/Voorpagina
/Nieuws
/Mensen
/Achtergrond
/Academie
/Onderzoek
/Opinie
/Reportage
/Bestuur
/Cultuur
/Studentenleven
/Ruis
/Harmpje
/Colofon
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/Faculteits Berichten
/Zoeken
/TUE
/ Cursor nummer 1 nummer 9

jaargang 42, 20 januari 2000


Opinie

Untitled Document Cursief

Als het aan professor Elzinga ligt, wordt het weer spannend in de gemeentelijke politiek. Deze week presenteerde de Staatscommissie dualisme en lokale democratie, waarvan hij voorzitter is, een lijvig rapport van meer dan 600 pagina’s over het binnenlandse bestuur. In de Tweede Kamer lijkt er na de eerste peilingen volgens de NRC van gisteren brede steun te bestaan voor de plannen uit het rapport. Elzinga stelt onder andere voor om bij de lokale democratie de verantwoordelijkheden van gemeenteraad en B & W te ontvlechten. B &W moet regeren, de raad moet controleren, zo luidt zijn visie kort samengevat. Wethouders zouden dan geen lid van de gemeenteraad moeten zijn, stelt de commissie. De burgemeester moet gekozen worden, waarbij de commissie een aantal varianten voor ogen staat.

Het is allemaal dringend nodig, want de lokale democratie verkeert in een crisis. Overigens niet alleen de lokale. Minister Peper voorziet in de komende jaren wel meer rumoer rondom bestuurlijke vernieuwing op alle niveaus, zo bleek uit het tijdschrift Binnenlands Bestuur, waar hij repte van de ‘be-

stuurlijke menopauze’ van Nederland. Op lokaal niveau zijn er in ieder geval nu concrete voorstellen tot verandering. De burgemeester mag in de regel bij de gewone burger nog wel bekend zijn, maar met wethouders wordt het al minder, om over de raadsleden maar te zwijgen. De tanende belangstelling van de burger voor zijn democratische rechten zakt langzaam aan weg naar een bedenkelijk niveau, en dat komt tot uitdrukking in de uitzonderlijk lage opkomst bij verkiezingen, en bij het vinden van kandidaten voor posities van gemeenteraadsleden.

Wie naar de bestuurlijke politiek van universiteiten kijkt, zal makkelijk parallellen kunnen trekken. Vroeger leken universiteitsbestuur en gemeentelijk bestuur wel op elkaar. Met de invoering van de MUB is gebeurd wat Elzinga nu voor-stelt: ontvlechting van verantwoordelijkheden. Het CvB bestuurt, de raad controleert. Vroeger liep dat meer door elkaar. De door Elzinga in de gemeentepolitiek zo gewenste spanning is daarmee nog niet teruggekomen. Daarmee komt tevens de zwakke plek van het plan van Elzinga boven water: het is vooral de bestuurscultuur die moet wijzigen, niet de structuur. Maar alle beetjes helpen natuurlijk. Misschien kunnen we bij de TUE goede ideeën halen uit het rapport van Elzinga om hier op de campus weer wat meer leven te brengen in de belangstelling van studenten en medewerkers voor het bestuur. Wat dacht u, om te beginnen, van een raadgevend referendum onder de TUE’ers over belangrijke beslissingen?

Fred Gaasendam

Untitled Document Cursief

Binnenkort wordt duidelijk of Installatietechniek de status van zelfstandige opleiding terugkrijgt. Voor het zover is, heeft er veel water door de zee moeten stromen. Héél veel water. Installatietechniek heeft in haar korte en roerige bestaan twee, nu dus bijna drie, statuswisselingen en twee naamsveranderingen voor haar kiezen gekregen.

Installatietechniek begon als afstudeerdifferentiatie in de vorm van een vrij doctoraal programma bij de faculteit Bouwkunde. Na de invoering van de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek werden alle vrij-doctoraalprogramma’s automatisch omgezet in zelfstandige opleidingen. De opleiding bleef wel vierjarig.

De opleiding, en daarmee de studenten, heeft het zwaar te verduren gehad. Hoewel inmiddels een veertigtal studenten de opleiding Installatietechniek volgt, kwam dit amper of niet tot uitdrukking in de verslaglegging van de universiteit. De meeste studenten bleven ingeschreven bij Bouwkunde of Werktuigbouwkunde. Volgens het jaarverslag over 1997 heeft Installatietechniek van 1993 tot 1997 nooit meer dan twee ingeschrevenen gehad, wat natuurlijk geen goede onderhandelingsbasis vormt.

Eind ’96 werd de eerste docent aangesteld. In ’98 volgde een tweede. Beide docenten vertrokken in de zomer van ’98 weer. Een van de redenen van hun vertrek was de ‘toenemende onzekerheid over de toekomst van de opleiding Installatietechniek’, zo bleek vorig jaar uit onderzoek van een commissie van Installatietechniek-studenten. Uit dit onderzoek bleek tevens, wat in de wandelgangen allang bekend was, dat de acceptatie van de nieuwe opleiding soms stroef verliep bij de opleidingen Elektrotechniek, Bouwkunde en Werktuigbouwkunde. Het voelde volgens onbezoldigd leerstoelhouder prof.ir. Pierre Leijendeckers vaak alsof Installatietechniek niet serieus genomen werd.

In september 1996 verscheen het eindrapport van de VSNU-Werkgroep Opleidingsaanbod, beter bekend als de commissie Veldhuis. In dat rapport schreef de commissie dat het aantal opleidingen aan Nederlandse universiteiten drastisch teruggebracht moet worden teneinde meer transparantie te verkrijgen in het aanbod. Installatietechniek, zo oordeelt de commissie, zou in dat kader onderdeel moeten worden van Bouwkunde. In juni ’98 verscheen een eerste conceptversie over de herordening van het opleidingenaanbod. Installatietechniek verloor volgens dat concept haar zelfstandige status. Het CvB heeft zich, zo lijkt achteraf, nooit echt verzet tegen deze beslissing. Dat zou uitgelegd kunnen worden als een politiek handige zet. Door Installatietechniek deel te laten uit maken van Bouwkunde, kreeg Installatietechniek er immers een jaar bij. De nieuwe situatie gaat op 1 september dit jaar in.

Het is niet ondenkbaar dat Installatietechniek nooit echt op waarde geschat werd. Voor hoge instroomcijfers zorgde de opleiding op papier immers niet en wetenschappelijke eer is er met de zeer praktische opleiding vooralsnog niet te halen. Daar leek pas verandering in te komen toen de beroepsgroep zich vorig jaar begon te roeren. Er kwam een zware lobby op gang vanuit het ‘veld’ die de pas verworven wetenchappelijke erkenning van het vakgebied in gevaar zag komen. Tegelijkertijd kwam er steun uit onverwachte hoek. Installatietechniek kreeg een smak geld van het ministerie om een duaal traject op te zetten. Aan dat duale traject refereerde onderwijsminister Hermans nog even in de speech die hij bij de opening van het academisch jaar hield. Per abuis had hij het over de ‘opleiding’ installatietechniek, iets waar een aantal mensen in het publiek hem op dat moment erg dankbaar voor was.

Nu ligt er dus een verzoek tot hernieuwde erkenning van de – vijfjarige – opleiding Installatietechniek per 1 september 2001. In afwachting daarvan bestaat de opleiding nog even een jaartje als zelfstandige studierichting binnen de opleiding Bouwkunde onder de noemer Bouwkundige Installatietechniek. Pas daarna, áls het verzoek wordt ingewilligd, komt de opleiding eindelijk in een wat rustiger vaar-water.

Gertjan Harberink

Untitled Document De toekomst van de

notebooks

Met het oog op de nieuwe eeuw worden veel toekomstvragen gesteld. Zal op de TUE over 25 jaar de notebook een belangrijkere plaats innemen dan het klassikale onderwijs en docenten? En zullen de studenten misschien meer lessen thuis volgen dan op de universiteit?

Drs. Roel Blo

Universitair docent Informatica

Het is erg moelijk om zo’n periode te overzien. Hoelang bestaan wij nu eigenlijk als universiteit? Zo’n veertig jaar? Ik denk wel dat de methodes van lesgeven zullen veranderen, maar de studenten zullen wel nog steeds naar de universiteit komen. De interactie tussen studenten en docenten is toch heel belangrijk, ze moeten je wel horen praten. De computer kan dat niet vervangen. Dergelijke veranderingen zie ik de komende tien jaar nog niet gebeuren.

Prof. dr. Frans van Loo

Scheikundige Technologie

Klassikaal onderwijs zal altijd belangrijk blijven. De aard van het college en de instructies zullen wel veranderen, dat gebeurt bij Scheikundige Technologie nu al. Het gebruik van de laptop zal zeker toenemen en er zullen minder colleges zijn. Maar de docent zal altijd belangrijk blijven, hij moet de studenten re-enthousiasmeren. Hen duidelijk maken waarom het vak zo belangrijk is.

Ir. Leon Bakker

Universitair docent Technische Natuurkunde

Ik ben bang dat de academische vrijheid zal worden aangetast. Studenten zullen steeds minder tijd hebben voor niet-academische activiteiten. Universiteiten zullen bovendien steeds afhankelijker worden van geldschieters van buitenaf. De druk om te presteren wordt steeds groter. Mijn wens is dat al die dingen niet zullen gaan gebeuren.

Dr.ir. Erik Doevendans

Hoofd bouwkunde bureau onderzoek en onderwijs.

De modernisering van het onderwijs en het gebruik van de

notebooks brengen de behoefte aan onderwijs met een sociale dimensie met zich mee. Aan de ene kant heb je een technisch netwerk, maar dat creëert aan de ene kant de behoefte aan een sociaal netwerk. De interactie tussen studenten onderlingen en natuurlijk tussen studenten en docenten blijft essentieel.

Mathijs Cuijpers

Student en ESVB’er

Notebooks zijn wel een leuk projectje, maar ik betwijfel of die de toekomst van het onderwijs zijn. Nu zijn er bijvoorbeeld die nieuwe

notebooktassen die maar over één schouder gedragen kunnen worden. Op de lange termijn zal dat rugklachten veroorzaken. Het gebruik van notebooks leidt bovendien bij verkeerd gebruik tot RSI. Ik ben van mening dat colleges onmisbaar blijven. Ik had het vak TDO ook via Internet, maar men is dan toch geneigd om er wat minder voor te doen. Tijdens colleges kun je heel makkelijk vragen aan een docent stellen, als het vak via Internet gegeven wordt moet je zo’n man extra opzoeken en dat doe je niet zo snel.

Willy Makkes,

Secretaris studievereniging Gewis

Notebooks zullen wel iets belangrijker worden, denk ik. Maar computers kunnen toch nooit docenten vervangen. Docenten blijven heel belangrijk. Of studenten meer gaan thuis werken zou ik niet weten. Klassikaal onderwijs zal toch noodzakelijk blijven.

Ir. M. Keulers

Secretaris bibliotheekcommissie

Ik denk dat notebooks een steeds belangrijkere plaats zullen innemen. Maar docenten zijn toch onvervangbaar. Misschien dat er minder docenten komen. Getalenteerde docenten blijven echter ook heel belangrijk voor het voorbereiden van het werk op de notebook. Die begeleiding moet er zijn. Een notebook is een handig hulpmiddel, maar moet niet meer worden. Het lijkt me anders een heel eenzame opleiding worden, zonder sociaal contact. Voor een jonge student is een docent ook heel belangrijk, vanwege uitstraling en vanwege zaken als opvoeding en mentaliteit.

William Swanenburg

Student Wiskunde

Docenten zullen erg belangrijk blijven. Als ze aanspreekbaar zijn voor problemen in ieder geval. Anders zou ik ook gewoon thuis blijven. En dan samen met vrienden lessen volgen en studeren. Maar tegenwoordig kom ik iedere dag naar de universiteit, ook al heb ik geen college. Ik denk wel dat in de toekomst het onderwijs anders ingedeeld zal worden. Docenten zijn bijvoorbeeld een dag op de universiteit. Men kan ze dan aanspreken in geval van problemen, Maar via email loopt ook een groot deel. Niettemin blijft het contact tussen docent en leerling heel belangrijk.

Drs.Annemarie Moons

Medewerkster Studenten Service Centrum.

Wie weet welke technologieën er over 25 jaar zijn? Maar in principe kunnen notebooks de docenten zeker niet vervangen. Docenten kunnen in de toekomst wel meer een begeleidende rol krijgen in het werken met dergelijke apparatuur. Maar als studenten alleen nog thuis zouden werken, zou er eerder een soort Open Universiteit ontstaan. En dat is ook weer niet de bedoeling. Naar mijn idee blijven studenten het contact met docenten nodig hebben.














Website