/Voorpagina
/Nieuws
/Mensen
/Achtergrond
/Academie
/Onderzoek
/Opinie
/Reportage
/Bestuur
/Cultuur
/Studentenleven
/Ruis
/Harmpje
/Colofon
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/Faculteits Berichten
/Zoeken
/TUE
/ Cursor nummer 1 nummer 9

jaargang 42, 20 januari 2000


Onderzoek

Untitled Document Continu meetsysteem voor

pasgeborenen op intensive care

Meetsysteem bij neonaten/Brigit Span

Informatie krijgen over de gezondheid van te vroeg geboren baby’s is niet zo simpel als bij volwassenen. Ze kunnen niet zeggen hoe ze zich voelen en de lichaampjes zijn te kwetsbaar om vaak bloed af te nemen of veel lijnen met sensoren in te brengen. Dr. Wim de Jong ontwikkelde, samen met de TUE, een systeem waarmee uit de beperkte beschikbare dataset extra informatie wordt gehaald over de toestand van de jonge patiënten.

Op de Neonatale Intensive Care Unit (NICU) van het Sint Joseph ziekenhuis in Veldhoven worden zieke, pasgeboren baby’s behandeld en verzorgd. De meesten komen daar terecht omdat ze te vroeg zijn geboren (prematuren) en omdat ze ernstig ziek zijn. Bij te vroeg geboren baby’s functioneren meerdere organen vaak niet goed en verschillende functies hebben zich nog niet goed ontwikkeld, zoals hersenfuncties, de ademhaling en de regulatie van de lichaams-temperatuur.

Meer dan de helft van de te vroeg geboren kinderen moet kunstmatig worden beademd, in elk geval de eerste dagen. En de meesten hebben de stabiele temperatuur en vochtigheidsgraad van de couveuse nodig.

Het meten van de gegevens van de patiëntjes biedt veel handvatten om de behandeling op af te stemmen. Bij baby’s (neonaten) is het echter niet zo gemakkelijk informatie over de gezondheidstoestand te krijgen als bij volwassenen. Bij de laatsten kunnen gemakkelijker invasieve lijnen worden ingebracht in de (slag)aders of bijvoorbeeld de slokdarm en maag. Ook kan bij baby’s niet zo vaak en niet zo veel bloed worden afgenomen als bij volwassenen.

Als er meer informatie continu beschikbaar zou zijn van patiëntjes op de NICU, kan er sneller een diagnose worden gesteld en kan het effect van een behandeling beter worden gevolgd. Met deze gedachte in zijn achterhoofd begon Wim de Jong in 1993 aan zijn promotie-onderzoek.

Duizendpoot

De Jong volgde van 1991 tot 1994 de opleiding tot klinisch fysicus. Dit deed hij in een samenwerkingsverband tussen het Stan Ackermans Instituut van de TUE en het Sint Joseph ziekenhuis in Veldhoven. Sinds 1995 werkt hij als algemeen klinisch fysicus in het Elisabeth Ziekenhuis Tilburg. “Een klinisch fysicus geeft advies over een breed scala aan medische apparatuur in ziekenhuizen”, legt De Jong uit. “Dat kan zijn voor anesthesie, radiologie, dialyse of apparatuur die nodig is voor de bewaking en behandeling van neonaten. Eigenlijk ben je een soort duizendpoot in de organisatie, die overal iets vanaf moet weten als het gaat om (nieuwe) meettechnieken. De breedte van dit vak staat eigenlijk haaks op het promotiewerk. Normaal werk ik aan veel projecten tegelijk, nu ga je echt de diepte in.”

Vanuit het Sint Joseph ziekenhuis kwam de vraag van zijn promotor professor Pieter Wijn of hij wilde promoveren op dit onderwerp. Wijn is als klinisch fysicus werkzaam in het Sint Joseph en is als hoogleraar klinische fysica verbonden aan de TUE. Het Veldhovense ziekenhuis heeft als een van de weinige niet-academische ziekenhuizen een Neonatale Intensive Care Unit (NICU). Alleen Zwolle heeft ook een vergunning voor een NICU. “Het Sint Joseph behoort qua ambitie tot de top van de niet-academische ziekenhuizen en stimuleert daarom sterk klinisch toegepast wetenschappelijk onderzoek.” Met het onderzoek van De Jong is dat, op het gebied van neonatologie, in ieder geval gelukt. Samen met kinderarts-neonatoloog André Koolen en met hulp van verschillende studenten, afstudeerders en medewerkers van de TUE heeft hij een toepassing voor een meetsysteem ontwikkeld voor de NICU. Dit zogenoemde PhyDAS systeem meet en interpreteert alle signalen bij baby’s op de NICU continu. PhyDAS staat voor Physics Data Acquisition System. “Het is in feite een grote kast waarin data-acquisitieapparatuur en computerkracht verenigd zijn. De basis bestond al en is modulair van opbouw en gemakkelijk te configureren. Nu is het systeem geschikt voor veertien couveuses, maar dat is uit te breiden door extra borden in de kast te zetten.” Een ander voordeel is dat het systeem real-time analyses op binnenkomende signalen kan uitvoeren. “Basisbewerkingen kunnen we doen meteen als de informatie binnenkomt. De bewerkte signalen gaan het netwerk op, dus je hebt geen throughput van megabytes, maar slechts van kilobytes.”

De eerste jaren van de promotie heeft De Jong voornamelijk gebruikt om een goed meetsysteem te ontwikkelen. “Het unieke voor Veldhoven is dat er geen geneeskundige faculteit in de buurt was, maar een Technische Universiteit, namelijk de TUE. Daarom hebben we ons op de technische kant gericht en een meetsysteem ontwikkeld.” Het configureren van dit systeem, dat is ontwikkeld binnen de faculteit Natuurkunde en dat bij vele meetopstellingen wordt gebruikt, was het belangrijkste deel toen De Jong twaio was aan het Stan Ackermans Instituut. “Op het moment van afronden was het mogelijk om van een willekeurige patiënt alle signalen te kunnen registreren en bewerken.”

Pc op karretje

Het PhyDAS-systeem is nieuw in de ziekenhuiswereld. “Als er bewakingscurves of andere gegevens moesten worden ingelezen en geanalyseerd, moest er een pc op een karretje naar de couveuse worden gereden. Dit moest worden aangesloten op de bewaking zodat de gewenste gegevens konden worden gemeten. Daarna moest het karretje weer terug naar de meetruimte om de data te analyseren. Het unieke van PhyDAS is dat het geen inbreuk maakt op de zorg in de NICU. Je merkt er eigenlijk niets van. Het systeem registreert constant alle gegevens, zonder dat er iets extra’s hoeft te worden gedaan. En dat kan van alle patiënten tegelijk. Alle baby’s op de NICU zijn gekoppeld aan de bewaking, al die info komt nu zonder moeite binnen. De data wordt verwerkt en die gaat rechtstreeks het netwerk op, zodat iedereen die daartoe bevoegd is met de eigen pc de informatie op kan halen. De patiënten worden niet lastig gevallen hiervoor.”

De signalen die PhyDAS standaard registreert zijn het elektrocardiagram, dat de hartactiviteit meet, het respirogram, dat de ademhaling registreert en de pulse oximetrie. De laatste meet de hoeveelheid zuurstof in het bloed dat vanuit het hart naar de organen en de rest van het lichaam gaat. Extra informatie, bijvoor-beeld als er een infuus is ingebracht of als de baby aan de beademing ligt, kan aan PhyDAS worden gekoppeld. “Het opzetten van een dergelijk uitgebreid meetsysteem is nodig, omdat je van die kinderen al zo weinig te weten kunt komen”, zegt De Jong. “Baby’s zijn zoveel kwetsbaarder dan volwassenen. Je kunt er niet zoveel lijnen in stoppen. Bij volwassenen kunnen lijnen worden ingebracht in zowel de pols, als via de lies tot voor en achter het hart en in de slokdarm. Bij baby’s moet je het invasief (door de huid) inbrengen zoveel mogelijk beperken.” De helft van de patiënten op de de NICU heeft wel een invasieve lijn in de polsslagader. “Daar wordt periodiek bloed afgenomen en continu de bloeddruk gemeten. De continu gemeten bloeddruk geeft veel meer informatie dan de met een manchet gemeten bloeddruk. In het proefschrift wordt uitgebreid aandacht besteed aan de extra informatie die de bloeddruk kan leveren.”

Op de omslag van zijn proefschrift, staat een foto van een baby met een veel te grote luier die in een couveuse vol met slangetjes en plakkers ligt. “Helemaal volgeplakt en volgehangen. Aandoenlijk, maar niet zielig”, vindt De Jong, zelf vader van twee kinderen. “Je went aan het beeld van ernstig zieke baby’s en dat ze heel klein en licht zijn. Een normale baby weegt al gauw 3600 gram, terwijl prematuren doorgaans maar 600 tot 1500 gram wegen. Ik heb er wel van geleerd dat elk kind uniek is en zich op eigen wijze (eigenwijs) ontwikkelt. Een kind verandert je leven. Hoe verstrekkend dat is, realiseer je je pas als je ze zelf krijgt.”/.














Website