Untitled Document
En ik vind...
Je komt ze wel eens tegen, in de stad, als de lokale middenstand
weer een 'evenement' georganiseerd heeft: een groepje minstens
middelbare heren, in een soort butlerachtige outfit gehuld, die
een verzameling muziekinstrumenten met zich mee torst. Al marcherend
doen ze hevig hun best daar klanken aan te ontlokken. De groep
wordt veelal voorafgegaan door een flink gebronsde dame die een
opengeslagen golf-paraplu omhooghoudt waarmee zij niet nader te
omschrijven bewegingen maakt. Dit is Dixieland, zo weten de kenners.
Jazz, dus. En inderdaad, als je goed luistert, hoor je hoe de
heren vreselijk hun best doen de al vele decennia geleden op
de plaat vastgelegde soli van Johnny Dodds en Kid Ory te imiteren.
Het resultaat is zelden
geslaagd, en zo hoort het ook bij imitaties. Erg is dit niet,
want de ambiance waarin de muziek ten gehore wordt gebracht, stelt
weinig eisen. Het volk swingt toch wel mee.
Toen vorig jaar september ons academisch jaar werd geopend, bleek
de muzikale omlijsting voor het eerst niet in handen van een
ensemble dat zich op het spelen van klassiek had toegelegd. In
plaats daarvan had men besloten een exemplaar van de hierboven
beschreven categorie uit te nodigen.
De heren mochten blijven zitten, dat wel. En de dame ontbrak.
Het schetterde dat het een aard had.
Sommige toehoorders verbaasden zich over de keuze van het ensemble.
Kennelijk vond men dit soort muziek ongeschikt voor de gelegenheid.
Ik deel die mening. Het verhaal ging dat de gespeelde muziek
tot de favorieten hoorde van de voorzitter van de Raad van Toezicht
van onze Universiteit, de heer Cor Boonstra. Dat kan goed zo
zijn, maar waarom dan dit jaar hetzelfde orkest uitgenodigd?
Boonstra is toch geen voorzitter meer? We zullen toch niet tot
in lengte van jaren met dit soort oubollige danslesmuziek uit
de jaren vijftig opgescheept blijven?
Voor de goede orde: op zichzelf is er niets tegen eens af te wijken
van het eeuwige niets-aan-de-hand barok-repertoire waar we traditioneel
op werden vergast. En tegen jazz als zodanig valt evenmin iets
in te brengen. Op het gebied van de moderne geimproviseerde muziek
gebeurt er bijvoorbeeld heel wat in Nederland . En met name geldt
dit voor Noord-Brabant. Een gemiste kans, derhalve. In dit
soort zaken hoort juist een universiteit daden te stellen in
plaats van de muzikale sjablonen van een paar generaties terug
te herkauwen.
Bob van Winkel
Zoals ieder jaar togen wij aan het begin van dit collegejaar,
met in het achterhoofd de gedachte 'een gezonde geest in een gezond
lichaam' naar het sportcentrum om een nieuwe sportkaart te laten
maken. Deze routine gaat standaard gepaard met de gedachte: 'Hoe
erg zal de foto dít jaar weer zijn?'. Voor de niet-ingewijden
onder ons: met behulp van een polaroidapparaat wordt ter plekke
een foto gemaakt die in de meeste gevallen, op zijn zachtst gezegd,
niet erg flatteus is, maar die je wel het hele jaar tot spot-object
van de medewerkers achter de balie maakt. Het eerste wat men dus
doet bij het ontvangen van de sportkaart is het bekijken van de
schade.
Dit jaar werd onze aandacht echter getrokken door de achterzijde
van de kaart. Deze kant, gereserveerd voor de stickers die toegang
geven tot de fitness/cardiofitnessruimte, was voorzien van een
logo van ZORGverzekeringsmaatschap-pij VGZ. Het pogen te verbergen
van deze reclame-uiting met de fitness-stickers lukt niet aangezien
deze doorschijnen en dus de commerciele afbeelding gewoon zichtbaar
blijft.
Wij hebben zelf weinig met de bewuste verzekeringsmaatschappij,
we hebben er ook geen verzekering en waren ook niet van plan deze
te nemen. Dat wordt echter wel van harte aangeraden aan de gebruikers
van het sportcentrum, want naast het arsenaal aan folders van
VGZ die rond de pasjesmaaktafel te vinden zijn, is er zelfs een
aanbieding: studenten die een polis afsluiten bij deze maatschappij
krijgen fl. 25,- terug van de aanschafprijs van de sportkaart.
Een extra stimulans om je goed te verzekeren; blijkbaar worden
vele blessures (waarschijnlijk als gevolg van een tekort aan begeleiding
bij het sporten) en dus ziektekosten verwacht het komende jaar.
Fantastisch dat de universiteit zoveel hart heeft voor haar studenten.
In de eerste instantie waren we verbaasd bij het zien van deze
promotie. Een advertentie waarin je passief wordt benaderd om
een product aan te schaffen is geen probleem. Deze zijn dan ook
in verschillende verschijningsvormen te bewonderen in onze academische
gemeenschap. Een opgedrongen logo op een pasje gaat al ver, laat
staan een korting voor mensen die bij een non-profitorganisatie
als de TU/e een sportkaart kopen, waarmee de TU/e zich dus uitspreekt
vóór de betreffende maatschappij.
Maar later begrepen we dat dit een superidee is; dit concept kan
veel verder worden uitgemolken! Laten we vanaf volgend jaar ook
de achterzijde van de collegekaart gaan voorzien van logo's (die
kant leest toch niemand). En wanneer een student dan een rekening
opent bij de Rabobank, een mobieltje heeft van Dutchtone, boodschappen
doet bij de Konmar, een inboedelverzekering neemt bij Interpolis,
een vaste klantenkaart van de Bijenkorf aanschaft en een abonnement
op de Telegraaf, krijgt deze korting op het collegegeld. Het gevolg:
het collegegeld kan omlaag en studeren wordt stukken goedkoper;
sterker nog: als het slim aangepakt wordt, krijgen studenten geld
tóe wanneer ze komen studeren aan de TU/e! Een betere studievoorlichting
is niet mogelijk: de instroom zal flink toenemen (en wellicht
kan op deze manier de instelling uit de huidige financië
le misère gered worden).
Marieke Schopmeijer
Rob Schram