/Voorpagina
/Nieuws
/Mensen
/Achtergrond
/Academie
/Onderzoek
/Opinie
/Reportage
/Bestuur
/Cultuur
/Studentenleven
/Ruis
/Harmpje
/Colofon
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/Faculteits Berichten
/Zoeken
/TUE
/ Cursor nummer 1 nummer 9

jaargang 42, 20 januari 2000


Bestuur

Untitled Document De opkomst van de

flexwetenschapper

Flexwetenschappers/Erik Hannema

Universiteiten maken in toenemende mate gebruik van zogenoemde ‘flexwetenschappers’, wetenschappers die voor korte tijd worden aangenomen. Deze assistenten in opleiding (AIO’s) en onderzoekers in opleiding (OIO’s) worden veelal aangenomen voor een periode van vier jaar om aan een onderzoek mee te werken. Ook de TUE heeft veel AIO’s, OIO’s en Postdocs in dienst. Maar niet iedereen is tevreden met de huidige situatie.

Het AIO- of OIO-schap kan vergeleken worden met een systeem als het leerlingwezen. Afgestudeerden wordt de tijd gegund om zich naast hun werkzaam-heden te bekwamen op hun vakgebied door hun doctoraat te behalen. Hierna krijgen de zogenoemde Postdocs na een intensieve selectie de kans om een onderzoeksproject uit te voeren. Daarna kunnen ze soms een vaste aanstelling krijgen.

Er zijn alleen al op de TUE circa vierhonderd AIO’s en tweehonderd TWAIO’s (ontwerpers in opleiding) werkzaam. Volgens vakbondsgedelegeerde Martin van Gessel zijn flexwetenschappers onmisbaar geworden voor iedere universiteit. “Zij verrichten het grootste deel van het wetenschappelijk onderzoek op de universiteiten en zijn breed inzetbaar. Feitelijk scoren de flexmedewerkers de punten voor de vaste staf.” Hoewel ze dus aangemerkt kunnen worden als volwaardige wetenschappelijke onderzoekers zijn de arbeidsvoorwaarden volgens Van Gessel verre van ideaal. AIO’s zijn ingedeeld in schaal tien van de salarisschaal maar worden met 55 procent gekort in vergelijking met werknemers met een vaste aanstelling en krijgen meer betaald naarmate ze langer in dienst zijn. Van Gessel: “Dat zijn scheve verhoudingen. Als je ze aanmerkt als volwaardige wetenschappelijk medewerkers, beloon ze daar dan ook naar. Daar pleiten wij als vakbond al jaren voor.”

Onderaan

Informaticus Martijn Klabbers is voorzitter van het AIOOE, het AIO-overleg Eindhoven. Sinds 1995 werkt hij als AIO aan de TUE aan een onderzoek over consumentengedrag. Hij is het eens met Van Gessel. “Ik vind onderzoek doen heel leuk, alleen het salaris is iets minder. Je doet feitelijk hetzelfde werk als iemand die in vaste dienst is, maar krijgt daar minder voor terug.” Wat Klabbers ook stoort is het imago van de AIO als manusje van alles. “Je wordt soms door je promotor, de initiator van het onderzoek waar je aan werkt, gevraagd om de raarste dingen te doen. Deze zaken hebben dan feitelijk niets met je onderzoek te maken. Als AIO sta je ook nog eens onderaan de wetenschappelijke ladder.” Drs. Joost van den Brekel, staflid P&O, bestrijdt dat flexwetenschappers niet genoeg worden gewaardeerd. “Een AIO maakt een eigen keuze voor een bepaalde baan en salaris. Tevens wordt het salaris naar mijn mening sterk gecompenseerd in de vorm van allerlei faciliteiten die de assistenten en onderzoekers in opleiding ter beschikking staan. AIO’s en OIO’s kunnen kiezen uit een breed spectrum van cursussen. Ook hebben ze een grotere vrijheid die zich vertaalt in nagenoeg geen verplichtingen op het gebied van onderwijs. Die verplichting hebben hoogleraren wel. Daarnaast kunnen ze natuurlijk promoveren waardoor ze zich bekwamen op een bepaald vakgebied.”

Wegwerponderzoeker

Een probleem voor de AIO’s en OIO’s die nu onderzoek verrichten aan de TUE is dat het hen vaak moeilijk afgaat een vaste plaats te verwerven. Helen de Hoop onderstreept dat. Volgens De Hoop, bestuurslid van het landelijk postdocplatform en bezig aan haar tweede postdocproject, worden flexwetenschappers te pas en te onpas ingezet door universiteiten. In een vorig jaar verschenen artikel in NRC Handelsblad zet zij haar ongenoegen uiteen. “Postdocs worden gezien als wegwerponderzoekers. Er is geen continuďteit. Je wordt postdoc, je blijft postdoc en daarna word je gedumpt en sta je voor een zwart gat. Dat is niet alleen frustrerend, zo verspil je wetenschappelijk talent.” Sinds de invoering van de tweefasen-structuur is het aantal promovendi fors gestegen. Jaarlijks beginnen er zo’n 1700 aan hun promotieonderzoek. Een deel van deze AIO’s en OIO’s gaat door als post-doctoraat onderzoeker. Ze krijgen enkele jaren de tijd om hun onderzoeksproject uit te voeren. Daarna kunnen ze in de regel vertrekken, op zoek naar een volgend postdocproject of misschien vinden ze wel die felbegeerde vaste aanstelling. De achtergronden, ambities en bevindingen van postdocs worden belicht in het in 1998 verschenen rapport ‘Werk-en loopbaan positie van postdocs’, opgesteld door Research voor Beleid in Leiden. Postdocs, zo blijkt uit het rapport, zijn zeer gemotiveerde onderzoekers die doelbewust kiezen voor de wetenschap. Salaris en secundaire arbeidsvoorwaarden spelen voor hen een ondergeschikte rol. Wat voor hen telt is de mogelijkheid om eigen ideeën na te volgen en zelfstandig als wetenschappelijk onderzoeker te functioneren. Daarvoor bestaat alle ruimte: driekwart van de werktijd gaat op aan onderzoek. Tevredenheid is er zowel over de intellectuele sfeer als over de sociale contacten met collega’s. Over het geheel genomen heeft 85 procent het uitdrukkelijk naar de zin. Deze cijfers komen overeen met de ervaringen van Van den Brekel, hij is het dan ook oneens met Helen de Hoop dat postdocs wegwerponderzoekers zijn. “Postdocs weten waar ze aan toe zijn. Ze weten dat ze na korte tijd weer moeten vertrekken.” Dat veel postdocs niet snel een vaste plaats verwerven aan een universiteit komt vaak door de huidige bezetting van de universiteiten. Van Gessel: “De huidige wetenschappelijke medewerkers aan universiteiten zitten vaak al tientallen jaren op hun post. Ik verwacht dat over vijf jaar zo’n dertig procent van het wetenschappelijk personeel zal afvloeien. Hun plekken zullen dan moeten worden ingenomen door een nieuwe generatie.” Maar of dat daadwerkelijk gebeurt, valt volgens Van Gessel nog te bezien. “Het is natuurlijk altijd koffiedik kijken. Je kunt tegenwoordig moeilijk vooruitkijken met alle fluctuaties op de markt. Maar ik ben weleens bang dat er een gat zal ontstaan.” Van den Brekel bestrijdt de woorden van Van Gessel. “Ik denk dat er genoeg jonge krachten rondlopen en aangetrokken kunnen worden die het gat kunnen opvullen, alhoewel de verleidingen groot zijn.”

Bedrijfsleven

De grootste aanzuiging voor AIO’s, OIO’s en Postdocs komt vanuit het bedrijfsleven. Met de huidige economie zitten bedrijven te springen om wetenschappelijk geschoold personeel. Van Gessel. “De vraag is er altijd al geweest, maar is de laatste tijd wel in hevigheid toegenomen. De salarissen die sommige bedrijven bieden zijn zo hoog dat universiteiten alles uit de kast moeten halen om wetenschappers te behouden.”

De strijd om flexwerkers is de laatste tijd dus in alle hevigheid losgebarsten. Bedrijven bieden zakken met geld, universiteiten bieden uitgebreide faciliteiten en de door veel studenten felbegeerde doctorsgraad. Van den Brekel: “De laatste vijf jaar zijn we begonnen met het aanbieden van verschillende cursussen voor AIO’s en OIO’s. Eén daarvan is het professional development program, waarin we mensen begeleiden op een carričre voor, tijdens en na de TUE, een soort van cursus carričreplanning dus. Het enthousiasme voor de cursus is groot. Momenteel hebben we zo’n tweehonderd AIO’s en TWAIO’s op cursus gehad, maar dat aantal groeit nog steeds. Daarnaast kunnen we ze naar mijn mening goede secundaire arbeidsvoorwaarden bieden.”

Van den Brekel en Van Gessel laten beiden niet na te vermelden dat de keuze tussen de wetenschap en het bedrijfsleven er een van het individu is en geen die zich laat vangen in koele cijfers en berekeningen./.














Website