldstroom-regelingen wist de TUE in 1999 de volgende bedragen aan subsidies binnen te halen:

Stimulus 6 miljoen

IOP 3 miljoen

BTS 3 miljoen

EET 4 miljoen

Europese gelden 5 miljoen

Wat de tweede-geldstroom betreft, had de TUE:

1996 1997 1998 1999

aan nieuwe STW-projecten 5,5 4,2 1,7 3,5

(in miljoenen)

aandeel ten opzichte van

de andere TU’s 22,6 15 6 22

(in procenten)

aan NWO-personeel 109 115 111 **

(in FTE’s)

aandeel ten opzichte van

de andere TU’s 21,6 22 20,5 **

(in procenten)

* Ter vergelijking: de totale inkomsten van de TUE bedragen jaarlijks zo’n 350 miljoen gulden.

** Sinds 1999 treedt nieuw personeel in dienst bij de universiteit.














Website