Untitled Document
Bedrijven investeren miljoenen in relatie
met studenten
'De verlokkingen van het slijk der aarde'
Recruiters/Chriz van de Graaf
Illustratie/Paul Weehuizen
Oktober is de start van de paringsdans. Achter gesloten
deuren ontmoeten bestuurleden van studie- en studentenverenigingen
en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven elkaar. Inzet van
de vrijage: tienduizenden guldens aan sponsorgelden. De rest van
het jaar schuimen zogenoemde recruiters de universiteit af om
'high potentials' te interesseren voor een stage, een afstudeerplek
of een baan bij hun bedrijf. Want giganten als Philips, CMG, Cap
Gemini Ernst&Young en ASML zijn in grote mate afhankelijk
van de gunst van de student. En die is kostbaar.
Bedrijven praten niet over geld.
Studieverenigingen evenmin. Ze hebben het liever over de uitstekende
samenwerking tussen de partijen, over wat ze elkaar te bieden
hebben en over het organiseren van leuke 'events'.
Dat deze samenwerking big business is, blijkt uit de bedragen
die bedrijven uittrekken voor studieverenigingen. Volgens Jeroen
Lenferink, recruiter van het ICT-
detacheringsbedrijf CMG, investeert zijn bedrijf tonnen in de
contacten met studenten. Zo beloont het bedrijf elk contract met
een studenten- en studievereniging met tienduizend gulden, te
besteden naar eigen inzicht. Daarnaast zijn er initieel activiteiten
waarvoor geld beschikbaar is. CMG heeft banden met verenigingen
als SSRE, Gewis, Thor, Industria, J.D. van der Waals en verenigingen
op Fontys Hogescholen.
"Als je een mediacampagne opzet, kost dat veel geld, terwijl
je jouw doelgroep niet direct bereikt. Door contacten met studieverenigingen
zit je dichtbij de bron. Er zijn bedrijven die hier veel voor
over hebben. Zo weet ik van een bedrijf dat het met het bestuur
van een studievereniging ging racen op Zandvoort. Dat kost natuurlijk
bakken met geld. Er zijn verenigingen die dit uitbuiten. Thor
is bijvoorbeeld één van de rijkste verenigingen
van de TU/e. Zij zijn slim in hun onderhandelingen.''
Over de budgetten die Lenferink tot zijn beschikking heeft voor
het werven van studenten laat hij zich niet uit. "Cijfers
kunnen een vertekend beeld geven." Ook recruiters van Philips,
Cap Gemini Ernst&Young, OGD en KPMG Ebbinge zwijgen in alle
talen. Het totale bedrag dat bedrijven inzetten om de gunst van
de student is nauwelijks te schatten. Bekend is dat tientallen
recruiters wekelijks op de universiteit te vinden zijn. Ze betalen
flinke bedragen aan verenigingen, ze dumpen honderden kilo's drukwerk
op de TU/e, ze organiseren dure open dagen, ze geven cursussen,
ze presenteren zich op faculteiten, glimlachen vriendelijk in
een stand op bedrijvendagen en geven cadeautjes. Dat de totale
investering in de miljoenen loopt, is duidelijk.
Ook via studieverenigingen is het niet mogelijk een duidelijk
beeld te krijgen van de financiële inspanningen die bedrijven
leveren. Martin Poelstra, ex-vice-president van studievereniging
Thor van de faculteit Elektrotechniek zwijgt over cijfers. Hij
ontkent niet dat de vereniging goed bij kas zit: "Ah, je
bent op de hoogte van onze kapitaalkrachtigheid. Ondanks dat de
economie instort, hebben we nog steeds een vrij goede onderhandelingspositie".
Volgens Poelstra kloppen bedrijven als Océ, CMG, KPN, Ericsson,
Philips en Unit 4 elk jaar aan bij de vereniging. Over de invulling
van de contacten en contracten wordt uitgebreid onderhandeld en
vrijwel altijd bereiken de partijen overeenstemming. Als de vereniging
ideeën heeft voor symposia of excursies schroomt ze niet
hiervoor de steun in te roepen van sponsors. "Die samenwerking
lukt wel", zegt Poelstra met een lach.
Stijf op elkaar
Studievereniging Gewis is dankzij haar potentieel aan informaticastudenten
populair bij het bedrijfsleven. Pr-functionaris Karin Poels zegt
niet te weten welke bedragen de bedrijven betalen voor hun contacten
met haar vereniging. Ook de kosten van een gesponsorde studiereis
naar China met ongeveer 25 studenten, in mei van dit jaar, zijn
bij de studente niet bekend. Ondanks tegenslag in de ICT-sector
meent Poels dat de vereniging 'nog steeds genoeg geld' heeft.
Gewis heeft een bestand van vijftig tot honderd bedrijven waar
op de een of andere manier banden mee zijn. Volgens Poels nodigen
deze bedrijven de vereniging uit om te komen praten over vormen
van samenwerking. Volgens haar is begin oktober zelfs een groep
verenigingsbesturen naar ASML in Veldhoven afgereisd om met dit
ICT-concern te komen tot afspraken over sponsoring. Over de uitkomsten
van dit overleg houden betrokkenen hun lippen stijf op elkaar.
Het bedrijfleven lijkt er alles voor over te hebben om de student
te vleien. Behalve directe financiële 'schenkingen' organiseren
ze uitstapjes en lezingen, nodigen ze verenigingsbesturen uit
voor cursussen die anders niet te betalen zijn en trekken ze de
knip voor luxe studiereizen naar exotische oorden. Wat drijft
een organisatie om miljoenen te investeren in contacten met jongeren
die hun studie nog niet hebben afgerond?
Menselijk kapitaal
Door de afgelopen vijf jaren van economische voorspoed is de behoefte
aan technisch geschoold personeel groot. De vraag overtreft het
aanbod en bedrijven zien zich daar gedwongen hun potentiële
werknemers in een vroeg stadium op te sporen en te paaien voor
een toekomst in het bedrijfsleven. Een stageplaats of afstudeerplek
kan als springplank dienen voor een vast dienstverband. Studenten
worden dan ook verlokt met prachtige vooruitzichten en met stagevergoedingen
die kunnen oplopen tot vijftienhonderd gulden per maand. En dit
alles onder het motto: studenten zijn het noodzakelijke menselijk
kapitaal van de toekomst.
Hogescholen en universiteiten zijn als kweekvijver de aangewezen
plaatsen om studenten met een bedrijf kennis te laten maken. Al
tijdens de introductiedagen zijn de bedrijfslogo's van ICT-giganten
alom aanwezig. In de jaren daarna ziet de student namen als Cap
Gemini Ernst&Young, ABN-Amro en Origin nog regelmatig voorbij
komen tijdens bedrijvenpresentatiedagen, op posters bij studievereniging
en faculteit en via een (gewenste of ongewenste) mailing aan huis
of elektronisch via de mail. Bedrijfsleven en studenten kunnen
zo uitgebreid aan elkaar snuffelen.
De volgende stap is het opbouwen van een persoonlijk contact tussen
bedrijven en studenten. Het op pad sturen van een
recruiter van het bedrijf is hiervoor een geschikt middel. Deze
recruiter volgt de professionele vorderingen van de studenten,
onderhoudt nauwe banden met studie- en studentenverenigingen en
is altijd aanspreekbaar voor vragen over zijn of haar bedrijf.
Maar ook studenten zelf worden ingezet om talentvolle collega's
aan een bedrijf te koppelen. KPMG Ebbinge, gespecialiseerd in
bemiddeling tussen personeel en bedrijven als advocatenkantoren,
bouwbedrijven, energiebedrijven, consultants en tal van multinationals,
heeft een landelijk netwerk van zo'n honderd student-recruiters.
Op de TU/e werken er acht. Bij de faculteiten en studieverenigingen
proberen ze geschikte kandidaten te vinden om in contact te brengen
met KPMG Ebbinge. Ze worden hierbij geholpen door een intensieve
cursus waarin ze wordt geleerd naar welk type student het bedrijf
op zoek is. Een student-
recruiter brengt elke maand een kandidaat aan en ontvangt hiervoor
honderdvijftig gulden.
Vergapen
Philips is door historische banden alom aanwezig op de universiteit.
Ze onderhoudt contacten met bijna alle studieverenigingen waarvoor
ze twee tot zesduizend gulden overmaakt naar de bankrekeningen
van die clubs. Daarnaast hebben de tien recruiters van Philips
banden met tientallen studentenverenigingen in Eindhoven. Over
het daarvoor uitgetrokken budget wil het bedrijf niets kwijt.
Een belangrijke troef van Philips is de open dag waarmee ze studenten
aan zich wil binden. In april 2001 werden studenten getrakteerd
op een ontvangst in het Philips Stadion, een interview met zwemmer
Pieter van den Hoogenband, een lunch, een optreden van Jody Bernal
en een uitreiking waarbij DVD-spelers en webcams werden uitgedeeld.
Tussendoor konden de honderdvijftig studenten zich vergapen aan
de nieuwste snufjes op het gebied van software.
Ook Lenferink van CMG wil een intensieve relatie opbouwen met
studieverenigingen. Behalve met het organiseren van lezingen,
workshops en borrel-
lezingen houdt hij zich bezig met het bedenken van nieuwe 'events'.
CMG staat bekend om het jolige karakter van de evenementen. Een
activiteit als pullenvullen (studenten konden gratis een pul met
CMG-logo vullen met bier) hoort daar volgens hem ook bij. "Dat
was een fun-activiteit die goed aansloeg. Naast serieuze bijeenkomsten
doen we ook een stukje borrelsponsoring", aldus Lenferink.
Voor recruiter Tim Severins van Philips is dit uitgesloten: "Wij
gaan geen pullen vullen met de intentie om te werven. Ik denk
niet dat je daarmee kan laten zien hoe aantrekkelijk een bedrijf
is als toekomstige werkgever".
Cap Gemini Ernst&Young is haar strategie aan het veranderen.
Werd in het verleden vooral gereageerd op de wens van de studieverenigingen,
nu komt het bedrijf zelf met ideeën in de hoop dat deze aanslaan
bij studenten, vertelt Cap Gemini Ernst&Young-recruiter Yindee
van de Ven. Open dagen en cursussen zijn hierbij belangrijke initiatieven.
Ook kunnen 'bevriende' verenigingen volgens haar nog steeds rekenen
op een jaarlijkse financiële injectie van duizend tot vijfduizend
gulden. Volgens Harriet van Splunder, communicatiemanager van
het bedrijf, is dit niet meer het geval. "Ons budget is nu
op, omdat we een kritischer aannamebeleid hebben ingezet. Door
de huidige markttendens is onze behoefte aan jonge professionals
gedaald. We gaan nu dus ook geen nieuwe financiële banden
meer aan met studentenverenigingen."
Diploma
In hoeverre studenten zijn opgewassen tegen de verlokkingen van
het bedrijfsleven, is de vraag. Er worden riante salarissen, uitstekende
secundaire arbeidvoorwaarden en goede carrièremogelijkheden
in het vooruitzicht gesteld. Het lijkt daarom aantrekkelijk om
de studie te staken en aan de slag te gaan.
Recruiters beweren met stelligheid niet te azen op studenten die
nog niet klaar zijn met hun studie. CMG, Philips, KPMG Ebbinge
en Cap Gemini Ernst&Young zeggen dat een diploma vereist is
om bij hen aan de slag te gaan. Automatiseringsbedrijf OGD heeft
wel mogelijkheden voor studenten die hun studie afbreken. Volgens
Alette van de Velde, personeelsfunctionaris bij OGD, gebeurt dit
enkele malen per jaar.
Een student die de universiteit vroegtijdig verlaat, kost de onderwijsinstelling
48.000 gulden. De TU/e ontvangt van het ministerie van OCenW middelen
voor onderzoek en onderwijs. Dit geld voor onderwijs bestaat uit
drie delen. Het eerste is een vast bedrag, ongeveer veertig procent
van het totaal aan onderwijsgelden. Dit staat los van het aantal
nieuwe studenten dat aan het begin van een collegejaar binnenkomt.
Het tweede deel komt binnen per nieuwe student aan de universiteit,
ongeveer tien procent van het totaal. De resterende vijftig procent
(48.000 gulden) wordt betaald na het afstuderen van een student.
Zonder diploma geen geld.
Om die reden sloten in juni 2000 de brancheorganisatie voor de
ICT-sector, de Fenit, en de HBO-raad een convenant, waarin werd
voorgenomen dat het wegtrekken van studenten tot het verleden
moest behoren. Het bedrijfsleven zou voorkomen dat het niveau
van de sector daalt en hogescholen konden studenten het gewenste
kennisniveau meegeven en daarvoor de beloning uit Zoetermeer (ministerie
van OCenW) opstrijken. Betrokkenen noemde het convenant een wassen
neus, maar cijfers die dat bevestigen, heeft niemand.
Hoeveel studenten jaarlijks vroegtijdig de TU/e verlaten omdat
het bedrijfsleven ze weet te strikken, is moeilijk vast te stellen.
De faculteit heeft in principe een gesprek met een student die
stopt, maar gegevens hiervan zijn niet beschikbaar. Ook vindt
het gesprek niet altijd plaats. Van een student die na het verlaten
van de universiteit in het bedrijfsleven aan de slag gaat, is
niet vast te stellen of deze de studie zat is en een baan vindt
of dat een baan zo mooi is dat de student besluit de studie te
staken. Het is dus ook niet te zeggen hoeveel geld de universiteit
misloopt door studenten die vroegtijdig afhaken.
"Ik weet niet hoeveel studenten worden verlokt door het slijk
der aarde. Ik weet wel dat het bedrijf Océ vroeg alle afvallers
naar hen door te sturen", zegt Jaap van der Woude, coördinator
van de laatste twee jaar bij de faculteit Wiskunde en Informatica,
waar vooral de IT-ers in de belangstelling staan van het bedrijfsleven.
"Ik zie wel dat studenten langzaam studeren omdat ze naast
hun studie drie of vier dagen in de week werken. Ook zijn er studenten
die ingeschreven blijven staan, maar geen tentamens halen. Als
die studenten zich liever bezighouden met een riant salaris en
een mooie bolide, dan moeten ze geen wetenschapper worden."
Over de financiële gevolgen van studenten die afhaken maakt
Van der Woude zich allerminst zorgen: "Wat het de universiteit
kost, maakt me niet uit. Als zij zich door de politiek laat ringeloren,
met regelingen zoals het betalen van een student na het afstuderen,
dan krijgt ze daar nu de rekening voor gepresenteerd".
Stagevergoedingen
Ook opleidingsdirecteur van Informatica prof.dr.ir. Jan Friso
Groote weet niet om hoeveel studenten het gaat. "Er wordt
gezegd dat het gebeurt. Dat mensen gewild zijn, is niet het probleem.
Het probleem is dat de universiteit wordt betaald per afgestudeerde
student. Het kost gewoon geld."
Bedrijven zijn niet alleen op zoek naar studenten die direct inzetbaar
zijn. Ook stagiair(e)s en afstudeerders zijn waardevol voor het
bedrijfsleven en ook zij worden met alle egards ontvangen. Groote:
"Studenten denken dat de toekomst bij de bedrijven ligt.
Ook de vergoedingen voor afstuderen die in het bedrijfsleven worden
betaald hebben tot gevolg dat er bijna geen studenten zijn die
nog lokaal afstuderen. Een deel van onze onderzoeken gaat daarmee
verloren; de hoeveelheid werk die je kunt verzetten wordt veel
lager. Wij hebben binnen de faculteit een discussie gehad over
vergoedingen voor afstudeerders, maar we hebben besloten om het
niet te doen".
Fons van Roij, universiteitsraadslid voor de Progressieve Fractie,
heeft bezwaren tegen de flirt van het bedrijfsleven met studenten
en studieverenigingen. "De trek van het bedrijfsleven is
enorm en ik vind dat een hellend vlak. Studenten moeten niet de
illusie hebben dat we overeind blijven als er aan alle kanten
aan ons wordt getrokken. Er ontstaat gewenning aan en afhankelijkheid
van sponsoring. We moeten niet denken dat bijvoorbeeld studiereizen
naar verre oorden 'normaal' zijn. Deze worden vaak tot honderd
procent gesponsord. Het lijkt ook meer om prestige tussen studieverenigingen
te gaan. Een trip naar bijvoorbeeld Duitsland is daarom ondenkbaar,
terwijl het een heel interessant land is. Jouw reis moet altijd
mooier en luxer dan die van anderen"./.
Recruiters
Het aantal recruiters dat actief is op de TU/e ligt
rond de honderd. Zo'n tien grote bedrijven nemen het leeuwendeel
hiervan voor hun rekening. Dit zijn Philips, ASML, CMG, Cap Gemini
Ernst&Young, OGD, KPN, Océ, ABN-Amro, Origin en AKZO
Nobel. Vooral CMG staat bekend als een royaal sponsor. De bedrijven
organiseren of betalen mee aan activiteiten als lezingen, congressen,
studiereizen, borrels, open dagen en ze spekken de kas van studieverenigingen.
De tegenprestatie van de studievereniging: de bedrijfsnaam laten
zien, met enig enthousiasme naar open dagen gaan, naam van bedrijf
afdrukken in jaarboeken en op website.
Van de generatie die in 1995 naar de TU/e kwam, heeft bij inschrijving
van het vijfde leerjaar één op de drie studenten
de universiteit verlaten zonder diploma. De TU/e loopt hierdoor
twaalf miljoen gulden mis. Hoeveel studenten vertrekken omdat
ze de verlokking van het bedrijfsleven niet kunnen weerstaan,
is niet vast te stellen.
|
Untitled Document
Eindhoven: stad van design
Design/Chriz van de Graaf
Foto/Bert Jansen
Met de lobby om een designcentrum in Eindhoven te vestigen,
geeft de stad gestalte aan een oude wens: een duidelijk profiel
waarmee ze zich kan onderscheiden van de rest van Nederland. Ze
vindt dit in de termen design en ontwerpen. Dat de faculteit Industrial
Design en de ontwerptak van het Stan Ackermans Instituut hierin
een belangrijke rol kunnen spelen, staat buiten kijf.
Eigenlijk zijn alle partijen het
er over eens: als Eindhoven zich ergens mee kan profileren, dan
is het wel met design. Jaren geleden worstelde de stad nog met
een slogan. Het moest iets worden met technologie of kenniscentrum.
Het werd 'Eindhoven, voorop in technologie'. Maar die is nu dus
verouderd.
Kort geleden zag het winkelend publiek de term design nog als
industriële producten die te vinden waren in fraai vormgegeven
winkeltjes waar werd gepronkt met bijzondere kurkentrekkers of
handdoekhaakjes. Dat ook de handdoekhaakjes van Blokker of V&D
worden ontworpen, werd simpelweg vergeten.
De industrie was zelf inmiddels teruggekeerd bij de term ontwerpen,
omdat het woord design aan zeggingskracht had verloren. Nu is
het dus terug in een heel nieuwe betekenis: de hele keten van
maken en ontwerpen van producten en diensten, van het eerste idee
tot het eindproduct. Zoiets. Dit kan zijn op het gebied van technologie,
interieur, internet, multimedia of industrie. Toch zijn nog altijd
geen twee ontwerpers te vinden die dezelfde definitie hanteren.
Dat de gemeente Eindhoven zich geroepen voelt om een design centrum
op te richten, is niet vreemd. In de stad is een uitgebreid netwerk
van scholen, bedrijven en instituten dat zich bezighoudt met ontwerpen
in de breedste zin van het woord. Partijen als de TU/e-faculteit
Industrial Design, Philips Design en Natlab (Philips Research),
Vormgeversoverleg Eindhoven, TNO Industrie, Syntens Eindhoven,
Design Academy Eindhoven, het European Design Center en het Stan
Ackermans Instituut maken de regio tot een, in Nederland uniek
knooppunt van design.
Goede toekomst
Mr.drs. Ben Donders, directeur van het Stan Ackermans Instituut,
ziet een goede toekomst voor een landelijk platform voor ontwerpers
in Eindhoven: "Wij juichen het idee zeker toe. Het kan de
status van Eindhoven als ontwerpstad opkrikken. Die status is
er al met Philips Design, de Design Academy en de TU/e die recent
is begonnen met een faculteit op het gebied van ontwerpen. Je
moet je sterke kanten profileren en met De Witte Dame als centrum
wordt hieraan gewerkt. Het Designcentrum maakt zichtbaar wat er
al gebeurt in de regio. Eindhoven heeft een aantal economische
motoren, maar je wilt er toch met een paar speerpunten uitspringen.
Daarnaast kan het centrum als ontmoetingsplaats voor ontwerpers,
voor het Stan Ackermans Instituut zeker, een meerwaarde hebben".
Het idee van Eindhoven als ontwerpstad is niet van vandaag. Volgens
Donders lijkt design iets van de laatste tijd, maar een aantal
mensen in de stad is hier al veel langer mee bezig. Ook de organisatoren
van de Dag van het Ontwerp maken zich al vier jaar sterk voor
extra aandacht voor het ontwerpen in de regio. Organisator Walter
van Hulst zei een jaar geleden al in Cursor: "We willen laten
zien dat er op het gebied van design veel is in Eindhoven. Het
is alleen versnipperd. Philips Design is echt een eigen wereldje.
De academie levert wel ontwerpers, maar veel van hen gaan naar
Rotterdam en Amsterdam. Wij zeggen: maak van Eindhoven een design-regio,
want daar passen technische jongens in, maar ook de creatieven".
Volgens hem is een goede samenwerking tussen die twee partijen
van groot belang. "Vroeger was het zo in Eindhoven: wij zijn
hier technisch en die creatieven, dat is een beetje raar volk.
Op de universiteit zag je die vooroordelen ook. TeMa en Bouwkunde,
dat zijn een beetje de socio's. En dat terwijl techneuten en ontwerpers
elkaar hard nodig hebben. Met de Dag van het Ontwerp zitten wij
op het kruispunt waar die partijen bij elkaar komen." En
nu stuurt dus ook de gemeente Eindhoven aan op die kruisbestuiving.
Werkgelegenheid
Theo Hurks, voorzitter van de Kamer van Koophandel van Oost-Brabant,
is vanaf het begin betrokken bij het plan. Hij hoopt dat Eindhoven
als designcentrum een duidelijk gezicht kan laten zien aan de
buitenwereld: "Voor Eindhoven is het goed om een designcentrum
te hebben. De stad kan zich hiermee profileren als centrum van
de maakindustrie. De betekenis voor de regio is groot. Een designcentrum
maakt naar buiten toe zichtbaar wat Zuidoost-Brabant te bieden
heeft. Het zou makkelijk zijn als hier bijvoorbeeld boten of vliegtuigen
worden gebouwd. Het product is dan een metafoor voor wat je doet.
Microprocessoren spreken bijvoorbeeld weinig tot de verbeelding.
Met de term design kun je je wél profileren".
Volgens Hurks is het economisch belang van design in de regio
groot. Er zijn zeshonderd bedrijven betrokken bij design die samen
goed zijn voor duizenden arbeidsplaatsen. Daarnaast zijn er nog
honderden actief in de zakelijke dienstverlening zoals interieur-
en ontwerp- bureaus.
Het Stan Ackermans Instituut van de TU/e verzorgt tien tweejarige
dagopleidingen tot Master of Technological Design, waarin studenten
worden geconfronteerd met de nieuwste ontwerpmethodologiën.
Ben Donders denkt dat het belang van ontwerpopleidingen in Eindhoven
nog kan worden vergroot. "Het Stan Ackermans Instituut op
de TU/e is een concentratie van ontwerpopleidingen. Samen met
de Design Academy en de faculteit Industrial Design heeft Eindhoven
landelijk een groot deel van de markt van ontwerpopleidingen in
handen. Veel meer dan Delft en Twente. Ondanks dat kijken we of
we nog meer opleidingen kunnen opzetten."
Internationaal
De faculteit Industrial Design is in een vroeg stadium gevraagd
mee te denken over de toekomst van design in Eindhoven. Prof.dr.ir.
Jeu Schouten, decaan van de faculteit Industrial Design, was toen
van de partij: "Ongeveer een jaar geleden heb ik meegepraat
tijdens een inventarisatie van aan welk design behoefte is in
Eindhoven. De functie van de regio is hierbij duidelijk. Het hart
van de maakindustrie ligt in Eindhoven. Een designcentrum in Zuidoost
Brabant kan daarom ook rekenen op ons enthousiasme".
Binnen het brede scala van ontwerpen hebben de verschillende disciplines
weinig met elkaar te maken. Wat kan een techneut nou leren van
een meubel-maker? Toch is het voor Schouten van belang dat ontwerpers
elkaar ontmoeten.
"Het is belangrijk dat ze op de hoogte zijn van wat de anderen
doen. Op het eerste gezicht hebben wij niet zoveel te maken met
bijvoorbeeld interieurbouwers. Toch is het goed als er een platform
is waar we elkaar ontmoeten. Er kunnen inspirerende gesprekken
plaatsvinden. Zelf kijken wij ook al hoe we ons netwerk nationaal
en internationaal kunnen uitbereiden. Zo hebben we contacten met
bijvoorbeeld het Royal College of Art in Londen. Door uitwisseling
van docenten kunnen we veel van elkaar leren".
"Omdat Industrial Design gedeeltelijk een virtuele faculteit
is, heeft de TU/e er baat bij als wij contacten onderhouden met
spelers in de wereld van design. Onze docenten en studenten zijn
niet alleen te vinden bij ID, maar ook bij de faculteiten TM,
Elektrotechniek, Informatica en Werktuigbouwkunde. Die doen er
dus allemaal hun voordeel mee"./.
Van links naar rechts: Peter Peeters van
de gemeente Eindhoven, wethouder Nico van der Spek en voorzitter
van de Kamer van Koophandel Theo Hurks.
|